ECLI:NL:RBGEL:2013:2114

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
06/950610-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Cremers
  • Kleinrensink
  • P. Prisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot 36 maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag en zware mishandeling

Op 2 augustus 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam voort uit een incident op 2 september 2012, waarbij de verdachte een jonge vrouw van haar fiets trok en haar vervolgens mishandelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouw met opzet zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van het slachtoffer, de letselbeschrijving en de verklaring van de verdachte zelf. De verdachte had na het incident wisselende verklaringen afgelegd, maar uiteindelijk een bekennende verklaring gegeven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, gezien het geweld dat hij had gebruikt en de ernst van de verwondingen die het slachtoffer had opgelopen. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding na zijn vrijlating. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/950610-12
Uitspraak d.d. 2 augustus 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [HvB].
Raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 december 2012, 15 januari 2013, 9 april 2013, 18 juni 2013 en 19 juli 2013.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 september 2012 te Doetinchem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde] (terwijl zij op haar
rug op de grond lag en verdachte bovenop haar zat) haar keel heeft dicht
geknepen/gedrukt (gehouden) en/of een aantal maal (met kracht) met gebalde
vuist in/tegen haar gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 september 2012 te Doetinchem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [benadeelde] (terwijl zij op haar rug op de grond lag en verdachte
bovenop haar zat) haar keel heeft dicht geknepen/gedrukt (gehouden) en/of een
aantal maal (met kracht) met gebalde vuist in/tegen haar gezicht/hoofd heeft
geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 september 2012 te Doetinchem,
opzettelijk mishandelend [benadeelde] (terwijl zij op haar rug op de grond lag en
verdachte bovenop haar zat) haar keel heeft dicht geknepen/gedrukt (gehouden)
en/of een aantal maal (met kracht) met gebalde vuist in/tegen haar
gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
In de vroege ochtend van 2 september 2012 heeft een jonge vrouw aangifte gedaan van een poging tot doodslag die nacht door een onbekende dader. De aangeefster zegt na een avondje stappen plotseling van haar fiets getrokken te zijn, waarna de dader haar heeft geslagen en geprobeerd heeft haar te wurgen. De dader rende weg toen een passerende automobilist poolshoogte kwam nemen. Naar aanleiding van deze aangifte is de politie een opsporingsonderzoek gestart.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft in de eerste plaats vrijspraak bepleit voor de primair en subsidair tenlastegelegde feiten; hij heeft ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde feit een beroep op psychische overmacht gedaan en bepleit dat de verdachte ter zake van dat feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
In de tweede plaats heeft de raadsman bepleit dat ter zake de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten sprake is van vrijwillige terugtred en dat om die reden ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
De raadsman heeft tenslotte een beroep gedaan op psychische overmacht –met als gevolgd ontslag van alle rechtsvervolging- bepleit ter zake alle tenlastegelegde feiten.
De raadsman heeft een en ander verwoord zoals in de door hem overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verschillende verklaringen en bevindingen zijn hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven. [1]
Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij na een avondje uit op de fiets naar huis ging. [2] Op een gegeven moment reed zij op de Dennenweg in Doetinchem en zij zag vanuit haar ooghoeken dat iemand naast haar kwam fietsen. Plotseling trok die persoon haar van haar fiets. Dit deed de persoon door haar van achteren met zijn rechterarm om haar keel heen te grijpen. Aangeefster viel hierdoor naar achteren van haar fiets af. De persoon die haar vastgreep kwam ook ten val op zijn rug. De persoon stond direct op en pakte aangeefster met zijn arm nog om haar keel heen bij haar jas vast en sleurde haar richting de berm aan de andere kant van de weg. In de berm ging de persoon op haar zitten. Hij zat op zijn knieën met aan iedere kant van mijn lichaam een been. Met zijn linkerarm drukte hij haar keel dicht. Met zijn rechterhand sloeg hij haar met een enorme kracht en gebalde vuist op haar gezicht. Dit deed hij voortdurend achter elkaar. De aangeefster voelde een ontzettende stekende pijn. Aangeefster heeft verklaard dat zij dacht dat hij haar ging vermoorden. Ze schreeuwde het uit. Het lukte haar niet om zich te verweren. Aangeefster zag het zwart worden voor haar ogen en voelde dat haar lichaam slap werd. Het lukte haar op enig moment te roepen toen hij stopte met slaan en haar keel wat losser liet. De persoon hield vervolgens zijn hand voor haar mond en begon haar weer met zijn gebalde vuist in haar gezicht te slaan. Op een gegeven moment hoorde ze een andere persoon “Hey wat gebeurt daar” roepen. De persoon die op haar zat stopte direct en rende hard weg in de richting van de Acacialaan. [3]
Uit de letselbeschrijving volgt dat de forensisch arts bij aangeefster onder meer heeft vastgesteld dat de linkerzijde van het gezicht, van slaap tot op de kaak en het bovenste tweederde deel van het oor, de huid fors was gezwollen en blauwrood verkleurd, dat haar linkeroog niet geheel open kon, gezwollen was en blauwpaars was verkleurd. Voorts heeft de arts geconstateerd dat de huid rechts in de hals van aangeefster streepvormig rood gekleurd was. Centraal was een verticaal lopende bredere streep zichtbaar van 0,5 x 3 cm. De overige zichtbare rode strepen waren korter en smaller. De arts heeft geconcludeerd dat de beschreven letsels zeer wel passend zijn bij de toedracht zoals door aangeefster beschreven. [4]
De getuige [getuige 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 2 september 2013 rond 03.15 uur op de Dennenweg reed en dat hij zag dat in de berm twee personen lagen. Hij hoort de stem van een meisje gillen: “Help me, ik krijg klappen”. Hij zag vervolgens een man opstaan die direct wegrende. De getuige hielp vervolgens het meisje. [5] Een andere jongen zette de aldaar aangetroffen herenfiets op slot. [6] Op de fiets is een plaatje aangetroffen met daarop “[naam 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 2])” en een telefoonnummer. [7] Het aantreffen van dat telefoonnummer leidde tot het horen van de getuige [getuige 2], eigenaar van de [naam 2]. Deze getuige heeft tegenover de politie verklaard dat hij deze fiets herkende en wist dat hij die verkocht heeft aan een zwager van ene [betrokkene]. De getuige was in het bezit van het telefoonnummer van deze [betrokkene] en heeft dat doorgegeven aan de politie. [8] Uit nader onderzoek bleek dit telefoonnummer toe te behoren aan [betrokkene], woonachtig op het adres [adres]. Op dit adres stond ook ingeschreven [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Vervolgens is een pasfoto opgevraagd van genoemde [verdachte]. [9] Op grond van door de aangeefster en getuige [getuige 1] gegeven signalementen [10] van de dader heeft vervolgens de aanhouding van verdachte plaatsgevonden. [11]
Verdachte heeft vervolgens na wisselende verklaringen uiteindelijk een bekennende verklaring afgelegd tegenover de politie. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster van haar fiets heeft getrokken en dat ze beiden op straat vielen. Verdachte heeft aangeefster aan haar arm van de weg de berm in getrokken. [12] Volgens de verdachte heeft hij toen van aangeefster die op haar rug lag, haar keel dichtgeknepen. Verdachte drukte haar tegen de grond en ondertussen sloeg hij aangeefster. [13] Ter terechtzitting heeft de verdachte het volgende verklaard: “Ik weet dat er iets is gebeurd wat niet had mogen gebeuren. De meeste dingen zijn eigenlijk vlagen van wat ik me kan herinneren. Ik kan me herinneren dat ik eerst heb rondgefietst, want ik kon niet slapen. Ik wilde naar huis omdat ik moe werd. Ik kan mij herinneren dat ik richting de stad fietste. Het staat mij bij dat ik haar hoorde gillen in vlagen. Ik kan me herinneren dat ik bij zinnen ben gekomen en dat ik dacht: “Wat ben ik aan het doen?” Ik zat boven op haar maar wat ik aan het doen was dat is de vraag. Ik weet niet wat zij gilde, alleen dat zij gilde. Ik weet dat ik op enig moment ben weggerend naar de Acacialaan.” [14]
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [benadeelde], de letselbeschrijving en de verklaring van verdachte dat bewezen kan worden dat verdachte [benadeelde], terwijl ze op haar rug lag, met zijn handen de keel heeft dichtknepen en een aantal maal met zijn vuist en met kracht tegen haar hoofd heeft geslagen. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of dergelijk handelen kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag dan wel als een poging tot zware mishandeling of (eenvoudige) mishandeling.
In het geval van een poging tot doodslag is (in dit geval) voorwaardelijk opzet op de dood aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans hierop heeft aanvaard. Hierbij dient te worden opgemerkt dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het ‒ behoudens contra‑indicaties ‒ niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg willens en wetens heeft aanvaard.
Het behoeft geen nader betoog dat het met kracht en op zekere wijze dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel kan leiden tot de dood: een van de meest elementaire functies van het menselijk lichaam, de ademhaling, wordt daardoor geblokkeerd.
Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de kans op overlijden in dit geval aanmerkelijk was. Er ontbreekt daartoe voldoende feitelijke informatie met betrekking tot met name de duur en/of de intensiteit van het uitgeoefende geweld. Met name met betrekking tot de intensiteit heeft de rechtbank geconstateerd dat zich in het procesdossier een letselbeschrijving bevindt, waarin alleen het oppervlakkige letsel met betrekking tot de hals beschreven is. Het interne letsel, met andere woorden, is niet bekend. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij gegild heeft, wat impliceert dat de luchtweg kennelijk nog voor een deel vrij was. De verklaring van aangeefster en de letselbeschrijving in aanmerking nemend, kan de gedraging van verdachte ‒ te weten het dichtknijpen van de keel van aangeefster ‒ naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zozeer gericht te zijn geweest op de dood van de aangeefster, dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Gelet op het vorenstaande is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangever. Verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van het primair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft meermalen met kracht met gebalde vuist geslagen in het gezicht van de aangeefster. Het gezicht en met name de omgeving rond het oog en de slaap is een uiterst vitaal onderdeel van het lichaam. Aangeefster heeft daar ook daadwerkelijk aanzienlijke verwondingen opgelopen zoals blijkt uit de bij het dossier aanwezige foto's en de letselrapportage van de forensisch arts. Gezien het door verdachte op het vrijwel in weerloze toestand verkerende slachtoffer uitgeoefende geweld, acht de rechtbank de kans aanmerkelijk dat zijn gedragingen tot nog ernstiger letsel - en in juridische zin als zwaar letsel - hadden kunnen resulteren. Dat dit niet het geval is geweest, is niet van de wil van verdachte afhankelijk geweest. De rechtbank acht daarbij vooral relevant dat verdachte aangeefster bij herhaling in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen terwijl hij op dat moment het slachtoffer liggend op de grond in bedwang hield en hij tijdens dat geweld ook haar keel heeft dichtgeknepen waardoor haar verzet grotendeels werd gebroken en de kans op nog ernstiger letsel toenam. Uit de feitelijke omstandigheden en handelingen, zoals hierboven omschreven, kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 02 september 2012 te Doetinchem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [benadeelde] (terwijl zij op haar rug op de grond lag en verdachte
bovenop haar zat) haar keel heeft dicht geknepen/gedrukt (gehouden) en een
aantal maal met kracht met gebalde vuist tegen haar gezicht/hoofd heeft
geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit dat sprake was van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, aangezien het misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte van zichzelf schrok, stopte met slaan en besloot weg te gaan.
De officier van justitie is van mening dat verdachte geen geslaagd beroep kan doen op vrijwillige terugtred, omdat er sprake is van een voltooide poging: zijn handelingen hebben naar hun uiterlijke verschijningsvorm alle kenmerken van een poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling. Daar komt bij dat vast is komen te staan dat verdachte door de automobilist is overlopen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Bij de vraag of sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht is - voor zover bij de beoordeling van het verweer van belang - doorslaggevend of het niet-voltooien van de zware mishandeling afhankelijk is geweest van de wil van de verdachte dan wel door externe factoren is bepaald.
De rechtbank acht voor de beantwoording van deze vraag van belang de verklaringen van getuige [getuige 1], de aangeefster en verdachte. Tegenover de politie heeft [getuige 1] verklaard dat, op het moment dat hij stopte, hij een meisjesstem hoorde gillen: “Help me, ik krijg klappen”. De getuige zag vervolgens dat een man opstond en direct hard wegrende over de Dennenweg. De aangeefster heeft min of meer gelijkluidend verklaard als de getuige [getuige 1], immers heeft zij tegenover de politie verklaard dat zij op een gegeven moment een persoon in de verte hoorde zeggen: “Hey, wat gebeurt daar?”. Aangeefster heeft voorts verklaard dat de persoon die op haar zat direct stopte, opstond en hard wegrende. Dit alles was nadat zij niet had weten te voorkomen dat verdachte haar diverse malen in het gezicht stompte en nadat hij al haar keel had dichtgeknepen. [15] De verdachte tenslotte heeft verklaard dat hij is gestopt door het geschreeuw van het meisje. Letterlijk heeft de verdachte verklaard: “Toen ze heel hard schreeuwde dacht ik pas wat ben je aan het doen.”
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat verdachte heeft besloten het uitvoeren van het misdrijf te staken tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Daarbij spelen niet alleen de door het slachtoffer en de getuige [getuige 1] bedoelde omstandigheden een rol, maar ook de opmerking van verdachte dat het schreeuwen van het slachtoffer (ook een van buiten komende omstandigheid) hem tot het besluit bracht zijn gewelddadig handelen te staken en hij toen al grof geweld op het slachtoffer had toegepast. Het beroep wordt verworpen.
De raadsman heeft daarnaast, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen - een beroep gedaan op psychische overmacht.
Verdachte verkeerde volgens de raadsman in een zeer slechte gemoedstoestand. Hij leefde in onmin met zichzelf en baalde, aldus de raadsman, van wat hij tot nu toe van zijn leven heeft gemaakt. Er was sprake van een voor hem extreme en acute vorm van een stress-situatie, leidend tot paniek, angst en een dissociatieve reactie. Hij kon geen weerstand bieden aan wat er gebeurde, omdat hij niet eens wist wat er gebeurde.
De rechtbank overweegt hierover het navolgende.
Bij aanvaarding van een beroep op psychische overmacht moet het gaan om een drang waaraan verdachte geen weerstand kon bieden en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank stelt vast dat de raadsman argumenten met betrekking tot de psychische toestand naar voren heeft gebracht, waarin verdachte, gelet op de bevindingen in het psychiatrisch en psychologisch rapport reeds langere tijd verkeerde en van waaruit hij heeft gehandeld. Aldus is geen sprake geweest van een voor verdachtes doen ongewone psychische toestand. Daarbij blijkt uit het psychologisch onderzoek dat het onwaarschijnlijk wordt geacht dat voorafgaand aan het tenlastegelegde sprake is geweest van een dissociatieve toestand. Ook is er geen enkele aanwijzing voor de omstandigheid dat verdachte tot het bewezenverklaarde is overgegaan omdat hij juist op dat moment een extreme en acute vorm van stress, paniek of angst kreeg. De door de raadsman naar voren gebracht argumenten dienen in een breder verband eerder ter beantwoording van de vraag naar de mate van de toerekenbaarheid van verdachte dan tot de aanname van psychische overmacht. Het beroep van de raadsman op deze schulduitsluitingsgrond wordt gezien al het bovenstaande dan ook verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte primaire feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, zoals deze zijn verwoord in het reclasseringsrapport.
De raadsman heeft aangegeven dat een eventuele veroordeling geheel voorwaardelijk dient te zijn althans dat verdachte veroordeeld wordt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft aangeefster die na een avondje uit op weg was naar huis plotseling van haar fiets getrokken en zonder ook maar enige aanwijsbare reden afgetuigd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke mishandelingen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Ter terechtzitting heeft aangeefster deze ervaring verwoord door gebruik te maken van haar spreekrecht en onder meer aangegeven dat zij iedere dag moet leven met angst, woede en verdriet waarvan zij nu niet weet of dat ooit overgaat en dat zij iedere dag beseft dat haar leven niet meer is zoals het was en zij niet meer is, zoals ze was. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij deze gevoelens veroorzaakt heeft.
Voor wat betreft de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op:
-  twee de verdachte betreffende reclasseringsadviezen van 17 december 2012 en 12 juni 2013;
  • een de verdachte betreffend pro justitia rapport van 10 december 2012 uitgebracht door [psychiater], psychiater;
  • een de verdachte betreffend pro justitia rapport van 16 december 2012 uitgebracht door [psycholoog], psycholoog;
Uit zowel de psychologische en psychiatrische onderzoeken volgt dat bij verdachte sprake is van een ernstige ontwikkelingsproblematiek in de vorm van PDD-NOS en ADHD. Uit het psychiatrisch rapport komt naar voren dat de PDD-NOS wordt gekenmerkt door een gebrekkig inlevingsvermogen, waardoor hij niet in staat is om zich goed in het slachtoffer in te leven en zich zorgen over haar geestelijke en lichamelijke toestand te maken. Aangezien de psychische problematiek van verdachte voor een deel zijn handelen heeft bepaald voor wat betreft de poging zware mishandeling is het advies verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Uit het psychologisch onderzoek komt naar voren dat het hele leven van verdachte gekenmerkt wordt door gedragsproblemen en hulpverleningstrajecten. Verdachte is nooit in staat geweest zelfstandig structuur in zijn leven aan te brengen. Hij heeft nauwelijks zicht op zijn beperkingen waardoor hij telkens teleurgesteld en gefrustreerd raakt. De periode voorafgaand aan het delict lijkt verdachte meer last te hebben van de confrontatie met het feit dat hij zijn leven niet kan vormgeven zoals hij zou willen. Het ontbreekt verdachte aan adequate copingvaardigheden wat zo nu en dan tot heftige woedeaanvallen kan leiden. De psycholoog stelt dat als het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, dit een zelfde soort woedeuitbarsting lijkt te zijn geweest waarbij verdachte overspoeld wordt door frustraties en onmachtig is deze op een adequate manier het hoofd te bieden. Geconcludeerd wordt tot een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Uit de psychologische en psychiatrische onderzoeken blijkt voorts dat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat als de gediagnosticeerde stoornissen onbehandeld blijven en verdachte geen intensief hulpverlenend kader om zich heen krijgt. Onder andere moet verdachte psycho-educatie krijgen over PDD-NOS, waarbij hij zijn eigen beperkingen zal moeten leren accepteren en de doorwerking ervan in zijn gedrag moet leren onderkennen. Daarnaast zal hij ook een sociale vaardigheidstraining voor mensen met een stoornis in het autisme spectrum moeten krijgen. Daarbij is behandeling nodig van zijn ADHD. Het advies is om te starten met een klinische behandeling en die ambulant voort te zetten. Gedacht wordt hierbij aan een gespecialiseerde (forensische) psychiatrische kliniek of afdeling, gericht op en met ervaring in de behandeling van mensen met stoornissen in het autistisch spectrum. Om de kans op een succesvolle behandeling te vergroten is het van belang dat verdachte op een zeker moment een stabiele woonomgeving en een stabiele daginvulling krijgt.
De rechtbank neemt de conclusies van deze rapporten over en volgt wat betreft de mate van toerekeningsvatbaarheid het advies van de psychiater om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren ten tijde van het plegen van de feiten.
De rechtbank is van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Tevens is zij van oordeel dat om het recidiverisico te beperken, het opleggen van een deels voorwaardelijke straf nodig is, opdat verdachte een klinische behandeling kan ondergaan in [instelling]. De rechtbank volgt daarbij de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal de proeftijd op een periode van 2 jaar bepalen.
De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in zijn eis om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook nog de maatregel van TBS op te leggen. Uit zowel het psychiatrisch als het psychologisch onderzoek blijkt dat een terbeschikkingstelling thans niet opportuun wordt geacht nu wat de psychische problematiek betreft een dergelijke interventie vooralsnog een te zware maatregel voor verdachte zal zijn; de rechtbank gaat ervan uit dat voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld voldoende effectief kunnen zijn als zij worden verbonden aan een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte enkele malen met justitie in aanraking is gekomen maar, zoals blijkt uit de justitële documentatie, niet tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.698,28 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering minus de kosten van de schoenen kan worden toegewezen.
De raadsman van verdachte heeft bepleit de vordering tot een hoogte van € 500,-- immateriële schade toe te wijzen en voor het overige af te wijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot hierna te melden bedrag, voor die schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de vordering, als in zoverre ongegrond worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

poging tot zware mishandeling

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
  • stelt als
1.
zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
1.
meewerkt aan een meldplicht en face-to-face afspraken met Tactus Reclassering;
2.
zich houdt aan de aanwijzingen van Tactus Reclassering;
3.
zich laat opnemen en behandelen in [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
4.
de begeleiding accepteert en zich actief opstelt in de behandeling die hem wordt aangeboden wordt door [instelling];
5.
in [instelling] zal verblijven en niet van woonadres zal veranderen zonder toestemming van de [instelling] en Tactus Reclassering;
6.
na zijn klinische behandeling meewerkt aan een opname in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, indien dit wordt voorgestaan door de behandelaren en Tactus Reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van het woontraject door of namens de instelling en Tactus Reclassering zullen worden gegeven en waarbij aanwijzingen gegeven zullen worden omtrent dagbesteding, financiën, middelengebruik en sociale contacten;
7.
meewerkt na zijn klinische behandeling aan een ambulant behandeltraject, indien dit geïndiceerd wordt door het behandelteam van [instelling] en Tactus Reclassering en zich daarbij zal houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar en Tactus Reclassering zullen worden gegeven;
8.
zijn medewerking verleent aan de medicamenteuze therapie die hem, indien nodig, wordt voorgeschreven door zijn behandelend arts/psychiater en deze medicatie zal hij zo nodig onder toezicht innemen;
9.
de regels en afspraken accepteert met betrekking tot verlof van [instelling] en de beschermde woonvorm waar hij mogelijk daarna verblijft;
10.
geen verdovende middelen zal gebruiken en geen alcohol zal drinken en in geval van (dreigende) terugval met alle betrokken instanties overleg zal volgen om eventuele consequenties af te stemmen en waarbij de controle op naleving van deze bijzondere voorwaarden zal worden ondersteund door middel van urinecontroles en blaasproeven;
11.
meewerkt aan deze controles op drugs- en alcoholgebruik, welke controles onderdeel uitmaken van de (terugvalpreventie-)behandeling;
12.
zijn medewerking te verlenen aan een time-out plaatsing als daar, naar het oordeel van Tactus, aanleiding toe zou zijn.
 beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit tot gedeeltelijke betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde] van een bedrag van
€ 1.643,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2012 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en
wijst het overige af;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] een bedrag
te betalen van € 1.643,38vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2012, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 26 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Kleinrensink, Prisse, in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2013.
mr. Prisse is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0642 2012120063, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, gesloten en ondertekend op 9 oktober 2012.
2.Proces-verbaal aangifte, pag. 18
3.Idem, pag. 19
4.Beoordeling letsel van GGD Gelre-IJssel, pag. 123/124
5.Proces-verbaal verhoor getuige, pag. 142
6.Proces-verbaal verhoor getuige, pag. 145
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 24
8.Proces-verbaal verhoor getuige, pag. 46/47
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 53
10.Proces-verbaal van verhoor, pag. 53/54 en 121/122
11.Proces-verbaal van aanhouding, pag. 82/83
12.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 216
13.Idem, pag. 217
14.Proces-verbaal ter terechtzitting van 19 juli 2013
15.Proces-verbaal van aangifte, pag. 119/120