ECLI:NL:RBGEL:2013:2753

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 augustus 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
ZUT 12-1602
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag WW-uitkering voor rietdekker bij extreme regenval

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 9 augustus 2013, wordt de aanvraag van eiser om een WW-uitkering op grond van artikel 18 van de Werkloosheidswet (WW) behandeld. Eiser, werkzaam als rietdekker, had verzocht om een uitkering wegens onwerkbaar weer door extreme regenval in januari en februari 2012. De rechtbank oordeelt dat verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), ten onrechte heeft gesteld dat regenval niet als een buitengewone natuurlijke omstandigheid kan worden aangemerkt. De rechtbank wijst erop dat de wet geen limitatieve opsomming van weersomstandigheden bevat en dat eerdere jurisprudentie bevestigt dat uitzonderlijke regenval onder bepaalde omstandigheden recht kan geven op een uitkering.

De rechtbank stelt vast dat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij cao is uitgesloten en dat eiser voldoet aan de voorwaarden van artikel 16 van de WW. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en te motiveren of op de relevante data sprake was van buitengewone natuurlijke omstandigheden. De rechtbank heropent het onderzoek en stelt een termijn van zes weken voor het herstel van het besluit. Indien verweerder geen gebruik maakt van deze gelegenheid, zal de rechtbank het onderzoek sluiten en een einduitspraak doen zonder nadere zitting. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder de aanvraag is gedaan, en de noodzaak voor verweerder om adequaat te reageren op de ingebrachte gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Bestuursrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknr.: ZUT 12/1602 WW
tussenuitspraak ingevolge artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
in het geding tussen:
[eiser]
, eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2012 heeft verweerder de aanvraag van eiser en zijn werkgever om een uitkering ingevolge artikel 18 van de Werkloosheidswet (WW) ingaande 9 januari 2012 afgewezen.
Bij besluit van 3 september 2012 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Namens eiser is voorlopig beroep ingesteld. Bij brief van 25 oktober 2012 heeft mr. A.E. Thijssen, advocaat te Nijmegen, zich als gemachtigde van eiser gesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Bij brief van 8 april 2013 heeft eiser nadere stukken ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 april 2013, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Prins.
2 Overwegingen
2.1De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam in dienst van [bedrijf] in de functie van rietdekker. In januari 2012 was eiser rietdekkers- en onderhoudswerkzaamheden aan het verrichten. Door regenval op het project werden de daken nat en konden de werkzaamheden niet plaatsvinden. Aangezien geen andere werkzaamheden voorhanden waren, is hierdoor een verlies aan arbeidsuren ontstaan.
Op 9 februari 2012 heeft eiser met zijn werkgever bij verweerder verzocht om voor een aantal dagen in de weken 2 tot en met 5 van 2012 in aanmerking te worden gebracht voor een WW-uitkering wegens onwerkbaar weer. Bij besluit van 9 maart 2012 heeft verweerder op deze aanvraag afwijzend beslist en dit besluit is bij het bestreden besluit gehandhaafd.
Op 6 maart 2012 was ten behoeve van eiser nog een aanvraag ingediend voor (onder meer) regen op 15 en 16 februari 2012. Bij separate beslissing van 9 maart 2012 heeft verweerder op deze aanvraag besloten. Hiertegen is geen bezwaar gemaakt.
2.2Op grond van artikel 16, eerste lid, van de WW is een werknemer werkloos als hij ten minste vijf of tenminste de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek heeft verloren alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren en beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
Op grond van artikel 18 van de WW heeft de werknemer, die werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden recht op uitkering voor de duur van de buitengewone natuurlijke omstandigheden.
Op grond van artikel 7:628, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) behoudt een werknemer het recht op loon als hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Op grond van het zevende lid van artikel 7:628 van het BW kan bij CAO ten nadele van de werknemer van het eerste lid worden afgeweken.
Op de arbeidsovereenkomst van eiser met de werkgever is sinds 1 januari 2012 de CAO voor Hellende daken van toepassing. In artikel 31, eerste lid, eerste volzin van deze CAO is bepaald dat de werknemer, indien het weer of de indirecte gevolgen daarvan het verrichten van arbeid onmogelijk maken, recht heeft op een uitkering van Uwv Werkbedrijf via de werkgever.
2.3De rechtbank stelt vast en tussen partijen is niet in geschil dat de loondoor-betalingsverplichting van de werkgever bij CAO is uitgesloten en dat eiser per 9 januari 2012 een relevant urenverlies heeft. Eiser voldoet daarom voor de betreffende dagen aan artikel 16, eerste lid, van de WW.
2.4Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat regen een veelvoorkomende weersomstandigheid in Nederland is en daarom niet wordt aangemerkt als een buitengewone natuurlijke omstandigheid, zodat van onwerkbaar weer geen sprake is. In het verweerschrift heeft verweerder daaraan toegevoegd dat in het onderhavige geval niet is gebleken van een extreme en langdurige situatie. Verweerder heeft in dit verband gewezen op een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 13 december 2012.
2.5Namens eiser is in beroep - samengevat - aangevoerd dat eiser als gevolg van regenverlet en derhalve als gevolg van onwerkbaar weer niet heeft kunnen werken op 9 januari 2012, 12 januari 2012, 18 tot en met 20 januari 2012, 23 januari 2012, 25 en 26 januari 2012 en 15 en 16 februari 2012. Ook het Uwv heeft volgens eiser tot uitgangspunt genomen dat regen als onwerkbaar weer kan worden aangemerkt, hetgeen blijkt uit de aanvraag waarin naast de opties zoals ‘V (vorst)’, ‘L (laag water)’, ‘S (sneeuw)’, ‘W (harde wind)’ ook de optie ‘R (regen)’ is vermeld.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat regen in de sector dakbedekking (of althans de sector rietbedekking) niet tot het normale bedrijfsrisico van de betreffende ondernemingen behoort, nu uit de Memorie van Toelichting bij artikel 18 WW blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor een WW-uitkering indien ofwel het risico van de verhindering om te werken niet (meer) bij de werkgever ligt, ofwel artikel 7:628 BW in de arbeidsovereenkomst is uitgesloten. Volgens eiser valt geen precedentwerking in andere sectoren te verwachten omdat in de rest van de bouwsector regen immers - in de regel – niet gekwalificeerd zal worden als onwerkbaar weer, terwijl dit voor de dakdekkers wel het geval is. Bovendien is de sector dakbedekking veel kleiner dan de (overige) bouwsector.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder het verbod van willekeur heeft geschonden. Daartoe is gesteld dat daar waar vorst het werken in de bouw niet mogelijk maakt, vooral omdat het voornaamste bouwmateriaal door vorst onbruikbaar wordt, de regen het werken bij een rietdekkersbedrijf niet mogelijk maakt, nu door regen (vocht) het voornaamste bouwmateriaal (riet) onbruikbaar wordt. Gelijke gevallen worden evenwel niet gelijk behandeld, aldus eiser.
2.6In geschil is allereerst de vraag of (extreme) regenval (in het bijzonder voor de sector rietdekkers) als een buitengewone natuurlijke omstandigheid, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de WW, kan worden aangemerkt. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit immers op het standpunt gesteld dat dit, naar de rechtbank aanneemt, per definitie niet het geval is.
2.7De rechtbank beantwoordt deze vraag evenwel bevestigend. Daartoe wordt in de eerste plaats overwogen dat de tekst van artikel 18, eerste lid, van de WW geen limitatieve opsomming bevat van weersomstandigheden die als buitengewone natuurlijke omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Ook uit de wetsgeschiedenis kan niet worden afgeleid dat is beoogd (extreme) regenval uit te sluiten. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) nam voorts reeds in de uitspraak van 3 juli 2002 (LJN: AE5574) aan dat een uitzonderlijke hoeveelheid regen onder omstandigheden kan leiden tot aanspraak op een uitkering ingevolge artikel 18 van de WW. Niet zonder belang acht de rechtbank ten slotte dat in de standaard aanvraagformulieren die namens eiser zijn gebruikt expliciet is voorzien in de mogelijkheid om door het noteren van de letter R aan te geven dat regen de reden van verzuim is geweest. Hieruit kan worden afgeleid dat verweerder regen niet heeft uitgesloten van de toepassing van artikel 18 van de WW.
2.8Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt gesteld dat (extreme) regen niet als een buitengewone natuurlijke omstandigheid kan worden aangemerkt.
2.9Ter beoordeling staat vervolgens of op de dagen waarop een uitkering wegens regen is aangevraagd en afgewezen sprake was van buitengewone natuurlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid van de WW.
2.10De rechtbank leidt uit de stukken van het geding af dat verweerder voor 15 en 16 februari 2012 een uitkering heeft toegekend (gedingstuk 5.2). In beroep is derhalve ten onrechte gesteld dat de afwijzing ook op deze data betrekking heeft.
2.11Het gaat daarom nog om 9 januari 2012, 12 januari 2012, 18 tot en met 20 januari 2012, 23 januari 2012 en 25 en 26 januari 2012. Namens eiser is bij notitie van 12 november 2012 informatie overgelegd over de hoeveelheid regenval op die data. Conform de werkwijze van verweerder, zoals deze blijkt uit de brochure Onwerkbaar weer, wat nu? van september 2009, betreft dit informatie die afkomstig is van Weerbureau Infoplaza en is deze per dag gerelateerd aan de postcode van de plaats waarop eiser werkzaam was of had willen zijn. Overigens zijn voor 26 januari 2012 weersgegevens genoemd die horen bij een andere postcode dan die in de aanvraag (gedingstuk 3.2) is vermeld.
2.12Ter zitting is namens eiser erkend dat de regenval op 25 januari 2012 (0,1 mm) niet als een bijzondere natuurlijke omstandigheid kan worden aangemerkt. In zoverre bestaat geen aanspraak op een uitkering.
2.13In het bestreden besluit noch in het verweerschrift is verweerder concreet ingegaan op deze gegevens. De rechtbank ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding verweerder, op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen en alsnog te beslissen of op 9, 12, 18, 19, 20, 23 en 26 januari 2012 sprake was van buitengewone natuurlijke omstandigheden en dit standpunt te motiveren.
2.14De rechtbank zal de termijn waarbinnen verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om het gebrek te herstellen bepalen op zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak.
2.15Indien verweerder heeft medegedeeld geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die daarvoor is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de rechtbank met inachtneming van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb, het onderzoek sluiten en einduitspraak doen zonder nadere zitting. In de overige in dit artikel genoemde gevallen kan de rechtbank bepalen dat een nadere zitting achterwege blijft.
2.16In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
3 Beslissing
De rechtbank:
heropent het onderzoek en
stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van hetgeen in 2.9 tot en met 2.13 is overwogen.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
Hoger beroep tegen deze tussenuitspraak kan alleen tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de einduitspraak worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: