ECLI:NL:RBGEL:2013:2148

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
06/850176-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling met letsel aan het slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats in de nacht van 18 op 19 november 2011 te Nunspeet, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadig voorval waarbij het slachtoffer, [benadeelde], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer meermalen hebben geschopt en geslagen terwijl hij op de grond lag, wat resulteerde in een gebroken jukbeen, gebroken neus en hersenschudding. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van inconsistenties in de getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de mishandeling, maar dat er geen bewijs was voor poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er opzet was op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en moest een schadevergoeding van € 1.881,37 betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 06/850176-12
Data zittingen : 2 november 2012, 7 mei 2013 en 23 juli 2013
Datum uitspraak : 6 augustus 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 november 2011 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht
  • die [benadeelde] (bij diens keel) heeft/hebben vastgepakt en/of
  • die [benadeelde] onderuit heeft/hebben geduwd/getrokken en/of
  • die [benadeelde], op de grond heeft/hebben geduwd/getrokken en/of
die [benadeelde], terwijl deze op de grond lag, (meermalen) in diens gezicht en/of
tegen/op diens hoofd heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS,
dat hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 november 2011 te Nunspeet tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht
  • die [benadeelde] (bij diens keel) heeft/hebben vastgepakt en/of
  • die [benadeelde] onderuit heeft/hebben geduwd/getrokken en/of
  • die [benadeelde] op de grond heeft/hebben geduwd/getrokken en/of
die [benadeelde], terwijl deze op de grond lag, (meermalen) in diens gezicht en/of
tegen/op diens hoofd heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS,
dat hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 november 2011 te Nunspeet met een ander of anderen, op of aan de openbare weg(en), Brinkersweg en/of Harderwijkerweg en/of de Stationslaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit het met kracht die [benadeelde] (bij diens keel) vastpakken en/of deze (vervolgens) onderuit duwen/trekken en/of deze op de grond duwen/trekken en/of die [benadeelde], terwijl deze op de grond lag, (meermalen) in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd schoppen en/of trappen en/of slaan, waarbij bij, verdachte, met dat opzet met kracht die [benadeelde], terwijl deze op de grond lag, (meermalen) in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen,
en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (gebroken jukbeen, gebroken neus, hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
ALTHANS,
dat hij in of omstreeks de nacht van 18 op 19 november 2011 te Nunspeet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk mishandelend [benadeelde] met kracht (bij diens keel) heeft/hebben vastgepakt en/of deze (vervolgens) onderuit heeft/hebben geduwd/getrokken en/of deze op de grond heeft/hebben geduwd/getrokken en/of die [benadeelde], terwijl deze op de grond lag, (meermalen) in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken jukbeen, gebroken neus, hersenschudding), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 23 juli 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.
Als benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen: [benadeelde].
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2A. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De verdediging heeft aangegeven het verweer van 7 mei 2013 te handhaven ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdediging is van mening dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is, gelet op het feit dat de belangen van verdachte dermate zijn geschaad dat van een eerlijke verdediging geen sprake meer zou zijn. De zaak had veel eerder op zitting aangebracht moeten worden, gelet op de ouderdom van die feiten. Ook zijn de getuigenverklaringen onbetrouwbaar, de getuigen zijn allemaal vrienden van aangever. Daar komt bij dat ze ruim de tijd hebben gehad om te overleggen. De camerabeelden hadden tijdig moeten worden opgevraagd en in het dossier gevoegd en de kleding van verdachte had op sporen onderzocht moeten worden. Ook had de raadsman pas na 1,5 jaar beschikking over het dossier, waardoor de verdediging niet tijdig in de gelegenheid gesteld is tot het doen van verzoeken tot nader onderzoek.
De rechtbank concludeert dat zij haar beslissing over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie onder verwijzing naar de overweging zoals opgenomen in het proces-verbaal van 7 mei 2013 handhaaft. Het verweer wordt dan ook verworpen.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 18 november 2011 ging aangever, [benadeelde], samen met drie vrienden (waaronder [getuige 1]) naar het centrum van Nunspeet, naar café [café 1]. [2] Tussen 23.00 en 00.00 uur kwamen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met zijn drieën in bovengenoemd café aan. [3]
Op enig moment werd [getuige 1] uit het café gezet. [4] Ook medeverdachte [medeverdachte 2] werd op enig moment door de eigenaar van café [café 2] buiten gezet. [5] Verdachte en [medeverdachte 1] gingen hierop eveneens naar buiten. [6] Tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en [getuige 1] ontstond een conflict, dat overging in een handgemeen. [7] [benadeelde] was inmiddels ook buiten het café gekomen, mengde zich in het handgemeen en hij werd op de grond geduwd door medeverdachte [medeverdachte 2]. [8] Terwijl [benadeelde] op de grond lag, werd hij in zijn gezicht getrapt. [9] Ten gevolge hiervan had [benadeelde] volgens de behandelend arts een hersenschudding. [10] Op 19 november 2011 werd [benadeelde] wederom onderzocht en werd er een zwelling bij het rechter oog geconstateerd alsmede drukpijn aan de rechterzijde van de oogkas, de neus bleek een afwijkende stand te hebben en [benadeelde] had een bloeding uit zijn rechter neusgat. Op 24 november 2011 bleek dat [benadeelde] een barst in zijn jukbeen had, maar dat het jukbeen niet verplaatst was. De zwelling was grotendeels afgenomen. [11] Blijkens de verklaring van een KNO arts, had [benadeelde] een niet te reponeren neusfractuur opgelopen. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Verschillende getuigen verklaren dat ze verdachte en de medeverdachten hebben zien trappen in het gezicht. Gelet op de manier van het toebrengen van het letsel kan niet anders dan aangenomen worden dan dat hierbij de aanmerkelijke kans op de dood is aanvaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde. De raadsman van verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat onvoldoende uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij het toebrengen van enig letsel. De getuigen leggen wisselende verklaringen af, de drie verdachten zijn consistent in hun verklaringen. Het letsel dat het slachtoffer had, kan zijn toegebracht door de ene klap van medeverdachte [medeverdachte 2]. De getuigenverklaringen zijn onvoldoende betrouwbaar, omdat de getuigen op grote afstand stonden en zij derhalve niet nauwkeurig genoeg waar konden nemen wat er gebeurde. Voorts zijn de getuigen vrienden van aangever, wat maakt dat ze meer in zijn voordeel verklaren en hun verklaringen op elkaar kunnen hebben afgestemd. Dit geldt temeer nu uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2012 naar voren komt dat de politie in de woning van aangever diens hele vriendengroep aantreft.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of verdachte een (wezenlijke) bijdrage heeft geleverd aan het toebrengen van enig letsel, overweegt de rechtbank als volgt.
Aangever verklaarde over drie personen, te weten verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Aangever verklaarde dat toen hij omstreeks 01:15 uur het café [café 1] verliet, hij buiten [medeverdachte 2], ene [medeverdachte 1] en [verdachte] zag staan. Hij zag dat [getuige 1] aangepakt werd door deze drie mannen. Toen zij in zijn richting kwamen werd hij door [medeverdachte 2] onderuit gehaald en kreeg hij vervolgens twee trappen in zijn gezicht. Hierna raakte hij buiten bewustzijn. [13]
Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 2] die ter hoogte stond van [café 1] en zag dat [verdachte] (rechtbank: verdachte), [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2] (rechtbank: [medeverdachte 2]) met zijn drieën tegen het hoofd van aangever schopten terwijl deze op de grond lag. [14] Getuige [getuige 3] bevond zich op de kruising van de Stationslaan met de Harderwijkerweg, op 20 meter afstand van de vechtpartij. Ook hij verklaarde over drie of vier jongens, waaronder medeverdachte [medeverdachte 1], die op iemand aan het intrappen waren. [15] Getuigen waarvan de verdediging zich openlijk heeft afgevraagd of zij precies gezien zouden kunnen hebben wie wat heeft gedaan, gelet op de grote afstand en alle omstandigheden van het geval, spreken over drie personen die het slachtoffer trapten. [16] Dit is naar het oordeel van de rechtbank iets dat ook vanaf een grotere afstand gezien kan worden. Daar komt bij dat verdachte zelf ook heeft verklaard dat ze met z’n drieën buiten waren. [17] Niet gebleken is dat op die locatie en op dat moment nog een andere persoon liggend op de grond door anderen werd geschopt.
Ten aanzien van de opmerking van de raadsman dat de getuigen in het voordeel van aangever zouden verklaren, overweegt de rechtbank dat niet zonder meer aangenomen kan worden dat deze getuigen hun verhaal op elkaar hebben afgestemd. Deze suggestie is ook niet onderbouwd. Het feit dat meerdere getuigen verklaren over de aanleiding en de rol van [getuige 1] hierin, maakt dat de rechtbank de verklaringen van de getuigen geloofwaardig acht en derhalve als bewijs gebruikt.
Gelet op vorenstaande, in combinatie met het letsel in het gezicht van het slachtoffer, maakt dat de rechtbank niet anders kan dan concluderen dat verdachte betrokken was bij het toebrengen van het letsel. Dit maakt dat de rechtbank uitgaat van het medeplegen van een strafbaar feit. Wie nu precies verantwoordelijk is voor welke trap doet niet ter zake, immers het gaat om het medeplegen van het feit inhoudende dat de verdachten samen alle bestanddelen van het delict vervullen. Het medeplegen van een feit veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten, hetgeen de rechtbank gelet op bovenstaande heeft aangenomen.
Hierdoor acht de rechtbank bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen [benadeelde] op de grond heeft geduwd en die [benadeelde] terwijl deze op de grond lag, (meermalen) tegen diens hoofd hebben geschopt en/of geslagen.
Ten aanzien van de vraag of hier sprake is van poging doodslag, overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring voor een poging doodslag moet er sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet, gericht op het overlijden van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. [18]
Bij de beantwoording van die vraag zijn onder meer van belang: de kracht waarmee is geschopt, de plaats waar het slachtoffer is geraakt, de duur van het schoppen en het soort schoeisel dat gedragen is bij het schoppen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat dit schoppen met dusdanige kracht en op een dusdanig risicovolle plek op het hoofd is gedaan dat er een aanmerkelijke kans aanwezig was dat zulks zou leiden tot de dood. Wel acht de rechtbank de kans aanmerkelijk dat door dergelijk handelen zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt. Het met geschoeide voet tegen iemands hoofd schoppen kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het veroorzaken van letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook heeft aanvaard.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht:
dat hij in de nacht van 18 op 19 november 2011 te Nunspeet tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met opzet met kracht
  • die [benadeelde] op de grond hebben geduwd en
  • die [benadeelde], terwijl deze op de grond lag, (meermalen) in diens gezicht en/of
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien het subsidiaire feit:
‘Medeplegen van poging tot zware mishandeling’
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een werkstraf op te leggen gelet op de onduidelijkheid ten aanzien van de rol van verdachte alsmede gelet op het rapport van de reclassering.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 april 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 29 oktober 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Terwijl aangever weerloos op de grond lag, hebben verdachte en de medeverdachten meermalen op hem ingetrapt. Aangever heeft hierdoor letsel in zijn gezicht gekregen. De omstandigheid dat aangever niet meer letsel heeft opgelopen is geenszins aan verdachte te danken. Het gevoel van veiligheid van aangever is door verdachtes toedoen in ernstige mate aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke mishandelingen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden.
Het gaat om een ernstig geweldsdelict dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit temeer nu het zich in het uitgaansgebied aan de openbare weg afspeelde en er meerdere personen hiervan getuige van zijn geweest.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank, meer dan de officier van justitie, het aanzienlijke tijdsverloop mee in de bepaling van de strafmaat. Ook het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten brengt mee dat de rechtbank geen andere straf passend acht dan een werkstraf van na te noemen duur.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.381,37, waarvan € 1.500,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] hoofdelijk toe te wijzen tot het bedrag van € 1.881,37 waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zevenendertig) dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen danwel niet ontvankelijk te verklaren. Dit primair vanwege de stelling van de verdediging dat verdachte moet worden vrijgesproken, subsidiair omdat de causaliteit tussen de bewijsbare gedragingen en het letsel zou ontbreken, meer subsidiair omdat de vordering te onduidelijk en te complex is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [benadeelde] tot een bedrag van € 881,37 aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De post gederfd inkomen is voldoende inzichtelijk en voldoende onderbouwd. Blijkens het strafdossier heeft de benadeelde partij aanzienlijk gebloed zodat aannemelijk is dat de kleding daarmee besmeurd is geraakt en daardoor onbruikbaar. Omtrent het causaal verband kan naar het oordeel van de rechtbank weinig twijfel bestaan. Dit onderdeel van het verweer is onvoldoende toegelicht.
Ten aanzien van de immateriële schade constateert de rechtbank dat er verwezen is naar twee verschillende uitspraken waarbij de in die zaken gevorderde bedragen bij elkaar zijn opgeteld. De rechtbank is van oordeel dat dit in deze zaak niet passend is. Gelet hierop zal de rechtbank het toewijsbare bedrag aan smartengeld in redelijkheid bepalen op € 1.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedings maatregel opleggen.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 19 november 2011.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdentwintig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
4 (vier) uren, zijnde 2 (twee) dagen hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover [verdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 1.881,37 (zegge éénduizendachthonderdeneenentachtig euro en zevenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 1.881,37 (zegge éénduizendachthonderdeneenentachtig euro en zevenendertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
  • Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere betalingsverplichting doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. G.L.M. Tomassen (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J. Barrau, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 augustus 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Noordwest Veluwe, Team Nunspeet, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0613 2011162978, gesloten op 26 januari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte p. 71 en 72 .
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], p. 131; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], p. 144; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 112.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 88; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 94
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4]; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 113;
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 juli 2013.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 juli 2013.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 juli 2013; proces-verbaal van aangifte p. 72; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 114; proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], p. 132.
9.Proces-verbaal van aangifte, p. 73; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 92; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], p. 98; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6], p.108-109.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 73.
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een medische verklaring van [arts 1], kaakchirurg, d.d. 17 januari 2012, p. 75.
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een medische verklaring van [arts 2], KNO arts, d.d. 16 januari 2012, p. 77.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 72-73.
14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 92.
15.Proces verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 106.
16.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 95; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], p. 98; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6], p. 108.
17.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 juli 2013.
18.HR 29 september 2009, LJN BI4736, NJ 2010/117.