ECLI:NL:RBGEL:2013:2803

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
06/950421-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • Kleinrensink
  • Van Santen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk voordeel trekken uit misdrijf verkregen goed

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk profiteren van de opbrengst van een door misdrijf verkregen goed. De verdachte, geboren in 1962 en woonachtig in Apeldoorn, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.Th.M. Zumpulle. De zaak kwam voort uit een anonieme tip die in 2009 bij de gemeente Apeldoorn was binnengekomen, waarin werd gesuggereerd dat de verdachte en zijn ex-echtgenote, met wie hij op papier gescheiden was, feitelijk samenwoonden en dat de ex-echtgenote ten onrechte een bijstandsuitkering ontving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende de periode van 1 juli 2000 tot en met 29 juni 2011 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning en voorzieningen die gefinancierd werden door de bijstandsuitkering van zijn ex-echtgenote, zonder dit te melden aan de sociale dienst. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, waarbij het bewijs werd geleverd door diverse documenten en verklaringen van de ex-echtgenote en de verdachte zelf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd de benadeelde partij, de gemeente Apeldoorn, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er al een bestuursrechtelijke procedure liep over dezelfde vordering. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]950421-11
Uitspraak d.d.: 3 september 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1962] te [geboorteplaats],
adres: [adres] te [woonplaats].
Raadsman: mr. M.Th.M. Zumpulle, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 augustus 2013, na verwijzing door de politierechter d.d. 7 november 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter zitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 29 juni 2011 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, binnen de met [ex-echtgenote] op het adres [adres] te Apeldoorn gevoerde gemeenschappelijke huishouding, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning en/of van de in die woning aanwezige voorzieningen en/of opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, wetende althans redelijkerwijs hebbende moeten vermoeden dat die woning, die voorzieningen en/of die eet- en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een bijstandsuitkering, welke door [ex-echtgenote] voornoemd - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte en/of door het in strijd met een wettelijk voorschrift opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, en dusdoende (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen geldsbedrag.
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Naar aanleiding van een op 27 november 2009 bij het Team RISC van de Dienst Samenleving bij de gemeente Apeldoorn ontvangen anonieme tip, waarin aangegeven werd dat [ex-echtgenote] en [verdachte] slechts op papier gescheiden zijn, maar nooit daadwerkelijk uit elkaar zijn geweest, is er door de sociale recherche een onderzoek ingesteld.
Uit het ingestelde onderzoek is het vermoeden gerezen dat [ex-echtgenote] een gezamenlijke huishouding voert met verdachte [verdachte] op het adres [adres] te Apeldoorn, en dit door haar, in strijd met de op haar rustende inlichtingenplicht ex artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand niet is gemeld aan de Dienst Samenleving van de gemeente Apeldoorn. [ex-echtgenote] zou derhalve ten onrechte een sociale uitkering ontvangen en [verdachte] zou uit deze situatie voordeel trekken. [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt - kort gezegd - vóór maart 2006 geen gezamenlijke huishouding met [ex-echtgenote] heeft gevoerd en overigens geen opzet heeft gehad op het voordeel trekken uit de uitkering van [ex-echtgenote].
Beoordeling door de rechtbank
Op 19 februari 1997 is er door [ex-echtgenote] bij de gemeente Apeldoorn een aanvraag gedaan ingevolge de bepalingen van de Algemene Bijstandswet. Bij de aanvraag van de bijstandsuitkering heeft zij opgegeven dat haar relatie met [verdachte] op 1 februari 1997 is verbroken en zij op 25 februari 1997 is gescheiden. De bijstandsuitkering moest dienen voor de kosten van levensonderhoud. [2]
Door de gemeente Apeldoorn is besloten om [ex-echtgenote] met ingang van 1 februari 1997 een uitkering toe te kennen naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij deze beslissing is een bijlage gevoegd die de aan de bijstand verbonden verplichtingen weergeeft, waaronder de op grond van artikel 65 Abw geldende verplichting om veranderingen in de financiële of maatschappelijke situatie direct te melden. [3]
In het onderzoek naar een mogelijke gezamenlijke huishouding tussen [ex-echtgenote] en [verdachte] op het adres [adres] te Apeldoorn is een doorzoeking uitgevoerd in de woning, zijnde een woonwagen. In de kast van de slaapkamer zijn onder andere een mandje met herenondergoed en herensokken, herenoverhemden, herenspijkerbroeken en stropdassen aangetroffen. [4]
Bij de stukken bevinden zich bescheiden die [verdachte] in verband (blijven) brengen met [ex-echtgenote] en het adres [adres] vanaf de periode nadat zij zijn gescheiden in 1997. Dit wekt bevreemding nu [verdachte] naar eigen zeggen daar niet meer woonachtig was, doch pas weer vanaf maart 2006.
Enkele van die bescheiden zijn hieronder, niet uitputtend, vermeld.
Zo is aangetroffen een brief van Interpolis van 23 augustus 1999, die betrekking heeft op een afgesloten Alles in één Polis, verzekeringnemer [verdachte], [adres] te Apeldoorn, dekking gezin. [5] Soortgelijke brieven zijn verstuurd in 2000, 2001, 2002, 2003 en 2005. [6]
Ook bevinden zich in het dossier twee brieven van de Faculteit der diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht gericht aan [verdachte], wonende [adres] te Apeldoorn. De eerste brief is van 30 januari 2001 en de tweede brief is gedateerd 21 januari 2003. [7]
Uit een factuur van 3 december 2003, geadresseerd aan de heer [ex-echtgenote], wonende aan [adres] te Apeldoorn, blijkt dat er een aanhangwagen is geleverd ten bedrage van
€ 2.227,-. [8]
Uit een afschrift van de gezamenlijke rekening van [ex-echtgenote] en [verdachte] blijkt dat er op
18 november 2005 een storting eigen rekening is gedaan van € 530,-. [9]
Voorts heeft het onderzoek uitgewezen dat [ex-echtgenote] een tweetal bankrekeningen, te weten Rabobank rekening [rekeningnummer 1] en Postbank / ING rekening [rekeningnummer 2], nimmer heeft gemeld bij de Dienst Samenleving van de Gemeente Apeldoorn. Beide rekeningen stonden op naam van zowel [ex-echtgenote] als [verdachte]. [10]
In het dossier bevinden zich een groot aantal ingevulde en door [ex-echtgenote] ondertekende rechtmatigheidsonderzoeksformulieren, waarbij op de vraag ‘woont/wonen er op uw adres een of meerdere andere personen’ met nee is beantwoord. [11] [12]
Op 29 juni 2011 is de verdachte aangehouden op het adres [adres] te Apeldoorn. [13]
[ex-echtgenote] heeft tegenover de politie verklaard dat het sinds de scheiding nooit anders is geweest dan dat de verdachte dingen voor haar heeft betaald. Verdachte kwam wekelijks bij haar en bleef dan ook slapen. Zij denkt dat de buurt niet anders weet dan dat zij samenwonen. Sinds de scheiding heeft verdachte zijn hoofdverblijf in haar woning gehad. [14]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf 2006 weer samenwoonde met [ex-echtgenote] op het adres [adres] te Apeldoorn. Vanaf het moment van de scheiding tot 2006, kwam hij maandelijks bij [ex-echtgenote] en deed zij ook wel eens zijn was. Verdachte heeft verklaard dat hij de in de woning aangetroffen meubels en luxe goederen heeft betaald en ook de nieuwe keuken heeft bekostigd. Op enig moment wist hij dat [ex-echtgenote] een uitkering ontving. De verdachte heeft ook verklaard dat hij de Alles in één Polis heeft afgesloten voor zijn zoon, omdat zijn ex-echtgenote toen alleen een uitkering ontving. [15]
Conclusie
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde feit.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte zich in de periode van 1 juli 2000 tot en met 29 juni 2011 schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde feit. Dat wil niet zeggen dat de rechtbank daarmee ook bewezen acht dat verdachten die gehele periode bij elkaar samen hebben gewoond, zonder dit te hebben gemeld aan de Sociale dienst. De rechtbank acht het aannemelijk dat er in deze elf jaar perioden zijn geweest waarbij van (feitelijke) samenwoning geen sprake was. Dit zal door de rechtbank ook worden meegewogen, in strafmitigerende zin, bij de strafoplegging.
Ten aanzien van het verweer dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het voordeel trekken uit de ten onrechte verkregen uitkering van [ex-echtgenote], merkt de rechtbank op dat de verdachte van meet af aan moet hebben geweten dat zijn ex-echtgenote een uitkering ontving. De rechtbank overweegt in dit verband niet alleen dat de verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment wist van de uikering van [ex-echtgenote], maar ook dat hij een Alles in één Polis heeft afgesloten omdat zijn ex-echtgenote alleen een uitkering ontving. Bedoelde polis is reeds in 1999 afgesloten, zodat de verdachte toen al weet moet hebben gehad van de uitkering van [ex-echtgenote]. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer en gaat bij de bewezenverklaring dan ook uit van opzettelijk handelen door verdachte
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 1 juli 2000 tot en met 29 juni 2011 te Apeldoorn, binnen de met [ex-echtgenote] op het adres [adres] te Apeldoorn gevoerde gemeenschappelijke huishouding, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning en van de in die woning aanwezige voorzieningen, wetende althans redelijkerwijs hebbende moeten vermoeden dat die woning, die voorzieningen geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een bijstandsuitkering, welke door [ex-echtgenote] voornoemd - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door het in strijd met een wettelijk voorschrift opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, was verkregen, en dusdoende opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen geldsbedrag.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk uit de opbrengst van enig door middel van misdrijf verkregen goed voordeel trekken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een werkstraf.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het voordeel trekken uit opbrengsten afkomstig uit strafbare feiten. Hij heeft gedurende een lange periode welbewust geprofiteerd van de door zijn ex-echtgenote wederrechtelijk verkregen uitkering, tengevolge waarvan de gemeenschap in aanmerkelijke mate is benadeeld. De rechtbank rekent het de verdachte en zijn medeverdachte zwaar aan dat zij gedurende een lange periode op brutale wijze misbruik hebben gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Zij profiteerden van een uitkering, waarop zij geen recht hadden en hebben de uitkeringsinstantie en daarmee de samenleving voor ruim tweehonderdduizend euro benadeeld.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 september 2012 is de verdachte onder meer op 18 november 2011 veroordeeld voor het plegen een strafbaar feit.
Tevens houdt de rechtbank bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan het bewezenverklaarde feit, alsmede met de relatieve ouderdom van het feit.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat nu het bepaalde in artikel 22b en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zich in het onderhavige geval verzet tegen oplegging van een werkstraf van meer dan honderd uren, voor de rechtbank geen andere strafmodaliteit resteert dan oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de maximale werkstraf. De werkstraf die op
7 oktober 2011 door de politierechter aan verdachte is opgelegd laat (op grond van artikel 63) voor een nieuwe strafoplegging onmogelijk om een langere werkstraf op te leggen dan 100 uren. Gelet op de ernst van het nu bewezenverklaarde acht de rechtbank dat een veel te lage sanctie.
Vordering van de benadeelde partij
De gemeente Apeldoorn heeft zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend wegens geleden schade als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade van in totaal € 130.000,-.
De vordering van de benadeelde partij is door de raadsman betwist, in die zin dat hij heeft aangevoerd dat er reeds een bestuursrechtelijke procedure loopt waarin hetzelfde bedrag is gevorderd en waarvan het beroep thans aanhangig is gemaakt bij de Centrale Raad voor Beroep, zodat de vordering moet worden afgewezen.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Door de gemeente Apeldoorn is over dezelfde vordering als de onderhavige een bestuursrechtelijke procedure tegen de verdachte gestart, waarbij de gemeente Apeldoorn op 17 juni 2013 door de bestuursrechter in deze rechtbank grotendeels in het gelijk is gesteld en waarvan het hoger beroep thans aanhangig is gemaakt bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, in deze strafrechtelijke procedure. Eenzelfde vordering kan niet bij twee rechters aanhangig worden gemaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Opzettelijk uit de opbrengst van enig door middel van misdrijf verkregen goed voordeel trekken.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
acht (8) maanden;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
vier (4) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de
benadeelde partijGemeente Apeldoorn
niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Kleinrensink en Van Santen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Wegter, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 september 2013.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Stamproces-verbaal, p. 11 e.v.
2.Tabblad 2 van het dossier
3.Tabblad 3
4.Tabblad 25
5.Tabblad 50
6.Tabblad 67, 51, 52, 106 en 54
7.Tabbladen 150 en 149
8.Tabblad 104
9.Tabblad 87
10.Pagina 47
11.Tabblad 182
12.Tabblad 185
13.Tabblad 156
14.Tabblad 171
15.Proces-verbaal van de terechtzitting van 20 augustus 2013