ECLI:NL:RBGEL:2013:2799

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
05/820843-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor invoer van cocaïne en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 2 september 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige militair uit Curaçao. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne en het bezit van een kinder- en dierenpornografisch filmfragment. De feiten vonden plaats op 20 mei 2013, toen de verdachte op luchthaven Schiphol arriveerde. Tijdens een douanecontrole werd ongeveer 1130 gram cocaïne aangetroffen, verborgen in zijn onderkleding. Daarnaast werd op zijn mobiele telefoon een filmfragment aangetroffen dat ontuchtige handelingen toonde waarbij een minderjarige en een hond betrokken waren.

De militaire kamer oordeelde dat de lijfsvisitatie door de douanemedewerker rechtmatig was uitgevoerd, ondanks de bezwaren van de verdediging. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij werd gewezen op de ernst van de feiten en de positie van de verdachte als militair. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de militaire kamer achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op en beval de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen mobiele telefoon. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen van het bezit en de invoer van dergelijke materialen, zowel voor de verdachte als voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820843-13
Datum zitting : 19 augustus 2013
Datum uitspraak : 2 september 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1987] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. S. Jankie, advocaat te Hoofddorp.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1140 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, één multimediafile te weten een filmfragment, dan wel een gegevensdrager, te weten een GSM telefoon merk Blackberry, bevattende die multimediafile, van een seksuele gedraging waarbij een persoon is betrokken of schijnbaar is betrokken, die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt in zijn bezit heeft gehad en/of heeft vervaardigd en/of verspreid en/of verworven (per 1/1/2010) en/of aangeboden (per 1/1/2010) en/of heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd welke afgebeelde gedraging(en) in algemene zin bestaat/bestaan uit een geheel en/of gedeeltelijk ontklede minderjarige waarbij de voornoemde seksuele gedraging(en) bestonden uit: het door een geheel naakt jongentje, in de kennelijke leeftijd tussen de vijf en zeven jaar oud, staande achter een hond en met een stijve penis, van achteren penetreren van die hond;
3.
hij op of omstreeks de periode van 20 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een filmpje en/of een gegevensdrager, te weten een GSM Blackberry in zijn bezit heeft gehad en/of heeft vervaardigd en/of verspreid en/of verworven (per 1/1/2010) en/of aangeboden (per 1/1/2010) en/of heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd, bevattende een filmpje, terwijl op dat filmpje ontuchtige handelingen zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier betrokken zijn of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit het penetreren van een hond door een geheel naakt jongetje in de kennelijke leeftijd van vijf tot zeven jaar oud;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 19 augustus 2013 ter terechtzitting onderzocht in aanwezigheid van een tolk Papiamento, mevrouw [tolk].
Verdachte is verschenen en bijgestaan door mr. S. Jankie, advocaat te Hoofddorp.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is van 19 tot 20 mei 2013 vanuit Curaçao naar Nederland gereisd en op 20 mei 2013 op luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, geland. [2] Verdachte heeft cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland meegenomen. [3] Het drooggewicht van de cocaïne betrof 1130 gram. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van ongeveer 1140 gram cocaïne in Nederland, op 20 mei 2013. De cocaïne is aangetroffen na een lijfsvisitatie door een douaneambtenaar. Deze lijfsvisitatie is rechtmatig uitgevoerd. Het arrest van de Hoge Raad van 21 december 2010 (LJN: BM6857), waar de raadsman van verdachte naar heeft verwezen, is niet relevant nu het betrekking heeft op de Douanewet, terwijl deze wet sinds 2008 is vervangen door de ‘Algemene douanewet’. Deze wet biedt voldoende waarborgen, in overeenstemming met het EVRM, waarbij van belang is dat de douaneambtenaar die de visitatie uitvoerde een specifiek daartoe overeenkomstig de Algemene douanewet aangewezen ambtenaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit. Volgens de raadsman van verdachte is de lijfsvisitatie met ontkleding te ver gegaan. Bovendien, zo stelt de raadsman, voldeed verdachte volgens de douanebeambten aan de ‘slikkerscriteria’ en was er daarom op dat moment een redelijk vermoeden van schuld op grond van de Opiumwet, zodat op grond van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering de (hulp)officier van justitie had moeten worden ingeschakeld. Nu dit niet is gebeurd is sprake van onrechtmachtig verkregen bewijsmateriaal. Dit is een niet meer te herstellen vormverzuim en moet leiden tot bewijsuitsluiting.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij een verscherpte controle op 20 mei 2013 is verdachte onderworpen aan een lijfsvisitatie in de zin van artikel 1:28 van de Algemene Douanewet. De douanemedewerker die deze lijfsvisitatie heeft uitgevoerd, was daartoe bevoegd op grond van artikel 1:28 van de Algemene douanewet [5] . De douanemedewerker heeft bij de visitatie aan de kleding van verdachte een verdikking in diens kruis gevoeld, waarna verdachte heeft gezegd: “ja dat is het”. De douanemedewerker heeft vervolgens verzocht eerst zijn jeansbroek te laten zakken en uit te trekken en vervolgens zijn onderbroek. De medewerker voelde dat de onderbroek abnormaal zwaar voelde en heeft deze in een fouilleringszak gedeponeerd, waarna verdachte zich op verzoek van de medewerker weer heeft aangekleed [6] .
Temeer nu dit onderzoek uitsluitend was gericht op de (onder)kleding van de verdachte en niet (mede) op het (onder)lichaam van verdachte, is de militaire kamer van oordeel dat deze op grond van artikel 1:28 van de Algemene Douanewet door een daartoe aangewezen ambtenaar uitgevoerde lijfsvisitatie in strijd was met het EVRM en ook overigens niet onrechtmatig was, en dus geen aanleiding bestaat voor bewijsuitsluiting.
De militaire kamer merkt op dat zij, voor zover de raadsman van verdachte beoogd te betogen dat een verdenking op grond van de Opiumwet in de weg staat aan toepassing van de Algemene douanewet, voor dit standpunt geen steun wordt gevonden in het recht.
Gelet op de hiervoor omschreven vaststaande feiten acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van ongeveer 1130 gram cocaïne in Nederland op 20 mei 2013.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is vanuit Curaçao naar Nederland gereisd en op 20 mei 2013 op luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, te Nederland aangekomen. [7] Onder verdachte is toen een mobiele telefoon, merk Blackberry, in beslag genomen. [8] Op deze telefoon is een filmbestand aangetroffen waarop een geheel naakte jongen in de kennelijke leeftijd tussen de vijf en zeven jaar oud te zien is die, staand achter een hond, die hond met een stijve penis van achteren penetreert. [9] Het filmbestand voldoet volgens een bevoegd zedenrechercheur aan de criteria van artikel 240b (kinderpornografie) en artikel 254a (dierenpornografie; ontucht tussen mens en dier) van het Wetboek van Strafrecht. [10]
Verdachte wist dat het bestand op zijn mobiele telefoon stond. [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bezit en invoer van een kinderpornografisch filmfragment, dat eveneens dierenpornografie oplevert.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak en verwijst naar hetgeen hij heeft opgemerkt omtrent de onrechtmatigheid van de lijfsvisitatie bij feit 1. Naar zijn mening moet al hetgeen daaruit is voortgekomen, en dus ook het onderzoek naar de telefoon, als ‘fruit of the poisonous tree’ buiten beschouwing worden gelaten.
Beoordeling door de militaire kamer
Zoals reeds onder feit 1 is aangegeven is de militaire kamer van oordeel dat de lijfsvisitatie op een rechtmatige wijze is uitgevoerd. Het verweer van de raadsman van verdachte, dat stukken vanwege de lijfsvisitatie van het bewijs moeten worden uitgesloten, treft dus ook voor de feiten 2 en 3 geen doel.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bezit en invoer in Nederland van een filmfragment waarop kinderpornografie is te zien en tevens ontuchtige handelingen waarbij mens en dier betrokken zijn.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 20 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 1130 gram, materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 20 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, één multimediafile te weten een filmfragment, van een seksuele gedraging waarbij een persoon is betrokken die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt in zijn bezit heeft gehad en heeft ingevoerd welke afgebeelde gedraging in algemene zin bestaat uit een geheel ontklede minderjarige waarbij de voornoemde seksuele gedraging bestond uit: het door een geheel naakt jongentje, in de kennelijke leeftijd tussen de vijf en zeven jaar oud, staande achter een hond en met een stijve penis, van achteren penetreren van die hond;
3.
hij op 20 mei 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een filmpje in zijn bezit heeft gehad en heeft ingevoerd terwijl op dat filmpje ontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij een mens en een dier betrokken zijn of schijnbaar zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit het penetreren van een hond door een geheel naakt jongetje in de kennelijke leeftijd van vijf
tot zeven jaar oud;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2:
Een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, invoeren en in bezit hebben.
Ten aanzien van feit 3:
Een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier betrokken of schijnbaar zijn betrokken, invoeren en in bezit hebben.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte voor de feiten 2 en 3 moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging,; hij bepleit ‘afwezigheid van alle schuld’. Verdachte heeft de afbeeldingen ongevraagd toegezonden gekregen en is slechts vergeten het filmpje van zijn telefoon te verwijderen.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij het filmbestand, als omschreven in de tenlastelegging, op zijn mobiele telefoon had staan en hij heeft het niet verwijderd. De stelling dat sprake is van afwezigheid van alle schuld treft naar het oordeel van de militaire kamer reeds om die reden geen doel.
Naar het oordeel van de militaire kamer is, ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie ernstige feiten. Als strafverzwarende omstandigheid voert de officier van justitie aan dat verdachte militair is en hij op een dienstreis was naar Nederland. Bovendien had verdachte een aanstelling bij het Ministerie van Defensie en dus een inkomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat in geval van veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een duur die overeen komt met de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend is, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, als “stok achter de deur”. Daartoe heeft hij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn blanco strafblad, zijn oprechte spijt en de omstandigheid dat hij de financiële zorg heeft voor drie kinderen en hij nu met zijn vrouw en jongste kind woont, maar hij ook zijn oudste zoon moet gaan opvangen (die binnenkort weer naar school moet en schoolboeken en een schooluniform nodig heeft).
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij mede is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 4 juni 2013; en
 een advies van Reclassering Nederland, d.d. 28 juni 2013, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne in Nederland en bezit/invoer van een – als kinderpornografisch en bestiaal – aan te merken filmfragment op zijn mobiele telefoon. Dit betreffen ernstige feiten.
Het is algemeen bekend dat gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid vormt en maatschappelijk gezien voor veel schade zorgt. Ook levert drugshandel aanzienlijke (imago)schade op voor het Ministerie van Defensie; zij hanteert niet voor niets een zogenaamd ‘zero tolerance’ beleid ten aanzien van drugs. Dat verdachte, als militair, tijdens zijn dienstreis cocaïne heeft ingevoerd, acht de militaire kamer derhalve bijzonder kwalijk. Ten aanzien van het bezit/invoeren van het filmfragment overweegt de militaire kamer dat het weliswaar ‘slechts’ één fragment betrof, maar verdachte zich klaarblijkelijk niet heeft gerealiseerd dat het bijdraagt aan instandhouding van productie van dergelijke filmfragmenten waarbij van kinderen en/of dieren, seksueel misbruik wordt gemaakt. Het behoeft geen betoog dat dergelijk misbruik zeer nadelige gevolgen kan hebben, in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade.
In het voordeel van verdachte weegt de militaire kamer mee dat verdachte zich eerlijk en open heeft opgesteld en de hem ten laste gelegde feiten heeft bekend. Ook is hij in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Niettemin acht de militaire kamer verontrustend dat verdachte weinig schuldbesef lijkt te hebben. Dat geldt niet alleen voor de cocaïnesmokkel, die hij met financiële motieven tracht te vergoelijken (terwijl hij over een betaalde baan beschikte en geen uitzonderlijke kostenposten heeft aangevoerd), maar ook voor het bezit van het eerdergenoemde filmfragment. Verdachte heeft daarover opgemerkt dat hij het enkel toegezonden heeft gekregen en niet heeft verwijderd. De militaire kamer begrijpt niet dat verdachte de ernst van het bezit van een dergelijk filmfragment niet inziet en het fragment zelfs, zoals hij zelf heeft verklaard, aan een derde toont.
Het voorgaande leidt de militaire kamer tot de conclusie dat een eis als voorgesteld door de officier van justitie redelijk en geboden is. Aanleiding voor een (al dan niet gedeeltelijk) voorwaardelijke straf ziet de militaire kamer niet.
Ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de mobiele telefoon verbeurd moet worden verklaard en het geheugenkaartje worden onttrokken aan het verkeer. Het inbeslaggenomen geld kan aan verdachte worden teruggegeven. De verdediging heeft zich op dit punt niet uitgelaten.
De militaire kamer overweegt dat de in beslaggenomen telefoon inclusief de daarin zittende geheugenkaart aan het verkeer moeten worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het in beslag genomen geld moet aan verdachte worden geretourneerd.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 57, 91, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaartbewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag
Beveeltde onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon, merk Blackberry, type Curve met bijbehorende Secure Digital Card.
Beveeltde teruggave van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven bankbiljetten en munten
(18 stuks bankbiljetten a € 20,00, 2 munten a € 2,00 en 2 munten a € 1,00) aan de veroordeelde.
Aldus gewezen door:
Mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter), kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck en mr. F. van Dijk, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [wachtmeester], wachtmeester der 1e klasse van de Koninklijke Marechaussee, District Schiphol, Brigade Politie & Beveliging, proces-verbaalnummer PL27RP/13-002750, gesloten op 30 mei 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, p. 33, proces-verbaal verhoor van verdachte p. 45.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2013.
4.Een schriftelijk bescheid inhoudende een rapport gewichtsbepaling van drugs, van het Nederlands Forensisch Instituut, gedateerd 15 juli 2013.
5.Proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, p.34.
6.Proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, p.34.
7.Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, p. 33.
8.Een schriftelijk bescheid inhoudende een bewijs van ontvangst, p. 14.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 82 en 83.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 82 en p. 83 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2013.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2013.