Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
VONNIS
[verdachte],
Feit 1
Feit 2
Feit 3
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
- Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
taakstraf, te weten:
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;