Uitspraak
Rechtbank GELDERLAND
1.[verzoeker sub 1],2. [verzoekster sub 2],
1.Procesverloop
- het ter griffie binnengekomen verzoekschrift van 11 april 2013
- het ter griffie binnengekomen verweerschrift, tevens tegenverzoek van 4 juni 2013
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 12 juni 2013, waarvan door de griffier aantekening is gehouden
- de brieven van de gemachtigden van 19 juli 2013 waarin is aangegeven dat partijen niet nader tot elkaar zijn gekomen. Van de zijde van [verzoekers] is verzocht om een beslissing op het verzoekschrift.
2.De feiten
“
1. Iedere op-, aan- of onderbouw zonder toestemming van de vergadering is verboden.2. Het aanbrengen aan de buitenzijde van naamborden, reclame-aanduidingen, uithangborden, zonneschermen, vlaggen, spandoeken, bloembakken, schijnwerpers en in het algemeen van uitstekende voorwerpen (..) mag slechts geschieden met toestemming van de vergadering of volgens de regels te bepalen in het huishoudelijk reglement.3. De vergadering kan een reeds verleende toestemming intrekken.4. (…)”.
“
a. (…)b. (…)c. Het aanbrengen van zonwering kan eerst plaatsvinden nadat - in verband met model en kleur -vooraf overlegheeft plaatsgevonden met MV die namens het bestuur van de VvE dan wel de Verhuurder aanwijzingen hiervoor geeft.d. Rolluiken e.d. of schotelantennes mogen niet geplaatst worden dan alleen na vooraf verleendeschriftelijke toestemmingvan de Vergadering respectievelijk de Verhuurder.”
Hierbij is MV volgens de begrippenlijst bij het huishoudelijk reglement: “Management Vastgoed, de instantie die namens de VVE belast is met de materiële zorg van de eigendommen en tevens het financiële beheer voert”, terwijl de Verhuurder is: ‘[naam BV te plaats].’
- een zonnescherm (knikarmscherm) aan de onderzijde van het balkon van het bovengelegen appartement,
- een zonnescherm (uitvalscherm) voor de ramen van de hoofdslaapkamer en
- een windmeter aan de gevel die er voor zorgt dat beide schermen bij een windkracht groter dan 4 Bft automatisch sluiten.
heeft hierop van het bestuur een instructie ontvangen (productie 3 bij verzoekschrift) waarop te lezen is:
ScreensAluminium bak en geleiders kleur RAL 9001Doek 71201 Swela kleur Sergé en OmbragéDoek met de donkere zijde naar de buitenzijde
“
(…)4. Behandeling notulen vergadering 17-09-2012(…)[verzoeker sub 1] wil dat bij punt 6 van de notulen de volgende regel wordt opgenomen: [voorzitter VvE] geeft als voorzitter van de VvE een toelichting op het plaatsen van de zonwering bij [adres]. Aanvulling van het huidige bestuur hierop bij punt 6 is, dat er een brief werd voorgelezen door de toenmalige voorzitter met een positief advies voor de plaatsing van de zonwering. Dit werd niet gehonoreerd door de vergadering en het punt kwam toen, na de nodige discussies, niet ter stemming en werd doorgeschoven naar de algemene ledenvergadering van 2013. Tot die tijd mocht de zonwering blijven hangen maar daar mochten geen rechten aan ontleend worden. (…)
“
Voor zonwering aan de kant van het parkeerterrein zijn diverse mogelijkheden toegestaan: uitvallende zonneschermen, screens of rolluiken die qua kleur zo veel mogelijk moeten overeenstemmen met het kleurschema van de kozijnen. Ook hier zijn z.g.“knikarmen” op de buitengevel niet toegestaan in verband met overbelasting van de gevelmuur.”.
3. Het verzoek en het verweer
voert daartoe aan dat hij in overleg met het (toenmalige) bestuur, in de persoon van de [voorzitter VvE], in 2012 is overgegaan tot plaatsing van het zonnescherm en de windmeter, waarmee voldaan is aan het toen geldende huishoudelijk reglement. Nu dit reglement als lex specialis heeft te gelden ten opzichte van het modelreglement, heeft de VvE geen bevoegdheid om zich uit te laten over het zonnescherm en is dus het besluit van 18 maart 2013 nietig. Voor zover de VvE wel bevoegd zou zijn is het besluit onredelijk, zodat het voor vernietiging in aanmerking moet komen, nu bij diverse andere appartementen ook zonneschermen, waaronder met knikarm, geplaatst zijn waartegen geen actie wordt ondernomen.
Voorts heeft [verzoekers] aangevoerd dat de ledenvergadering bijeen is geroepen terwijl [verzoekers], zoals het bestuur wist, in het buitenland verbleef en pas op 17 maart 2013 terugkeerde. Op maandagochtend 18 maart 2013 heeft hij zijn visie schriftelijk ter kennis van alle leden gebracht, maar de vraag is of de leden dit tot zich hebben kunnen nemen.
De VvE voert daartoe aan dat de vergadering rechtsgeldig heeft besloten dat [verzoekers] tot verwijdering en herstel moet overgaan, maar dat [verzoekers] niet binnen de termijn daartoe overgegaan is. Nu [verzoekers] vele maanden buitenslands verblijft, heeft de VvE er belang bij de verwijdering zelf ter hand te mogen nemen.
Verder voert de VvE aan dat geen toestemming is gegeven voor het aanbrengen van dit knikarm-zonnescherm en zeker ook niet voor de plaats van bevestiging aan het uiteinde van het balkon, die er toe leidt dat het zonnescherm veel verder uit de gevel steekt dan een scherm dat aan de gevel vastgemaakt is. Ook is de kleur afwijkend van de voorschriften. Voor zover er andere ‘aanbouwsels’ zijn bij appartementen, zijn deze in het verleden met toestemming van toenmalige besturen aangebracht, waardoor daartegen niet opgetreden kan worden.
4.De beoordeling van de vorderingen
In afwijking van artikel 2:14 lid 1 BW geeft artikel 2:15 lid 1 BW aldus een, in het laatste zinsdeel van artikel 2:14 lid 1 BW bedoelde, bijzondere regeling: indien de strijd met de wet of de statuten ziet op de totstandkoming van het besluit heeft dat niet de nietigheid, maar de vernietigbaarheid van het besluit tot gevolg. Artikel 5:130 lid 1 BW wijst de kantonrechter aan als bevoegde rechter indien de vernietiging als bedoeld in artikel 2:15 BW wordt verzocht van besluiten van een vereniging van eigenaars. Bij een beroep op nietigheid als bedoeld in artikel 2:14 BW is niet de kantonrechter, maar de rechtbank bevoegd te oordelen over de besluiten.
Partijen verschillen van mening over de vraag of voor het plaatsen van zonneschermen toestemming moest worden verkregen van het bestuur dan wel van de ledenvergadering en, indien toestemming van het bestuur volstaat, of [verzoekers] deze verkregen heeft.
Zelfs indien moet worden aangenomen dat [voorzitter VvE] positief heeft geadviseerd, dan is inherent aan een advies dat een ander - al dan niet met inachtneming van het advies - een besluit neemt. Een positief advies van [voorzitter VvE] kan dan ook niet gelijk worden gesteld met een positief besluit van het bestuur of de ledenvergadering.
Nu de situaties niet vergelijkbaar zijn met die van [verzoekers], kan de conclusie dat sprake is van willekeur niet worden getrokken.