ECLI:NL:RBGEL:2013:2420

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
2247186 EZ 13-125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van testamentair bewindvoerder en benoeming opvolger onder Antilliaans recht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de testamentair bewindvoerder, [naam 1], en de benoeming van verzoeker als opvolgend testamentair bewindvoerder. Het verzoek is ingediend op 19 juli 2013 en betreft de nalatenschap van [erflater], die op [datum] is overleden te Curaçao. De huidige testamentair bewindvoerder heeft ingestemd met zijn ontslag, maar de meerderjarige dochter van de erflater heeft geen akkoordverklaring overgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, aangezien de testamentair bewindvoerder in Nederland woont. De relatieve competentie is gebaseerd op de woonplaats van de testamentair bewindvoerder, die in Gelderland woont.

De kantonrechter heeft het wettelijk kader van het testamentair bewind besproken, waarbij het Nederlands Antiliaans recht van toepassing is verklaard. De rechter heeft vastgesteld dat het testament van erflater een regeling bevat voor de benoeming van een bewindvoerder. Aangezien verzoeker niet bevoegd is om het ontslag van de testamentair bewindvoerder te verzoeken, heeft de kantonrechter besloten niet over te gaan tot ambtshalve ontslag. De benoeming van een opvolgend bewindvoerder dient te geschieden volgens de bepalingen in het testament van erflater. De kantonrechter heeft uiteindelijk verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, wat betekent dat het verzoek tot ontslag en benoeming niet is ingewilligd.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de testamentaire bepalingen en de bevoegdheden van de betrokken partijen in het kader van testamentair bewind, evenals de toepassing van het relevante erfrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 2247186 EZ 13-125
beschikking van de kantonrechter d.d. 13 augustus 2013
inzake het verzoek dat op 19 juli 2013 is ingediend door:
[verzoeker],
wonende te[adres], [plaats],
hierna te noemen: verzoeker,

1.Het verzoek

1.1
Het verzoek strekt tot het ontslag van [naam 1], thans wonende te [plaats], geboren te [plaats] op[1975], als testamentair bewindvoerder in de nalatenschap van [erflater], geboren te [plaats] op [1957] en overleden te Curaçao op [2010] (hierna: erflater) en tevens tot benoeming
van verzoeker als opvolgend testamentair bewindvoerder.

2.De beoordeling

Het testamentair bewind
2.1
Het testamentair bewind in de nalatenschap van erflater is ingesteld in het belang van de erfgenamen, te weten zijn kinderen. Dat zijn[kind A] (geboren te [plaats] op [1994]), [kind B] (geboren te [plaats] op [1996])
en[kind C] (geboren te [plaats] op [1999]). In het testament van erflater is voorts het Nederlands Antiliaans recht van toepassing verklaard.
Uit de overgelegde stukken – de brief van 7 juli 2013 – blijkt voorts dat de huidige testamentair bewindvoerder instemt met zijn ontslag. In het verzoekschrift is als reden opgegeven dat hij zich niet langer in staat acht om de taak van testamentair bewindvoerder te vervullen. De moeder van de kinderen heeft hiermee ingestemd. Van de meerderjarige dochter van erflater is geen akkoordverklaring overgelegd.
Rechtsmacht Nederlandse rechter
2.2
De kantonrechter acht de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van onderhavig verzoek, nu de testamentair bewindvoerder hier te lande woonachtig is (zie het bepaalde in artikel 3 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv).
Relatieve competentie
2.3
De kantonrechter van de rechtbank Gelderland acht zich bevoegd om kennis te nemen
van het onderhavige verzoek, nu de relatieve competentie thans afhankelijk is van de
woonplaats van de testamentair bewindvoerder en hij woonachtig is in de provincie Gelderland (artikel 268, tweede zin, Rv in samenhang gelezen met artikel 1:12 lid 2 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW).
Wettelijke kader
2.4
In het testament van erflater is bepaald dat op de vererving van de nalatenschap het Nederlands Antiliaans recht van toepassing zal zijn. Het testamentair bewind is gebaseerd
op het bepaalde in artikel 1046 van het Burgerlijk Wetboek BES Boek 4.
In Curaçao is het erfrecht gewijzigd bij de landsverordening van 15 december 2011 tot vaststelling van Boek 4 en titel 7.3 van het Burgerlijk Wetboek Landsverordening erfrecht en schenking (hierna: BW-erfrecht). De artikelen 4:157 (benoeming bewindvoerder) respectievelijk 4:164 lid 2 (ontslag bewindvoerder) komen inhoudelijk overeen met hun Nederlandse tegenhanger in Boek 4 BW. Uit publicatieblad nummer 70 blijkt dat bij landsbesluit van 23 december 2011, nummer 11/5291, regelende de inwerkingtreding van de Landsverordening erfrecht en schenking, de hiervoor genoemde wetswijziging op
1 januari 2012 van kracht is geworden.
Omdat het testament van erflater onder het oude erfrecht is gemaakt en hij vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet is overleden, is het overgangsrecht van belang voor de vraag welk erfrecht (oud of nieuw) van toepassing is. Nu uit de toelichting op het overgangsrecht blijkt dat het testamentair bewind onder de oude wet summier is geregeld en leemten vertoont, is het logisch om toepassing te geven aan het nieuwe erfrecht, mede nu een bewind nog geruime tijd kan voortduren. Daarbij dienen de testamentaire bepalingen van erflater gerespecteerd te worden. Toepassing van het nieuwe erfrecht vindt dus plaats voor zover verenigbaar met het testament.
Ingevolge artikel 4:157 lid 1 BW-erfrecht wijst de rechter in eerste aanleg, indien de uiterste wil niet voorziet in de regeling der benoeming van een bewindvoerder, een of meer bewindvoerders aan op verzoek van de rechthebbende, en erfgenaam, legataris of andere belanghebbende dan wel van de executeur. De rechter in eerste aanleg vergewist zich van de bereidheid van de door hem te benoemen personen.
Ingevolge artikel 4:164 lid 1 sub e BW-erfrecht eindigt de hoedanigheid van de bewindvoerder door ontslag dat de rechter in eerste aanleg hem met ingang van een bepaalde dag verleent. Ingevolge artikel 4:164 lid 2 BW-erfrecht, voor zover nu van belang,
wordt de testamentair bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, van de rechthebbende, van iemand in wiens belang het bewind is ingesteld of van het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve.
In het Nederlandse BW dient voor de hierboven vermelde rechter in eerste aanleg
de kantonrechter te worden gelezen.
De inhoud van het testament
2.5
In het testament van erflater van 24 juli 2007 is, voor zover thans van belang,
het volgende bepaald over het door hem ingestelde bewind.
“Ik stel al hetgeen ieder van mijn afstammelingen – hierna (ieder) aangeduid met
“de rechthebbende” – uit mijn nalatenschap verkrijgt onder bewind als bedoeld in
artikel 1046 Burgerlijk Wetboek en maak ten aanzien van elk bewind, waarvoor steeds dezelfde bewindvoerder zal optreden, de navolgende bepalingen:
(…)
1. Defungeren bewindvoerder
De bewindvoerder defungeert in de volgende gevallen:
door zijn/haar dood, ondercuratelestelling, onderbewindstelling van een of meer van zijn/haar goederen als bedoeld in titel 19 boek 1 Burgerlijk Wetboek;
ontslag door de bevoegde rechter;
faillietverklaring, verlening van surséance van betaling of een schuldsanering.
Benoeming bewindvoerder en opvolger
Ik benoem tot bewindvoerder: de heer [naam 1], wonende te [plaats], [adres], geboren te [plaats], Nederland, op[1975], en ingeval van diens ontstentenis, defungeren of weigering deze bewindvoering te aanvaarden benoem ik in zijn plaats mevrouw [naam 2], wonende te [plaats], [adres], geboren te [plaats], Nederland, op
[1976]; en ingeval van haar ontstentenis, defungeren of weigering deze bewindvoering te aanvaarden benoem ik in haar plaats mevrouw [naam 3], voornoemd,”
Het oordeel van de kantonrechter
2.6
De kantonrechter acht toepassing van het nieuwe erfrecht niet onverenigbaar met het testament van erflater.
Uit voormeld artikel 4:164 lid 2 BW-erfrecht volgt voorts dat verzoeker niet bevoegd is om het ontslag te verzoeken van de testamentair bewindvoerder. Gelet op voormelde brief van de testamentair bewindvoerder van 7 juli 2013, zal de kantonrechter bezien of hij ambtshalve tot het ontslag van de testamentair bewindvoerder overgaat.
Op basis van de stukken leidt de kantonrechter af dat het verzoek strekt tot het ontslag van de testamentair bewindvoerder en tot benoeming van verzoeker als opvolgend testamentair bewindvoerder. In de eerste plaats stelt de kantonrechter vast dat verzoeker niet bevoegd is tot het doen van een verzoek tot benoeming van een door de kantonrechter te benoemen testamentair bewindvoerder en bovendien blijkt uit voormeld artikel 4:157 lid 1 BW-erfrecht dat de kantonrechter slechts die bevoegdheid toekomt op het moment dat de erflater in de uiterste wil niet heeft voorzien in een regeling tot benoeming van een bewindvoerder.
Uit het testament van erflater blijkt daarentegen dat hij daartoe een regeling heeft opgenomen. Indien de kantonrechter thans tot het ambtshalve ontslag overgaat van de testamentair bewindvoerder, dan geschiedt de benoeming van een opvolger krachtens het testament van erflater.
De kantonrechter gaat niet over tot het ambtshalve ontslag van de testamentair bewindvoerder. Indien de testamentair bewindvoerder zelf zijn ontslag verzoekt, wordt de opvolgend bewindvoerder benoemd krachtens het bepaalde in het testament van erflater.
Dat betekent dat eerst [naam 2] en, indien zij niet benoemd wenst te worden, vervolgens [naam 3] in beeld komen als opvolgend testamentair bewindvoerder.

3.De beslissing

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.A. Huidekoper, en in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.(sk)