1en 2 telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft daarbij als bijzondere voorwaarden voorgesteld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, dat verdachte zich zal houden aan de meldplicht, dat de reclassering ook door middel van mevrouw[psycholoog] toezicht op verdachte kan onderhouden, dat verdachte de bij[psycholoog] aangevangen behandeling zal voltooien en dat verdachte – indien nodig – eventueel een vervolgbehandeling zal ondergaan.
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie fors is, nu sprake is van een relatief lichte vorm van een zedenmisdrijf. Verdachte is bereid een voorwaardelijke gevangenisstraf te accepteren en is ook bereid een forse werkstraf te verrichten. Verdachte heeft zichzelf tot een behandeling verplicht om herhaling te voorkomen. Deze behoeft niet verplichtend opgelegd te worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft seksuele handelingen verricht met twee jonge meisjes die op dat moment aan zijn zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd. Hij is meegegaan in de natuurlijke seksuele nieuwsgierigheid die zij hadden. De meisjes bevonden zich in een zeer kwetsbare fase van hun (seksuele) ontwikkeling. Er is sprake geweest van een uit de hand gelopen seksuele voorlichting. Verdachte heeft de grenzen die hij als volwassene naar een jeugdige in acht behoort in te nemen overschreden en daarmee de lichamelijke en emotionele integriteit van de slachtoffers geschonden. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte first offender is en in zijn voordeel is meegewogen dat hij het strafwaardige van zijn handelen al kort na het gebeurde heeft ingezien. Verdachte heeft zelf hulp gezocht en is thans vrijwillig onder behandeling.
Alles overwegende zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf aan verdachte opleggen.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport wordt in overweging gegeven bij een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te stellen, onder meer dat verdachte behandeling dient te vervolgen. De rechtbank zal dit advies volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd en is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het gevorderde toewijsbaar is.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat het causaal verband tussen de door verdachte verrichte handelingen en de schade niet is komen vast te staan. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de vordering aanzienlijk gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Het is een ervaringsgegeven dat jeugdigen die worden geconfronteerd met ontucht, daar (in hun latere leven) schade van kunnen ondervinden. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de uitspraak waarnaar is verwezen ter onderbouwing van de vordering ziet op een andere situatie en een verdergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer inhield dan thans aan verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid begroten op € 500,-, nu ervan uit mag worden gegaan dat deze schade in ieder geval is geleden. De wettelijke rente zal worden toegewezen over dat bedrag met ingang van 31 oktober 2009.
Met betrekking tot de overigens gevorderde immateriële schade zal de benadeelde partij niet‑ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.