ECLI:NL:RBGEL:2013:1738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
2079918/13-57
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van CAO-bepalingen door werkgever met betrekking tot werkgelegenheidsdagen

In deze zaak vorderde de FNV Bondgenoten, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. Broos, dat de kantonrechter de besloten vennootschap [bedrijf 1], vertegenwoordigd door mr. A.C.G. Reezigt, zou gebieden om de mogelijkheid voor werknemers om werkgelegenheidsdagen in te leveren van het intranet te verwijderen. De FNV stelde dat [bedrijf 1] in strijd handelde met de CAO Motorvoertuigbedrijf door werknemers te verzoeken afstand te doen van hun werkgelegenheidsdagen. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen van FNV, vooral met betrekking tot de werkgelegenheidsdagen van 2013. De rechter bevestigde dat de CAO een minimum-CAO is en dat werknemers niet gedwongen kunnen worden afstand te doen van hun rechten. De rechter gebiedde [bedrijf 1] om de mogelijkheid tot afstand doen van werkgelegenheidsdagen te verwijderen en om werknemers te informeren dat deze dagen in 2013 moeten worden ingepland en genoten. Tevens werd [bedrijf 1] veroordeeld tot nakoming van artikel 59 van de CAO en tot betaling van proceskosten. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat FNV geen voldoende onderbouwing had gegeven voor de gestelde schade. De rechter legde dwangsommen op voor het niet naleven van de veroordelingen.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zaaknummer: 2079918/13-57
Zittingsplaats Apeldoorn
Grosse aan: mr. Broos
Afschrift aan: mr. Reezigt
verzonden d.d.
vonnis (ex art. 254 RV) van de kantonrechter d.d. 17 juli 2013
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.A.M. Broos,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde mr. A.C.G. Reezigt.
Partijen zullen hierna worden aangeduid met FNV en [bedrijf 1].

1.Procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
  • de dagvaarding in het kort geding d.d. 24 juni 2013
  • de brief van 28 juni 2013 de zijde van [bedrijf 1], met bijlagen,
  • de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 3 juli 2013, waarvan door de griffier aantekening is gehouden.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Vordering en verweer

2.1.
FNV vordert – samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, A. [bedrijf 1] zal gebieden de op intranet geboden mogelijkheid aan de werknemers om werkgelegenheidsdagen in te leveren te verwijderen en zich jegens haar OR en de medewerkers te onthouden van elke andere uitlating inhoudende dat een medewerker afstand kan doen van deze werkgelegenheidsdagen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5000,- per dag met een maximum van € 250.000,-,
B. [bedrijf 1] zal gebieden om elke werknemer per brief te informeren dat de werkgelegenheidsdagen in 2013 en 2014 dienen te worden ingepland en daadwerkelijk dienen te worden genoten en dat het derhalve niet mogelijk is om afstand van deze dagen te doen, dit met verzending van een afschrift van die brieven aan FNV, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5000,- per dag met een maximum van € 250.000,-,
C. [bedrijf 1] zal veroordelen tot nakoming van artikel 59 CAO, in die zin dat zij voor al haar werknemers de werkgelegenheidsdagen 2013 uiterlijk in de maand oktober 2013 inplant en dat zij voor al haar werknemers de werkgelegenheidsdagen van 2014 uiterlijk in de maand oktober van 2014 inplant, een en ander na betekening van dit vonnis met een dwangsom van € 5000,- per dag (vanaf oktober 2013 resp. 2014) met een maximum van € 250.000,-,
D. [bedrijf 1] zal veroordelen tot betaling van € 10.000,- aan FNV als voorschot op een schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2012,
E. [bedrijf 1] zal veroordelen in de proceskosten.
2.2
FNV legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [bedrijf 1] in strijd handelt met de in haar bedrijf toepasselijke CAO, de CAO Motorvoertuigbedrijf. [bedrijf 1] is autodealer en werkgever van circa 750 werknemers. Als lid van de werkgeversorganisatie BOVAG, die contractspartij is bij de CAO, is [bedrijf 1] rechtstreeks aan de CAO gebonden.
In artikel 59 CAO is bepaald: “
In de maand april 2013 wordt een eenmalige uitkering betaald van 1,5% of 3 werkgelegenheidsdagen (24 uur) toegekend. (…) De werkgelegenheidsdagen worden door de werkgever in het kalenderjaar 2013 ingepland en door de werknemer daadwerkelijk genoten. In de maand januari 2014 wordt een eenmalige uitkering betaald van 0,5% of 1 werkgelegenheidsdag (8 uur) toegekend. (…) De werkgelegenheidsdag wordt door de werkgever in het kalenderjaar 2014 uiterlijk in de maand oktober ingepland en door de werknemer daadwerkelijk genoten. (…)”.
[bedrijf 1] heeft haar medewerkers gevraagd af te zien van de werkgelegenheidsdagen. Via een link op het intranet van [bedrijf 1] kunnen medewerkers er voor kiezen afstand te doen van de werkgelegenheidsdagen. Artikel 12 Wet CAO bepaalt dat een beding tussen werkgever en werknemer dat in strijd is met de CAO nietig is. Dit is om te voorkomen dat een werknemer onder druk gezet wordt door de werkgever om akkoord te gaan met minder gunstige arbeidsvoorwaarden dan volgens de CAO vereist. Het verzoek op intranet is als een dergelijk nietig beding te beschouwen. [bedrijf 1] is door FNV hierop aangesproken, maar weigert te stoppen met het handelen in strijd met de CAO. Het is in de bedrijfstak bekend, waardoor deze kwestie een uitstraling heeft naar de hele sector. Het handelen van [bedrijf 1] is onrechtmatig jegens FNV. Het leidt ook tot schade, die bestaat uit verlies aan vertrouwen en prestige bij de leden van FNV, ondermijning van haar gezag, werfkracht- geloofwaardigheid- en imagoschade.
2.3.
[bedrijf 1] voert verweer tegen de vorderingen en concludeert tot afwijzing daarvan. Zij stelt dat geen sprake is van handelen in strijd met de CAO. [bedrijf 1] komt de CAO altijd na en sommige medewerkers krijgen zelfs meer dan waar ze volgens de CAO recht op hebben.
Al voor de totstandkoming van de huidige CAO - die in januari 2013 is gesloten, maar betrekking heeft met terugwerkende kracht op de periode oktober 2012-2014 - heeft [bedrijf 1] met de OR gesproken over de teruglopende omzet en de gevolgen van de economische crisis. In dat gesprek is vanuit de OR de suggestie gekomen om bij de werknemers te peilen of men bereid zou zijn voor 2013 geheel of deels af te zien van de aanspraken uit de CAO. De peiling leverde op dat een groot deel van het personeel daartoe bereid zou zijn. Het is een initiatief van de OR geweest, niet door [bedrijf 1] afgedwongen. [bedrijf 1] dwingt geen enkele medewerker om afstand te doen van de werkgelegenheidsdagen. Indien iemand er gebruik van wil maken, dan gebeurt dat.
Zelfs indien iemand eerst zou hebben aangegeven afstand te doen van de werkgelegenheidsdagen, maar zich later bedenkt, kan hij de dagen opnemen. De afspraak in de Cao over de werkgelegenheidsdagen kost [bedrijf 1] ruim € 400.000,-. In de huidige economische omstandigheden levert het prijsgeven van de werkgelegenheidsdagen een substantieel voordeel aan [bedrijf 1]. In het algemeen hebben mensen momenteel liever behoud van werk dan extra vrije dagen.
Het bieden van de mogelijkheid afstand te doen van het recht op de werkgelegenheidsdagen is geen nietig beding in de zin van artikel 12 CAO. Ook kan [bedrijf 1] niet gedwongen worden de personeelsleden die geen gebruik willen maken van hun dagen toch die dagen toe te kennen en te laten opnemen.
Dat FNV schade zou hebben geleden wordt betwist, evenals de hoogte van de gestelde schade. [bedrijf 1] betwist voorts dat sprake zou zijn van spoedeisend belang bij de vorderingen.

3.Beoordeling

3.1.
Het eerste discussiepunt van partijen is de vraag of sprake is van voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen van FNV.
Nu de procedure betrekking heeft op het al dan niet nakomen door [bedrijf 1] van een verplichting die in 2013 moet worden uitgevoerd, is voldoende aannemelijk dat een bodemprocedure niet zodanig tijdig tot een vonnis zal leiden dat daarop gewacht kan worden. In zoverre is sprake van spoedeisend belang. Voor wat betreft de vorderingen die de werkgelegenheidsdagen over 2014 betreffen kan dit niet gezegd worden. Voor dat deel van de vorderingen kan in een bodemprocedure tijdig uitsluitsel verkregen worden en zal de vordering worden afgewezen.
3.2.
De centrale discussie betreft de vraag of [bedrijf 1] haar medewerkers afstand mag laten doen van de werkgelegenheidsdagen.
Vast staat dat de CAO de inhoud heeft zoals door FNV weergegeven en dat [bedrijf 1], als lid van een van de contractspartijen bij die CAO, rechtstreeks aan de CAO gebonden is. FNV heeft gesteld dat bij het tot stand komen van de CAO rekening gehouden is met de verslechterende economische omstandigheden in de autobranche. Juist om de werkgevers tegemoet te komen is in de CAO de keuze gegeven voor het doen van een uitkering of het toekennen van werkgelegenheidsdagen. Om de werknemers er van te verzekeren dat het onderhandelingsresultaat hen daadwerkelijk zou toevallen is expliciet opgenomen dat, bij een keuze voor werkgelegenheidsdagen, deze concreet in 2013 respectievelijk 2014 genoten moeten worden, aldus - onweersproken - FNV.
3.3
In geschillen als het onderhavige dient te worden getoetst of het met grote mate van waarschijnlijkheid valt te voorzien dat de beslissing in een bodemprocedure in het voordeel van de eisende partij zal uitvallen. Dit is het geval. FNV stelt terecht dat een beding in de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer dat strijdig is met de CAO met nietigheid bedreigd wordt. Vast staat dat de CAO een minimum-CAO is, waarvan alleen ten gunste van de werknemer kan worden afgeweken. Dat het afzien van het opnemen van de werkgelegenheidsdagen ten gunste van de werknemers is, is door [bedrijf 1] niet bepleit en lijkt ook niet aannemelijk.
Dat de werknemers zich via een intranetpagina akkoord verklaren met het afzien van de dagen is in wezen gelijk te stellen met een beding in de arbeidsovereenkomst om af te zien.
Dit is niet in hun voordeel en dus nietig, ook als het om een voorwaardelijk afstand doen gaat en [bedrijf 1] de werknemers de gelegenheid geeft op hun aanvankelijke instemming terug te komen. Een nietig beding kan niet worden ‘geheeld’.
3.4.
Het verweer van [bedrijf 1] dat zij in het algemeen de CAO volgt en zelfs op onderdelen structureel aan werknemers meer toekent dan hetgeen waarop zij volgens de CAO aanspraak kunnen maken, kan haar niet baten. Volgens vaste rechtspraak blijft een beding nietig, ook al zou de nakoming van het beding in samenhang met de nakoming van andere bedingen uit de arbeidsovereenkomst er toe leiden dat per saldo (ruimschoots) het CAO-niveau wordt gehaald. Bij de beoordeling of een arbeidsovereenkomst ten voordele van de CAO afwijkt moet ieder beding in de arbeidsovereenkomst afzonderlijk worden getoetst. Elk beding moet minstens op het niveau van de cao komen. Het stond [bedrijf 1], of haar OR, dan ook niet vrij met voorstellen te komen naar de werknemers die een voor hen onvoordelig effect hebben. Indien de OR en/of individuele werknemers behoefte hebben aan een kostenbesparend gebaar naar de werkgever zal daarvoor een andere weg gezocht moeten worden.
3.5.
Niet in geding is dat FNV en [bedrijf 1] jegens elkaar gehouden zijn de bepalingen in de CAO te goeder trouw na te leven. FNV kan dan ook naleving daarvan voor de werknemers van [bedrijf 1] afdwingen. De vergelijking met de situatie waarop de uitspraak HR 19 december 1997, NJ 1998, 403, die door [bedrijf 1] is aangehaald, ziet, gaat niet op, nu het in die casus niet een nietig beding betrof, maar een onjuiste toepassing van de daar aan de orde zijnde CAO-bepaling. Nu het de werknemers niet vrij staat afstand te doen van de werkgelegenheidsdagen is het aannemelijk dat [bedrijf 1] wel in staat zal zijn hen deze dagen daadwerkelijk te laten opnemen. Een veroordeling daartoe kan dan ook worden uitgesproken. De gevorderde inplanning uiterlijk in de maand oktober kan echter niet worden toegewezen. Nu de CAO de ruimte geeft om de werkgelegenheidsdagen ergens in 2013 te laten genieten kunnen [bedrijf 1] en haar medewerkers niet worden verplicht dit uiterlijk in oktober 2013 te doen. Er kan aanleiding zijn om juist later in het jaar deze dagen te willen (laten) opnemen. Dit is aan [bedrijf 1]. Nu aannemelijk is dat [bedrijf 1] feitelijk in elk geval voor 1 december 2013 de werkgelegenheidsdagen zal moeten inplannen voor die werknemers die op dat moment hun dagen nog niet hebben opgenomen, zal bij de veroordeling daarvan worden uitgegaan.
3.6.
De vordering van FNV betreffende een voorschot op de schadevergoeding zal niet toegewezen worden. FNV heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat het gedrag van [bedrijf 1] voor haar tot schade leidt, maar heeft geen onderbouwing gegeven dat dit zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. [bedrijf 1] betwist dit en betwist overigens het causaal verband. Toewijzing van een schadevordering in een bodemprocedure is op basis van de huidige stellingen onvoldoende aannemelijk.
3.7.
De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd als na te melden. [bedrijf 1] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van FNV tot op heden worden begroot op € 112,00 vast recht, € 101,94 exploitkosten en € 400,00 salaris van de gemachtigde.

4.Beslissing

-bij wege van onmiddellijke voorziening-
De kantonrechter:
4.1.
gebiedt [bedrijf 1] de op haar intranet geboden mogelijkheid aan haar werknemers om de werkgelegenheidsdagen in te leveren van het intranet te verwijderen en zich jegens haar OR en haar werknemers te onthouden van andere uitlatingen inhoudende dat een werknemer afstand kan doen van de werkgelegenheidsdagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat [bedrijf 1] na betekening van dit vonnis nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,-,
4.2.
gebiedt [bedrijf 1] elke werknemer per brief te informeren dat de werkgelegenheidsdagen zoals opgenomen in artikel 59 CAO in 2013 dienen te worden ingepland en daadwerkelijk dienen te worden genoten en dat het derhalve niet mogelijk is van deze dagen afstand te doen, met verzending van een afschrift van deze brieven aan FNV, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat [bedrijf 1] na betekening van dit vonnis nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,-,
4.3.
veroordeelt [bedrijf 1] tot nakoming van artikel 59 van de CAO, in die zin dat zij voor al haar werknemers de werkgelegenheidsdagen van 2013 in 2013 inplant, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat [bedrijf 1] na betekening van dit vonnis na 1 december 2013 nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,-,
4.4.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten, die aan de zijde van FNV tot op heden worden begroot op € 112,00 vast recht, € 101,94 exploitkosten en € 400,00 salaris van de gemachtigde,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beslissing is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.