ECLI:NL:RBGEL:2013:1753

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
06/850215-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • Kleinrensink
  • Welbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplichtigheid aan ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 16 juli 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van een derde slachtoffer in december 2011, waarna een onderzoek werd gestart. De verdachte, die de moeder is van een van de slachtoffers, heeft tijdens de zitting verklaard dat haar toenmalige partner, de medeverdachte, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met beide meisjes, die op dat moment aan haar zorg waren toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door een passieve houding aan te nemen en niet in te grijpen, gelegenheid heeft verschaft voor deze handelingen. De rechtbank achtte de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar, wat meegewogen werd in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 500,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente, en bijzondere voorwaarden opgelegd voor de voorwaardelijke straf. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de verantwoordelijkheid van volwassenen in de zorg voor minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850215-1206/850215-12
Uitspraak d.d.: 16 juli 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedag],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juli 2013.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 en
31 oktober 2009 te Duiven, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer1], geboortedatum [geboortedag],
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en/of
  • het met één of meer van zijn vingers en/of met zijn mond betasten van haar
borst(en),
terwijl die [slachtoffer1] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
bij het plegen van welk feit verdachte behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk feit verdachte gelegenheid heeft verschaft, door een passieve houding aan te nemen ten aanzien van het seksueel contact dat die[medeverdachte] (in het bijzijn van verdachte) met die [slachtoffer1] had en/of dat seksueel contact toe te laten, althans niet in te grijpen waar ingrijpen wel
geboden was,
terwijl die [slachtoffer1] toen aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 en
31 oktober 2009 te Duiven, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer2], geboortedatum [geboortedag],
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en/of
  • het met één of meer van zijn vingers en/of met zijn mond betasten van haar
borst(en),
terwijl die [slachtoffer2] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
bij het plegen van welk feit verdachte behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk feit verdachte gelegenheid heeft verschaft,
door een passieve houding aan te nemen ten aanzien van het seksueel contact dat die[medeverdachte] (in het bijzijn van verdachte) met die [slachtoffer2] had, en/of dat seksueel contact toe te laten, althans niet in te grijpen waar ingrijpen wel geboden was,
terwijl die [slachtoffer2] toen aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd en verdachte, als moeder van die [slachtoffer2], een bijzondere zorgplicht ten opzichte van die [slachtoffer2] had;
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
In december 2011 heeft [slachtoffer3] aangifte gedaan van seksueel misbruik dat enkele jaren daarvoor zou hebben plaatsgevonden. Er is vervolgens een onderzoek gestart. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte op 16 januari 2012 is aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard nu verdachte daarover ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat haar toenmalige partner, [medeverdachte], op een tijdstip in maart 2009 te Duiven ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer1], geboren op [geboortedag]. Deze handelingen hebben bestaan uit het met de vingers betasten van haar vagina en het met de vingers en de mond betasten van haar borsten. Ook heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] op een tijdstip in maart 2009 te Duiven ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer2], geboren op [geboortedag], de dochter van verdachte. Deze handelingen hebben bestaan uit het met de vingers betasten van de vagina en het met de vingers en de mond betasten van haar borsten. De handelingen met [slachtoffer1] en [slachtoffer2] hebben op dezelfde dag plaatsgevonden. Zij is met de beide meisjes naar de woning van [medeverdachte] gegaan. Zij is erbij aanwezig geweest toen de ontuchtige handelingen plaatsvonden en heeft niet ingegrepen. Er is tegen de meisjes gezegd dat zij dit geheim moesten houden.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op:
- het proces-verbaal van verhoor [2] van [slachtoffer1];
- het proces-verbaal van verhoor [3] van [slachtoffer2];
- het proces-verbaal van verhoor [4] .
Aangezien verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
[medeverdachte] op een tijdstip in de periode van 1 maart 2009 en 31 oktober 2009 te Duiven,
met [slachtoffer1], geboortedatum [geboortedag],buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en
  • het met één of meer van zijn vingers en met zijn mond betasten van haar borst(en),
terwijl die [slachtoffer1] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, tot het plegen van welk feit verdachte gelegenheid heeft verschaft, door een passieve houding aan te nemen ten aanzien van het seksueel contact dat die[medeverdachte] in het bijzijn van verdachte met die [slachtoffer1] had en dat seksueel contact toe te laten, terwijl die [slachtoffer1] toen aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
2.
[medeverdachte] op een tijdstip in de periode van 1 maart 2009 en 31 oktober 2009 te Duiven,
met [slachtoffer2], geboortedatum [geboortedag], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
  • het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en
  • het met één of meer van zijn vingers en met zijn mond betasten van haar borst(en),
terwijl die [slachtoffer2] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
tot het plegen van welk feit verdachte gelegenheid heeft verschaft door een passieve houding aan te nemen ten aanzien van het seksueel contact dat die[medeverdachte] in het bijzijn van verdachte met die [slachtoffer2] had en dat seksueel contact toe te laten, terwijl die [slachtoffer2] toen aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd en verdachte, als moeder van die [slachtoffer2], een bijzondere zorgplicht ten opzichte van die [slachtoffer2] had;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
medeplichtigheid aan: met iemand beneden de leeftijd zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
2.
medeplichtigheid aan: met iemand beneden de leeftijd zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt op 15 januari 2013 door drs. [psycholoog], klinisch psycholoog.
De conclusie van het rapport is dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheid met afhankelijke trekken, die niet in formele zin als een persoonlijkheidsstoornis kan worden getypeerd. Vermoedelijk verkeerde verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in een mentale toestand die als “depersonalisatie” kan worden beschreven, terwijl de persoonlijkheidstrekken op de achtergrond aanwezig waren. Zij was daardoor bijna willoos, passief en kritiekloos getuige van de ontuchtige handelingen.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank is, gelet op het rapport en de indruk die zij ter terechtzitting van verdachte heeft gekregen, van oordeel dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 150 uur, subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 50 uur, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft daarbij de bijzondere voorwaarden voorgesteld dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, dat verdachte zich zal houden aan de meldplicht en dat verdachte de door de reclassering geadviseerde behandeling zal ondergaan.
De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Hij heeft daartoe een aantal omstandigheden aangevoerd, namelijk dat niet is voldaan aan de verhoorplicht minderjarigen, dat de feiten langer geleden zijn gebeurd, dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat verdachte op zich geen kwade bedoelingen heeft gehad en dat zij oprecht spijt heeft en op eigen initiatief met een behandeling is gestart.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachtes toenmalige partner heeft seksuele handelingen verricht met twee jonge meisjes die op dat moment aan hun beider zorg en waakzaamheid waren toevertrouwd, waarbij is meegegaan in de natuurlijke seksuele nieuwsgierigheid die de meisjes hadden. De meisjes bevonden zich in een zeer kwetsbare fase van hun seksuele ontwikkeling, namelijk de puberteit. Er is sprake geweest van een uit de hand gelopen seksuele voorlichting. Verdachte is daarbij aanwezig geweest, maar heeft niet ingegrepen om dit te voorkomen of dit een halt toe te roepen. Verdachte heeft de grenzen die zij als volwassene naar een jeugdige in acht behoort te nemen overschreden en daarmee de lichamelijke en emotionele integriteit van de slachtoffers geschonden. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte first offender is en in haar voordeel is meegewogen dat verdachte het strafwaardige van dit handelen al kort na het gebeurde heeft ingezien. Verdachte heeft zelf hulp gezocht en is thans vrijwillig onder behandeling. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal deze overnemen. Ook zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen en bij het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden stellen, onder meer dat verdachte behandeling dient te volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd en is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het gevorderde toewijsbaar is.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat het causaal verband tussen de door verdachte verrichte handelingen en de schade niet is komen vast te staan. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de vordering aanzienlijk gematigd dient te worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Het is een ervaringsgegeven dat jeugdigen die worden geconfronteerd met ontucht, daar (in hun latere leven) schade van kunnen ondervinden. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de uitspraak waarnaar is verwezen ter onderbouwing van de vordering ziet op een andere situatie en een verdergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer inhield dan thans aan verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid begroten op € 500,-, nu ervan uit mag worden gegaan dat deze schade in ieder geval is geleden. De wettelijke rente zal worden toegewezen over dat bedrag met ingang van 31 oktober 2009.
Met betrekking tot de overigens gevorderde immateriële schade zal de benadeelde partij niet‑ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 48, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1.
medeplichtigheid aan: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten
echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
2.
medeplichtigheid aan: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten
echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
150 (éénhonderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze straf, groot
50 (vijftig) uren,met een vervangende hechtenis van
25 (vijfentwintig) dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel zich voor de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;
 stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde:
1.
zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die haar zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt. Veroordeelde dient zich uiterlijk binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis te melden bij Reclassering Nederland, Houtwal 16d te Zutphen. Hierna moet veroordeelde zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden, zo frequent en zolang als de reclassering dit nodig acht;
  • zich ambulant zal laten behandelen bij een GGZ-instelling of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde zal zich dan ook houden aan de regels die door de behandelende instelling zullen worden gegeven.
 geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1], van € 500,-- (vijfhonderd euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2009, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], een bedrag te betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2009, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Kleinrensink en Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
16 juli 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2011 175946, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 24 januari 2012.
2.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer1], pag. 73-92
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer2], pag. 97-108
4.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], pag.109-117