ECLI:NL:RBGEL:2013:2944

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
AWB-13_4656
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening evenementenvergunning met geluidsnormen in Aalten

Op 10 september 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een evenementenvergunning voor het Volksfeest in Aalten. De burgemeester van de gemeente Aalten had op 29 juli 2013 een vergunning verleend aan een derde partij voor het houden van een evenement met muziek. Verzoekster, een omwonende, maakte bezwaar tegen deze vergunning en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen vanwege de verwachte geluidsoverlast. Tijdens de zitting op 6 september 2013 werd de zaak behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en de burgemeester vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een teamcoördinator. De derde partij was niet aanwezig.

De voorzieningenrechter overwoog dat de geluidsnormen die aan de vergunning waren verbonden, zeer ruim waren en dat de situatie voor verzoekster tot forse geluidshinder zou leiden. De rechter stelde vast dat de vergunning was verleend zonder dat de burgemeester een nadere afweging had gemaakt over de belangen van de omwonenden. De geluidsverordening van de gemeente Aalten stelde dat op collectieve feestdagen geen geluidsnormen golden tussen 12.00 en 20.00 uur, wat leidde tot zorgen over de gezondheid en het welzijn van verzoekster en haar bedlegerige echtgenoot.

De voorzieningenrechter besloot om een voorlopige voorziening te treffen door de geluidsnorm te verlagen van 90 dB(A) naar 80 dB(A) gedurende het evenement. De rechter oordeelde dat deze maatregel niet onredelijk was voor de vergunninghouder en dat het gemeentebestuur het evenement wilde faciliteren. De voorzieningenrechter veroordeelde de burgemeester in de proceskosten van verzoekster en droeg hem op het griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummer: SBR 13/4656

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 september 2013 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Zwiers),
en

de burgemeester van de gemeente Aalten, verweerder

(gemachtigde: A. Twigt).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij].

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij vergunning verleend voor het houden van een evenement met muziek in en om café [naam] gedurende de viering van ‘t Volksfeest Aalten 2013.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2012. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door A. Nijhuis, teamcoördinator beheer openbare ruimte. De derde partij is niet verschenen.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Ingevolge artikel 2.25, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene plaatselijke verordening 2013 van de gemeente Aalten (APV), is het verboden zonder vergunning of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een grootschalig evenement te organiseren.
Ingevolge het zevende lid van artikel 2.25, voor zover hier van belang, kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. de zedelijkheid of gezondheid.
Ingevolge artikel 1.4, eerste lid, van de APV kunnen aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Ingevolge artikel 2.25, tiende lid, van de APV is de burgemeester bevoegd nadere regels te stellen voor het organiseren van evenementen als bedoeld in dit artikel (Evenementenbeleid). Daartoe is de Evenementennota Aalten 2013 opgesteld. In deze nota wordt voor de normering van het geluidsniveau van evenementen verwezen naar een door de gemeenteraad in 2012 vastgestelde geluidsverordening. Op 23 april 2013 is de Geluidsverordening evenementen en horeca gemeente Aalten (hierna: de geluidsverordening) in werking getreden.
Verzoekster betoogt dat zij door het steeds groter wordende aantal evenementen in de binnenstad van Aalten een steeds grotere aanslag op haar welbevinden (en dat van haar bedlegerige echtgenoot) ondervindt door de hiermee gepaarde gaande geluids- en andere overlast. De overlast is schadelijk voor haar gezondheid en is in strijd met landelijk beleid. De betreffende festiviteiten verdragen zich niet met het karakter als woongebied. De door verweerder gehanteerde geluidsnormen zijn zeer ruim ook bezien in relatie tot de normering die in omliggende gemeenten wordt gehanteerd. Bij de toegestane geluidsniveaus is sprake van extreme overlast waarbij de gezondheid van de omwonenden in het geding komt, zeker gezien het feit dat er sinds 2012 regelmatig evenementen op de onderhavige locatie worden gehouden.
Uit de geluidsverordening volgt dat de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn op collectieve feestdagen. Volgens de artikelen 3 en 6 van de geluidsverordening gelden er op een collectieve feestdag voor de periode tussen 12.00 uur en 20.00 uur geen geluidsnormen, met dien verstande dat maximaal twee keer per jaar een gevel van een geluidsgevoelig gebouw mag worden blootgesteld aan geluidsniveaus van 90 dB(A) of 103 dB(C). Voor de periode tussen 20.00 en 24.00 uur geldt op een collectieve feestdag een maximaal geluidsniveau (Laeq op 1 meter vóór de gevel van geluidsgevoelige gebouwen op 1,5 m hoogte) van 90dB(A) of 103 dB(C).
Vaststaat dat 12 tot en met 15 september 2013 in Aalten aangewezen zijn als collectieve feestdagen.
Met gebruikmaking van de evenementenvergunning kan op een buitenpodium bij café [naam] (live) muziek ten gehore worden gebracht op donderdag 12 september van 20.00 tot 24.00, vrijdag 13 september 17.00 tot 24.00 uur, zaterdag 14 september van 12.00 tot 24.00 uur en zondag 15 september van 14.00 uur tot 18.00 uur.
In de evenementenvergunning is overeenkomstig de normering van de geluidsverordening, in aanmerking genomen dat er reeds op 30 april 2013 tussen 12.00 uur en 20.00 uur een geluidsbelasting van boven de 90 dB (A) heeft plaatsgehad, bepaald dat er op één van deze dagen overdag (tot 20.00 uur) geen maximumnorm geldt. Op de overige dagen, zowel overdag als ’s avonds, geldt een maximumgeluidsnorm van 90 dB(A).
De voorzieningenrechter overweegt dat deze geluidsverordening door de raad is vastgesteld, met gebruikmaking van de bevoegdheid uit artikel 2.21, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer en met als doel om met de in de geluidsverordening opgenomen normen de geluidsoverlast op collectieve feestdagen in te perken.
In de bestreden vergunning heeft verweerder zonder nadere motivering ermee volstaan de maximum geluidsnormen uit de geluidsverordening op te nemen. Ter zitting is namens verweerder toegelicht dat verweerder geen nadere afweging aan dat besluit ten grondslag heeft gelegd. Het ligt in de bedoeling om de normen uit de geluidsverordening na het evenement te evalueren. Voorts is betoogd dat van een aanscherping van de geluidsnormen in het onderhavige geval is afgezien omdat dit tot ongelijke situaties zou leiden binnen de gemeente.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder bij het beoordelen van een aanvraag om evenementenvergunning niet gebonden aan de volgens de geluidsverordening geldende geluidsnormen. Het staat hem bij de hem toekomende bevoegdheid een evenementenvergunning te verlenen vrij om met het oog op de in artikel 2.25 van de APV genoemde belangen, met toepassing van artikel 1.4 , eerste lid, van de APV strengere geluidsvoorschriften aan zo’n vergunning te verbinden dan de geluidsverordening voorschrijft. Of daartoe voor verweerder aanleiding kan bestaan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Met name de situatie ter plaatse, de duur van het evenement en de frequentie waarmee op de betreffende locatie evenementen worden gehouden kunnen daarbij een rol spelen.
In dit geval heeft verweerder zonder nadere afweging besloten om geen beperkend voorschrift aan de vergunning te verbinden, maar heeft hij besloten te verwijzen naar de op grond van de geluidsverordening geldende normering.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de geluidsnormen uit de geluidsverordening, te weten op één dag tot 20.00 uur in het geheel geen beperkingen en op alle andere momenten een maximaal equivalent geluidsniveau van 90 dB(A) op de gevel van een geluidsgevoelig object als zeer ruim kunnen worden gekenschetst. Bij het maximaal toegestane geluidsniveau, volgens artikel 4 van de geluidsverordening gemeten zonder strafcorrectie voor muziekgeluid, is naar objectieve maatstaven een behoorlijke mate van hinder te verwachten.
De voorzieningenrechter acht voorts voldoende aannemelijk gemaakt door verzoekster dat de aldus vergunde situatie voor haar tot forse geluidhinder zal gaan zorgen. De zich onder de gedingstukken bevindende geluidsmetingen van onder meer de Aaltendagen in augustus 2013 maken inzichtelijk dat bij eerdere evenementen sprake was van een behoorlijke geluidsbelasting. Door verzoekster zijn verder indicatieve metingen overgelegd met betrekking tot het Volksfeest 2012, waarbij zeer hoge geluidswaarden in de woning van verzoekster zijn geregistreerd. Weliswaar golden ten tijde van dat evenement naar ter zitting is verduidelijkt geen geluidsnormen, echter deze metingen maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat de woning van verzoekster niet zodanig is geïsoleerd dat het geluid op de gevel daardoor binnen de woning in een meer dan gebruikelijke mate wordt gereduceerd. Verder staat vast dat de woning van verzoekster direct aan de rand van het evenementengebied is gesitueerd.
In aanmerking dient verder te worden genomen dat het hier niet om één, maar om vier aaneengesloten collectieve dagen gaat, waarop deze ruime geluidsnormen gelden. Voorts blijkt uit de gedingstukken dat op de betreffende locatie regelmatig evenementen worden gehouden, zodat van een incidentele activiteit geen sprake is. Op twaalf dagen per jaar gelden daarbij de (ruime) normen uit de geluidsverordening.
Onder deze omstandigheden is het voor de voorzieningenrechter zonder nadere motivering van verweerder niet inzichtelijk waarom geen nadere begrenzing van het maximale geluidsniveau heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet inzichtelijk gemaakt in welke mate hij de belangen van omwonenden, waaronder verzoekster, bij zijn besluit heeft meegewogen. Voorshands heeft het door verzoekster gemaakte bezwaar tegen het bestreden besluit dan ook een redelijke kans van slagen. Verweerder zal in de te nemen beslissing op bezwaar alsnog inzichtelijk moeten maken of de in de geluidsverordening neergelegde normering recht doet aan alle in aanmerking te nemen belangen.
De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of hij vooruitlopend op de door verweerder te verrichten nadere afweging de gevraagde voorlopige voorziening dient te treffen. In aanmerking genomen alle aanwezige belangen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de vergunning, zoals verzocht, te schorsen, waarbij hij met name rekening houdt met de omstandigheid dat het gemeentebestuur het evenement met een duur van vier dagen heeft willen faciliteren en dat mag worden aangenomen dat de vergunninghouder in verband daarmee aanzienlijke investeringen zal hebben gedaan. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van ordemaatregel, ter voorkoming van onevenredige geluidsoverlast de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen, die er op neerkomt dat gedurende het gehele evenement een geluidsnorm geldt en dat daarbij het maximaal toegestane equivalente geluidsniveau (Laeq) van 90 dB(A) wordt teruggebracht naar 80 dB(A). Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat ter zitting niet is gebleken dat een dergelijke inperking van het maximaal toegestane geluidsniveau het voor de vergunninghouder onmogelijk maakt het evenement te kunnen houden. De voorzieningenrechter heeft bij het treffen van de ordemaatregel van de door de rijksoverheid verspreide nota “evenementen met een luidruchtig karakter” van januari 1996 gebruik gemaakt en heeft zich verder gebaseerd op de normen die in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn aanvaard, onder meer in de uitspraak van 23 januari 2013, LJN: BY9204.
De voorzieningenrechter merkt daarbij ten overvloede, maar ter voorlichting aan partijen op dat, gezien de discretionaire bevoegdheid van verweerder in deze, de thans bij wijze van ordemaatregel gegeven geluidsnormering voor verweerder bij toekomstige besluitvorming niet bindend, doch hooguit richtinggevend kan zijn.
Verzoekster heeft haar stelling dat zij behoudens de geluidsoverlast ook onevenredig wordt getroffen door de verminderde bereikbaarheid van haar woning niet aannemelijk gemaakt, zodat in zoverre het treffen van een voorlopige voorziening niet is aangewezen.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).
Omdat de voorzieningenrechter een ordemaatregel treft, bepaalt de voorzieningenrechter tevens dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verbindt bij wijze van voorlopige voorziening het navolgende voorschrift aan de evenementenvergunning van 29 juli 2013: gedurende het gehele evenement mag de geluidbelasting (LAeq) door versterkte muziek op de gevel van de woning Dijkstraat 2 de 80 dB(A) of 95 dB (C) niet overschrijden;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening voor het overige af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 944,-
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.