[verdachte],
geboren te [geboortedag],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring in Doetinchem,
raadsvrouw: mr. W.D.M. de Boer, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 maart 2013 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 250/300 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] en/of [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- die [naam juwelier] is binnen gegaan en/of (vervolgens)
- in de richting van de toonbank en/of kassa is gelopen en/of gegaan en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] heeft (weg)geduwd en/of (vervolgens)
- dreigend) tegen die [benadeelde] heeft geroepen en/of geschreeuwd: "dit is een overval, moet ik je steken?" en/of "jij moet die kassa open maken", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of (vervolgens)
- nadat die [benadeelde] de kassa had geopend) een hoeveelheid (brief)geld uit die kassa heeft gepakt en/of weggenomen en/of (vervolgens)
- in het bezit van het geld) de winkel en/of[naam juwelier] heeft verlaten en/of (vervolgens)
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd en/of geroepen, althans medegedeeld geen gekke dingen te doen omdat hij, verdachte, hem anders zou steken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.
Artikel 310 Wetboek van Strafrecht
Artikel 312, eerste lid, Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 13 maart 2013 omstreeks 13:46 uur is bij de politie een melding binnengekomen van een overval op een juwelierszaak aan de[naam juwelier].
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte tenlastegelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte feitelijk met het mes geen geweld heeft gepleegd nu hij alleen met het mes heeft gedreigd. Verder is alleen sprake geweest van wat duw- en trekwerk. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangegeven geen reden te hebben te twijfelen aan de verklaring van verdachte dat hij € 180,00 heeft gestolen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De bewezenverklaring is gegrond op de aangifte van [benadeelde] van 13 maart 2013en de bekennende verklaring van verdachte. Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan. Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat geen geweld is gepleegd met het mes en dat alleen sprake is geweest van enig duw- en trekwerk, is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat verbaal gedreigd is met het gebruik van een mes (“steken”) alsmede dat het duw- en trekwerk dient te worden aangemerkt als het plegen van geweld te meer nu het in elk geval is aangewend om de diefstal te vergemakkelijken. Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet is betwist dat enig geldbedrag is weggenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 13 maart 2013 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorend aan [naam juwelier], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen
[benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
- die [naam juwelier] is binnen gegaan en
- in de richting van de toonbank en/of kassa is gelopen en
- die [benadeelde] heeft (weg)geduwd en
- dreigend) tegen die [benadeelde] heeft geroepen: "dit is een overval, moet ik je steken?" en/of "jij moet die kassa open maken", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en
- nadat die [benadeelde] de kassa had geopend een hoeveelheid (brief)geld uit die kassa heeft gepakt en
- in het bezit van het geld de winkel heeft verlaten en
- tegen die [benadeelde] heeft gezegd geen gekke dingen te doen omdat hij, verdachte, hem anders zou steken.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 2 mei 2013 een monodisciplinair rapport uitgebracht door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog.
Met de conclusie in dit rapport, dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd een opnameverplichting, een meldingsgebod, plaatsing in een instelling voor begeleid/beschermd wonen, ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod, zoals vermeld in het rapport van de reclassering van 21 juni 2013.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van 32 maanden en een proeftijd van 3 jaar buitenproportioneel zijn.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval waarbij hij het slachtoffer heeft bedreigd met het gebruik van een mes en waarbij verdachte (licht) fysiek geweld heeft gebruikt om bij de kassa te komen. Als gevolg hiervan heeft hij het slachtoffer schrik en schade heeft toegebracht, zoals ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Een gewapende overval kan tot langdurige en ingrijpende angstgevoelens leiden bij het directe slachtoffer en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft de overval gepleegd om aan geld te komen om zijn drugsverslaving te financieren en heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij op 1 februari 2013 en 1 maart 2013 is veroordeeld wegens vermogensdelicten. Die veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden kort daarna opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen voormeld psychologisch rapport waarin is vermeld dat verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een dysthyme stoornis heeft en dat hij afhankelijk is van alcohol en cocaïne. Dit heeft het gedrag van verdachte beïnvloed, nu hij tot grensoverschrijdend gedrag is gekomen om te voorzien in middelen. Het gepleegde feit is het gevolg van impulsiviteit, opportunisme en gerichtheid op directe bevrediging van behoeften. Volgens de psycholoog is verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Daarnaast is geconcludeerd dat recidive niet kan worden uitgesloten. Hierbij is van belang dat een terugval in het gebruik van middelen aannemelijk wordt geacht en sprake is van eerdere gewelddadige incidenten, problemen in het arbeidsverleden en kindertijd van verdachte, het ontbreken van een ondersteunend netwerk en blootstelling aan destabiliserende factoren na detentie. Geadviseerd wordt verdachte klinisch te laten behandelen bij een forensische verslavingskliniek, met aandacht voor psychiatrische en persoonlijkheidsproblematiek.
Door de reclassering is gerapporteerd op 21 juni 2013. In het rapport is vermeld dat verdachte sinds enige jaren bekend is met forse verslavingsproblematiek. Begeleiding en behandeling in een vrijwillig/ambulant kader hebben tot op heden niet tot het gewenste effect geleid. De reclassering acht het van belang dat verdachte in aansluiting op zijn hechtenis start met een opname binnen een forensische verslavingskliniek, met delictanalyse als een belangrijk onderdeel van de behandeling. Er is een indicatieadvies afgegeven voor de Piet Roordakliniek in Apeldoorn, die een positief plaatsingsbesluit heeft afgegeven. Verdachte komt in aanmerking voor een opname van ongeveer vijf maanden binnen locatie Apeldoorn (besloten kliniek), waarna hij ongeveer zes maanden binnen locatie Beneden-Leeuwen (open kliniek) zal verblijven. De klinische opname neemt gemiddeld elf maanden in beslag en duurt maximaal anderhalf jaar. Aansluitend zal hij worden geplaatst in een begeleide/beschermde woonvoorziening voor de duur van ongeveer één jaar. Nadelen van behandeling in Apeldoorn zijn de terugkeer van verdachte naar zijn oude woonomgeving en de plaatsing in een kliniek op relatief korte afstand van de winkel van het slachtoffer. Er bestaat echter geen geschikt alternatief voor een (besloten) forensische verslavingskliniek die aansluit op de problematiek van verdachte, aldus de reclassering.
De rechtbank heeft verder gelet op de LOVS oriëntatiepunten die voor een overval op een winkel met licht geweld/bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar noemen. Als strafverzwarende factoren merkt de rechtbank onder meer aan de aard van het geweld en bedreiging met geweld en de recidive.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Voor het opleggen van een proeftijd van 3 jaar ziet de rechtbank geen aanleiding. Mede gelet op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke proeftijd van twee jaar.
Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals die zijn opgenomen in het advies van de reclassering van 21 juni 2013, als na te melden, met uitzondering van het daarin genoemde contact- en locatieverbod.
Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient ertoe verdachte er van te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen en om te borgen dat verdachte langdurig (deels klinisch, in de Piet Roordkliniek dan wel een vergelijkbare kliniek of instelling) behandeld wordt voor zijn problematiek zodat recidive wordt voorkomen. Nu de overval niet op de specifieke, individuele, persoon van dit slachtoffer gericht was en gelet op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf ziet de rechtbank geen (voldoende) aanleiding voor het opleggen van een ingrijpende (ook vanuit oogpunt van handhaving: complexe) maatregel als een contact- en locatieverbod .
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich met een vordering tot vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 1.250,00 gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Omdat verdachte op dit moment over onvoldoende middelen beschikt, wordt verzocht om betaling in termijnen.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2013. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat verdachte het bedrag in termijnen mag betalen, nu het verzoek daartoe onvoldoende specifiek is onderbouwd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren;
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden;
bepaalt, dat een
gedeeltevan de detentie, groot
12 (twaalf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jarende navolgende
algemene en bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
legt als
algemene voorwaardenop dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan
huisbezoeken daaronder begrepen;
legt als
bijzondere voorwaardenop dat de veroordeelde:
- zich in aansluiting op de detentie, op basis van de door NIFP-IFZ afgegeven of af te geven indicatiestelling, dient te laten opnemen binnen de Piet Roordakliniek, dan wel een vergelijkbare kliniek of instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van de Piet Roordakliniek, dan wel een vergelijkbare kliniek of instelling, zullen worden gegeven en waarbij de duur van het klinisch deel van de behandeling maximaal anderhalf jaar bedraagt;
- zich binnen twee werkdagen na plaatsing binnen de Piet Roordakliniek, dan wel een vergelijkbare kliniek of instelling, telefonisch dient te melden bij Tactus Verslavingsreclassering. Daarop dient hij zich gedurende door de verslavingsreclassering bepaalde perioden te blijven melden zo frequent als de verslavingsreclassering dat gedurende deze perioden nodig acht. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die de verslavingsreclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, ook als dit inhoudt dat hij voor tenminste vierentwintig uren per week zinvolle dagbesteding heeft;
- in aansluiting op de klinische opname binnen de Piet Roordakliniek, dan wel een vergelijkbare kliniek of instelling, zijn medewerking dient te verlenen aan de te zijner tijd geïndiceerde instelling voor begeleid/beschermd wonen. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de plaatsing door of namens de instelling zullen worden gegeven;
- in aansluiting op de klinische opname binnen de Piet Roordakliniek, dan wel een vergelijkbare kliniek of instelling, medewerking dient te verlenen aan de te zijner tijd geïndiceerde ambulante behandeling binnen de forensische verslavingszorg. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de behandelaars worden gegeven;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij[benadeelde], van een bedrag van
€ 1.250,00,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
benadeelde partij [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 22 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Welbergen, voorzitter, Van der Mei en O.E. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2013.