ECLI:NL:RBGEL:2013:2834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
6 september 2013
Zaaknummer
871221
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen Stichting Achmea Dutch Residential Fund en een gedaagde partij. De procedure is gestart na een geschil over de betaling van huurpenningen en de daaruit voortvloeiende buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij heeft de huur over de maanden december 2012 en januari 2013 niet tijdig voldaan, wat leidde tot een aanmaning door Achmea. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurpenningen uiteindelijk zijn voldaan, maar dat er een geschil resteert over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.

De kantonrechter overweegt dat voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten, Achmea verplicht is om een kosteloze aanmaning te verzenden die voldoet aan de wettelijke vereisten. Achmea stelt dat zij een kosteloze aanmaning heeft verzonden op 8 januari 2013, maar de gedaagde partij betwist de ontvangst hiervan. De kantonrechter concludeert dat Achmea niet heeft bewezen dat de aanmaning is ontvangen, waardoor de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Wat betreft de wettelijke rente, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde partij in verzuim was met de huurbetaling over januari 2013 en dat zij derhalve wettelijke rente verschuldigd is. De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen tot een maximum van € 10,24, maar heeft de overige vorderingen van Achmea afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 6 september 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 871221 \ CV EXPL 13-1590 \ JG\516
uitspraak van 6 september 2013
vonnis
in de zaak van
de stichting
Stichting Achmea Dutch Residential Fund
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Eindhoven
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. L.C. van Kasteren
Partijen worden hierna Achmea en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juni 2013 en de daarin genoemde processtukken
- aanvullende stukken aan de zijde van Achmea van 7 augustus 2013
- aanvullende stukken aan de zijde van [gedaagde partij] van 9 augustus 2013
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 16 augustus 2013.

2.De feiten

2.1.
Achmea verhuurt aan [gedaagde partij] de woning staande en gelegen aan [adres]. De voor de eerste van de maand bij vooruitbetaling verschuldigde huursom bedraagt € 832,03 per maand.
2.2.
[gedaagde partij] heeft de huur over de maanden december 2012 en januari 2013 niet bij vooruitbetaling voldaan. Op 21 januari 2013 heeft [gedaagde partij] de huur over de maand december 2012 betaald. De reeds verschuldigde huur over de maand januari 2013 heeft zij daarbij niet voldaan.
2.3.
Op 22 januari 2013 heeft Achmea de vordering ter zake de achterstallige huurpenningen van [gedaagde partij] overgedragen aan het deurwaarderskantoor.
2.4.
Bij brief van 22 januari 2013 is [gedaagde partij] gesommeerd om de huur over december 2012 en januari 2013 alsmede de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 302,03 en de wettelijke rente binnen 7 dagen te voldoen.
2.5.
Bij brief van 30 januari 2013 heeft het deurwaarderskantoor aan [gedaagde partij] mede gedeeld dat gebleken is dat de huur over de maand december 2012 voldaan was, [gedaagde partij] is daarbij gesommeerd om de huur over januari 2013, de hiermee samenhangende buitengerechtelijke kosten ad € 151,03 en de wettelijke rente, binnen 5 dagen te voldoen.
2.6.
Op 12 februari 2013 heeft [gedaagde partij] de huur over de maand januari 2013 voldaan.
2.7.
Op 13 februari 2013 heeft [gedaagde partij] een herinnering/sommatie ontvangen van het deurwaarderskantoor om de huur over de maand januari 2013, de buitengerechtelijke kosten ad € 151,01 en de wettelijke rente binnen 2 dagen te voldoen.
2.8.
Bij brief van 18 februari 2013 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde partij] het deurwaarderskantoor bericht dat zij de huur over januari 2013 heeft voldaan. Voorts betwist [gedaagde partij] de hoogte buitengerechtelijke kosten, zij stelt dat deze € 124,80 dienen te bedragen in plaats van € 151,01.
2.9.
Bij brief van 21 februari 2013 deelt het deurwaarderskantoor [gedaagde partij] mede dat zij over de huur van de maand januari 2013 buitengerechtelijke kosten verschuldigd is en dat deze kosten € 124,80 bedragen, exclusief BTW en € 151,01 inclusief BTW. [gedaagde partij] is volgens het deurwaarderskantoor BTW verschuldigd. Tevens deelt het deurwaarderskantoor mede dat [gedaagde partij] de huur van februari 2013 ad € 832,03 nog niet heeft voldaan en deze per ommegaande dient te voldoen.
2.10.
Op 6 maart 2013 heeft [gedaagde partij] de huur voor de maand februari 2013 voldaan.
2.11.
Bij brief van 12 maart 2013 deelt het deurwaarderskantoor [gedaagde partij] mede dat zij een bedrag van € 1.237,74 dient te voldoen uiterlijk 2 dagen voor 5 april 2013 om een procedure bij de kantonrechter te voorkomen. Het bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van 832,03 (huur januari 2013), buitengerechtelijke incassokosten over de maand januari 2013 ad € 151,01, € 9,91 aan rente, € 150,00 aan salaris, € 92,82 aan dagvaardingskosten, en € 1,97 aan overige kosten.
2.12.
Op dezelfde dag, 12 maart 2013, wordt aan [gedaagde partij] de dagvaarding betekend.
2.13.
Op 18 maart 2013 heeft [gedaagde partij] de huur over de maand maart 2013 voldaan.
2.14.
Op 5 april 2013 heeft het deurwaarderskantoor voornoemde dagvaarding aangebracht.

3.De vordering en het verweer

3.1
Achmea vordert thans bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde partij] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Achmea te voldoen een bedrag van € 1.664,06 ten titel van huur, rente ad € 10,24 en incassokosten ad € 151,01 zoals in het lichaam van de dagvaarding is omschreven, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.664,06 vanaf 11 maart 2013 tot aan de dag van volledige voldoening, met veroordeling daarbij van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
3.2
Achmea heeft ter onderbouwing van haar vordering, zakelijk weergegeven, gesteld dat [gedaagde partij] op grond van de huurovereenkomst gehouden is om de verschuldigde huurpenningen tijdig en volledig te voldoen. Ondanks aanmaning is [gedaagde partij] hierbij in gebreke gebleven. Achmea heeft zich daarop genoodzaakt gezien om de vordering uit handen te geven. [gedaagde partij] is dan ook de buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Omdat volledige betaling uit is gebleven heeft Achmea [gedaagde partij] uiteindelijk in rechte betrokken.
3.3
[gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer dat hierna door de kantonrechter, voor zover van belang zal worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft ter comparitie vastgesteld dat niet langer in geschil is dat [gedaagde partij] de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom volledig heeft betaald. Het geschil beperkt zich tot de vraag of [gedaagde partij] de door Achmea gevorderde buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente verschuldigd is zoals zij stelt en [gedaagde partij] betwist.
4.2.
Ten aanzien van de door Achmea gevorderde buitengerechtelijke kosten stelt de kantonrechter voorop dat om voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten in aanmerking te komen de schuldeiser, Achmea in dit geval, verplicht is om in ieder geval één kosteloze aanmaning te verzenden die voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 lid 6 BW.
4.3.
Achmea stelt dat zij bij brief van 8 januari 2013 een kosteloze aanmaning aan [gedaagde partij] heeft verzonden. Achmea heeft van deze brief een kopie overgelegd. Omdat [gedaagde partij] hierop niet (tijdig) heeft gereageerd heeft Achmea de vordering uit handen gegeven. [gedaagde partij] is derhalve buitengerechtelijke kosten verschuldigd, aldus Achmea.
4.4.
[gedaagde partij] heeft de ontvangst van de kosteloze aanmaning van 8 januari 2013 betwist. [gedaagde partij] heeft verklaard deze aanmaning nooit ontvangen te hebben. [gedaagde partij] voert aan dat zij ten aanzien van de huur van januari 2013 pas op 22 januari 2013 de onder rechtsoverweging 2.5 genoemde sommatie heeft ontvangen. Deze brief heeft zij opgevat als een eerste aanmaning. Veertien dagen na ontvangst daarvan, op 12 februari 2013, heeft zij de huur over januari 2013 voldaan.
4.5.
Achmea betwist deze gang van zaken en stelt dat [gedaagde partij] de aanmaning van 8 januari 2013 wel moet hebben we ontvangen nu [gedaagde partij] in het verleden veel vaker, wel 18 keer, is aangemaand. [gedaagde partij] heeft ter comparitie erkend wel eens te zijn aangemaand, volgens haar was dit echter zeker geen 18 keer. Zij blijft bij haar standpunt dat zij pas op 22 januari 2013 voor het eerst is aangemaand om de huur over de maand januari 2013 te betalen. Zij heeft de hoofdsom toen ook na precies veertien dagen voldaan.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat uit de enkele stelling dat Achmea in het verleden vaker aanmaningen heeft verzonden aan [gedaagde partij], niet kan worden geconcludeerd dat [gedaagde partij] de bewuste aanmaning van 8 januari 2013 zou hebben ontvangen. Achmea heeft haar stelling op dit punt niet nader onderbouwd. De eerder verzonden aanmaningen heeft zij evenmin overgelegd. Nu [gedaagde partij] de ontvangst van de kosteloze aanmaning gemotiveerd heeft betwist, ligt het conform de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de weg van Achmea, die zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, om te bewijzen dat de aanmaning van 8 januari 2013 [gedaagde partij] heeft bereikt. Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet ingevolge artikel 3:37 BW, om haar werking te hebben, deze persoon immers hebben bereikt. Nu Achmea van de ontvangst van de aanmaning ter zitting geen bewijs heeft aangeboden, ziet de kantonrechter geen aanleiding om Achmea daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen. De kantonrechter concludeert dan ook dat nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde partij] kosteloos is aangemaand als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7.
De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook afgewezen.
4.8.
Achmea heeft bij dagvaarding een bedrag van € 10,24 aan wettelijke rente gevorderd betrekking hebbend op de huur over de maand januari 2013. [gedaagde partij] heeft de huur over de maand januari 2013 niet voor 1 januari 2013 en derhalve niet tijdig voldaan. Zij heeft in de periode van 1 januari 2013 tot 12 februari 2013 in verzuim verkeerd en is gelet op het bepaalde in artikel 6:119 BW derhalve gehouden in die periode de wettelijke rente over de huurprijs van € 832,03 te voldoen. Ondanks het feit dat [gedaagde partij] de hoogte van de gevorderde wettelijke rente heeft betwist, heeft Achmea het door haar aan wettelijke rente gevorderde bedrag van € 10,24 niet (nader) gespecificeerd. De kantonrechter ziet hierin aanleiding de wettelijke rente toe te wijzen als hieronder vermeld.
Voorzover Achmea heeft bedoeld haar vordering ten aanzien van de wettelijke rente over het bedrag van € 1.664,06 te handhaven, wordt dit gedeelte van de vordering afgewezen. Op het moment van het aanbrengen van de dagvaarding was de gehele achterstand in de betaling van de huurpenningen ingelopen. Nu niet duidelijk is op welke huurtermijnen de in de dagvaarding genoemde hoofdsom van € 1.664,06 ziet, kan niet beoordeeld worden of daarover nog wettelijke rente verschuldigd was in de gevorderde periode.
4.9
Nu partijen beiden deels in het ongelijk worden gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling aan Achmea van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 februari 2013 over een bedrag van € 832,03, tot een maximum van € 10,24;
5.2
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.4
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2013.