ECLI:NL:RBGEL:2013:1752

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
06/850214-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • Kleinrensink
  • Welbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksuele handelingen met minderjarigen onder zorg en waakzaamheid

Op 16 juli 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte uit Duiven, die beschuldigd werd van het verrichten van seksuele handelingen met twee jonge meisjes die aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van een van de slachtoffers in december 2011, waarna de verdachte op 16 januari 2012 werd aangehouden. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met beide meisjes, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud waren.

Tijdens de zitting op 2 juli 2013 heeft de verdachte bekend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met beide meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft erkend, waardoor de bewezenverklaring op basis van de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers kon plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de grenzen van zijn rol als volwassene heeft overschreden en daarmee de lichamelijke en emotionele integriteit van de slachtoffers heeft geschonden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uur. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €500,- te betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van behandeling en het houden aan aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de noodzaak van bescherming van kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850214-1206/850214-12
Uitspraak d.d.: 16 juli 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboortedag]
wonende te [adres]
Raadsman: mr. Vreeken, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2013.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 en 31 oktober 2009 te Duiven, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer1], [geboortedag],
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en/of
  • het met één of meer van zijn vingers en/of met zijn mond betasten van haar
borst(en),
terwijl die[slachtoffer1] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 en 31 oktober 2009 te Duiven, in ieder geval in Nederland,
met[slachtoffer2], geboortedatum [geboortedag],
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en/of
  • het met één of meer van zijn vingers en/of met zijn mond betasten van haar
borst(en),
terwijl die [slachtoffer2] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
In december 2011 heeft [slachtoffer3] aangifte gedaan van seksueel misbruik dat enkele jaren daarvoor zou hebben plaatsgevonden. Er is vervolgens een onderzoek gestart. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte op 16 januari 2012 is aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard nu verdachte daarover ter terechtzitting en tegenover de politie bekennende verklaringen heeft afgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op een tijdstip in maart 2009 te Duiven ontuchtige handelingen heeft gepleegd met[slachtoffer1], geboren op [geboortedag]. Deze handelingen hebben bestaan uit het met zijn vingers betasten van haar vagina en het met zijn vingers en zijn mond betasten van haar borsten. Ook heeft verdachte verklaard dat hij op een tijdstip in maart 2009 te Duiven ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer2], geboren op [geboortedag]. Deze handelingen hebben bestaan uit het met zijn vingers betasten van haar vagina en het met zijn vingers en zijn mond betasten van haar borsten. De handelingen met[slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben op dezelfde dag plaatsgevonden. Beide meisjes waren met medeverdachte [medeverdachte] naar zijn woning gekomen. [medeverdachte] was erbij aanwezig toen de ontuchtige handelingen plaatsvonden. Hij heeft tegen de meisjes gezegd dat zij dit geheim moesten houden.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op:
- het proces-verbaal van verhoor [2] van [slachtoffer1];
- het proces-verbaal van verhoor [3] van [slachtoffer2];
- het proces-verbaal van verhoor [4] [medeverdachte].
Aangezien verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op een tijdstip in de periode van 1 maart 2009 en 31 oktober 2009 te Duiven,
met [slachtoffer1], [geboortedag], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en
  • het met één of meer van zijn vingers en met zijn mond betasten van haar
borst(en),
terwijl die[slachtoffer1] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 1 maart 2009 en 31 oktober 2009 te Duiven, met[slachtoffer2]
, geboortedatum [geboortedag], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en
  • het met één of meer van zijn vingers en met zijn mond betasten van haar
borst(en),
terwijl die [slachtoffer2] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1
en 2 telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft daarbij als bijzondere voorwaarden voorgesteld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, dat verdachte zich zal houden aan de meldplicht, dat de reclassering ook door middel van mevrouw[psycholoog] toezicht op verdachte kan onderhouden, dat verdachte de bij[psycholoog] aangevangen behandeling zal voltooien en dat verdachte – indien nodig – eventueel een vervolgbehandeling zal ondergaan.
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie fors is, nu sprake is van een relatief lichte vorm van een zedenmisdrijf. Verdachte is bereid een voorwaardelijke gevangenisstraf te accepteren en is ook bereid een forse werkstraf te verrichten. Verdachte heeft zichzelf tot een behandeling verplicht om herhaling te voorkomen. Deze behoeft niet verplichtend opgelegd te worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft seksuele handelingen verricht met twee jonge meisjes die op dat moment aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd. Hij is meegegaan in de natuurlijke seksuele nieuwsgierigheid die zij hadden. De meisjes bevonden zich in een zeer kwetsbare fase van hun (seksuele) ontwikkeling. Er is sprake geweest van een uit de hand gelopen seksuele voorlichting. Verdachte heeft de grenzen die hij als volwassene naar een jeugdige in acht behoort in te nemen overschreden en daarmee de lichamelijke en emotionele integriteit van de slachtoffers geschonden. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte first offender is en in zijn voordeel is meegewogen dat hij het strafwaardige van zijn handelen al kort na het gebeurde heeft ingezien. Verdachte heeft zelf hulp gezocht en is thans vrijwillig onder behandeling.
Alles overwegende zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf aan verdachte opleggen.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt in overweging gegeven bij een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te stellen, onder meer dat verdachte behandeling dient te vervolgen. De rechtbank zal dit advies volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd en is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het gevorderde toewijsbaar is.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat het causaal verband tussen de door verdachte verrichte handelingen en de schade niet is komen vast te staan. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de vordering aanzienlijk gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Het is een ervaringsgegeven dat jeugdigen die worden geconfronteerd met ontucht, daar (in hun latere leven) schade van kunnen ondervinden. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de uitspraak waarnaar is verwezen ter onderbouwing van de vordering ziet op een andere situatie en een verdergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer inhield dan thans aan verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid begroten op € 500,-, nu ervan uit mag worden gegaan dat deze schade in ieder geval is geleden. De wettelijke rente zal worden toegewezen over dat bedrag met ingang van 31 oktober 2009.
Met betrekking tot de overigens gevorderde immateriële schade zal de benadeelde partij niet‑ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1
en 2 telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige
handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel zich voor de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;
 stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
1.
zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt. Veroordeelde dient zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis te melden bij de Reclassering Arnhem, telefoonnummer 026-3555333. Hierna moet veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden, zo frequent en zolang als de reclassering dit nodig acht;
  • de behandeling die hij is aangevangen bij mevrouw [psycholoog] (psychologe/psychotherapeute) zal voortzetten of - in overleg met de reclassering - bij een soortgelijke behandelaar zal voortzetten, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door mevrouw [psycholoog] of een soortgelijke behandelaar zullen worden gegeven.
 geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
180 (éénhonderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1], van € 500,-- (vijfhonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2009, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], een bedrag te betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2009, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Kleinrensink en Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
16 juli 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2011 175946, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 24 januari 2012.
2.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer1], pag. 73-92
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer2], pag. 97-108
4.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], pag. 128-139