ECLI:NL:RBGEL:2013:3080

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
AWB-13_75
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L. van Gijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake winkelconcentratieplannen Ochten

Op 17 september 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, wonende te [woonplaats], hebben op 31 december 2012 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot het raadsbesluit over winkelconcentratieplannen in Ochten. Dit verzoek volgde op een vergadering van de gemeenteraad van Neder-Betuwe op 20 december 2012, waarin het college van burgemeester en wethouders voorstellen deed over de ontwikkeling van een winkelconcentratie in Ochten.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de beslissingen die in de vergadering zijn genomen, niet kunnen worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de verzoekers geen bezwaar hebben kunnen maken, omdat er geen besluit is genomen dat onder de Awb valt. De brief van verzoekers van 2 januari 2013 kan ook niet als bezwaarschrift worden aangemerkt, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard.

De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en de rechtbank niet bindt in een eventuele bodemprocedure. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan zonder zitting. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 september 2013, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bestuursrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 13/75
uitspraak van 17 september 2013 van de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb in het geding tussen
[verzoeker] e.a., verzoekers,
wonende te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Neder-Betuwe, verweerder.

1.Procesverloop

Bij brief van 31 december 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

2.Overwegingen

De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
In de vergadering van 20 december 2012 heeft verweerder naar aanleiding van het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe besloten:
- kennis te nemen van de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingen Winkelconcentratie Ochten;
- in te stemmen met beëindiging van het prijsvraagtraject om te komen tot een winkelconcentratie;
- kennis te nemen van de door het college te sluiten overeenkomst ten behoeve van de verkoop van het voormalig gemeentehuis te Ochten aan Castella Vastgoed BV om de Aldi te ontwikkelen, en hiermee in te stemmen;
- kennis te nemen van het voornemen van het college om publiekrechtelijke medewerking te verlenen aan de herontwikkeling van de Vicary door MKB;
- de ontvangen exploitatiebijdrage van Castelle Vastgoed - groot € 60.000 - in te zetten ten behoeve van de dekking van de ambtelijke kosten binnen voor de herontwikkeling van het voormalige gemeentehuis te Ochten;
- het negatieve projectresultaat (tekort) van € 63.674 voor winkelconcentratie Ochten te dekken uit de reserve grondexploitatie.
Bij brief van 31 december 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het “Raadsbesluit winkelconcentratieplannen Ochten d.d. 20 december jl.”.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 6:4, eerste lid, van de Awb geschiedt het maken van bezwaar door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
In dit geval is het treffen van een voorlopige voorziening alleen mogelijk als de in het verzoekschrift genoemde beslissingen zijn te duiden als besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb en tegen die beslissingen tijdig een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:4, eerste lid, van de Awb is ingediend.
Voor zover verweerder in de vergadering van 20 december 2012 (een) beslissing(en) heeft genomen, is/zijn deze naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aan te merken als (een) besluit(en) in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daartoe wordt overwogen dat deze beslissing(en) niet zijn gericht op het in het leven roepen van enig publiekrechtelijk rechtsgevolg, nu deze beslissing(en) geen aanspraken tegenover de gemeentelijke of enige andere overheid in het leven roept/roepen.
Verder kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de brief van verzoekers van 2 januari 2013, gelet op de bewoordingen en strekking hiervan, niet als een bezwaarschrift in de zin van artikel 6:4, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Nu voorts gesteld noch gebleken is van een ander stuk dat als een bezwaarschrift kan worden geduid, betekent dit dat geen bezwaar aanhangig is.
Gelet op het voorgaande moet het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter,
verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Gijn, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2013.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: