ECLI:NL:RBGEL:2013:3117

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
05-720141-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
  • A. Welbergen
  • J. Brinkhoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van pogingen tot doodslag en zware mishandeling, veroordeling voor vernieling

Op 18 september 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte uit Harderwijk, die werd beschuldigd van twee pogingen tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze ernstige beschuldigingen, omdat de aangiftes van de slachtoffers op zichzelf stonden en er onvoldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat het letsel van een van de slachtoffers, dat hij had opgelopen tijdens een vechtpartij, niet kon worden toegeschreven aan de verdachte, aangezien niet kon worden vastgesteld wie verantwoordelijk was voor het letsel. De rechtbank merkte op dat het ook mogelijk was dat het slachtoffer zichzelf had verwond tijdens de schermutseling, waarbij een andere aangever met een mes om zich heen zwaaide.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van een ruit van de woning van een van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de ruit had vernield, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de eerdere contacten van de verdachte met justitie. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van drie weken opgelegd voor de vernieling, met de mogelijkheid dat de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de straf.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering was gebaseerd. De rechtbank besloot ook tot de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
parketnummer: 05-720141-13
uitspraak d.d.: 18 september 2013
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te Harderwijk op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman: mr. U. Yildirim, advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2013.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een schroevendraaier, althans een daarom gelijkend scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht (nabij het linkeroog/tussen neus en linkeroog) heeft/hebben geprikt/gestoken en/of (met een hard/scherp voorwerp) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een schroevendraaier, althans een daarom gelijkend scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht (nabij het linkeroog/tussen neus en linkeroog) heeft/hebben geprikt/gestoken en/of (met een hard/scherp voorwerp) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer 2] (met kracht) bij zijn keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) (krachtig) bij de keel/hals vast is blijven houden en/of (aldus) de keel/hals van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer 2] (met kracht) bij zijn keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) (krachtig) bij de keel/hals vast is blijven houden en/of (aldus) de keel/hals van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] (met kracht) bij zijn keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) (krachtig) bij de keel/hals vast is blijven houden en/of (aldus) de keel/hals van die [slachtoffer 2] heeft dichtgedrukt
en/of dichtgedrukt gehouden en/of daarbij/vervolgens die [slachtoffer 2] een schroevendraaier, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp op/tegen de keel heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en) van een woning gelegen aan het [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of woningbouwvereniging U-woon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, worden deze in de eventuele bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 6 maart 2013 kreeg de noodhulpeenheid van politie Harderwijk opdracht om naar de woning aan het [adres 2] te Harderwijk te gaan. Daar zou een vechtpartij gaande zijn, die was na een inbraak zou zijn ontstaan. Ter plaatse zijn twee mannen in de woning aangetroffen die het gezicht onder het bloed hadden. Ook buiten de woning zijn twee personen aangetroffen. Dit betroffen verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]), die beiden met een mes gestoken leken te zijn. Alle personen zijn aangehouden en er is een opsporingsonderzoek ingesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Ten aanzien van het onder 1, primair, ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat naar haar mening niet bewezen kan worden dat aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) met enig voorwerp is gestoken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is er geen wettig en overtuigend bewijs, nu uit de voorhanden bewijsmiddelen niet onomstotelijk naar voren komt dat verdachte en/of zijn mededader een scherp voorwerp heeft gebruikt.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en/of zijn mededader [medeverdachte] op enig moment hebben getracht [slachtoffer 1] om het leven te brengen of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het enige bewijs hiervan is te vinden in de verklaring van [slachtoffer 1] zelf, die echter op belangrijke aspecten zijn verklaring telkens heeft gewijzigd. Om die reden bestaat gerede twijfel of [slachtoffer 1] de waarheid heeft gesproken over wat zich in de woning is voorgevallen.
Uit het dossier kan ook niet het wettig en overtuigend bewijs volgen dat verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte] op enig moment getracht hebben aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Evenmin kan worden aangenomen dat [slachtoffer 2] op enig moment is bedreigd. Het enige bewijs in dezen betreft de verklaring van [slachtoffer 2] zelf. Dit voldoet niet aan het wettelijk bewijsminimum. Bovendien heeft (ook) [slachtoffer 2] zijn verklaring telkens veranderd, onder meer waar het gaat over wie hem zou hebben gegrepen en wie hem zou hebben bedreigd.
Verdachte heeft een ruit vernield. Uit de verklaringen in het dossier blijkt echter ook dat hij in paniek heeft gehandeld omdat hij zag dat [medeverdachte] werd verwurgd en daarom dringend hulp nodig had. Dit is te kwalificeren als handelen uit psychische overmacht, zodat hij voor dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan [2] . Hij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij in de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk wakker is geworden van lawaai in de woning. Hij is naar beneden gegaan en zag twee hem bekende personen. Die vielen hem aan. Er ontstond een chaotische vechtpartij. Hij kreeg een klap met een schroevendraaier op de linkerzijkant van zijn gezicht, bij zijn oog. Hij kreeg die klap kort nadat hij met een schroevendraaier was gestoken.
Uit de over [slachtoffer 1] opgemaakte letselrapportage [3] blijkt dat bij hem letsel is geconstateerd, onder meer een puntvormige steekverwonding vlak bij de ooghoek.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan [4] . Hij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat op 6 maart 2013 om ongeveer 01.30 uur twee personen zijn huis zijn binnengedrongen. Deze personen hebben vernielingen aangericht en hem bedreigd en mishandeld. Hij werd in zijn schuur van achteren bij zijn keel vastgegrepen. Deze werd dichtgedrukt en er werd een schroevendraaier tegen zijn keel geduwd. Op een gegeven moment kon hij loskomen, heeft hij een mes gepakt, is zijn aanvaller achterna de woning ingegaan en heeft hem twee keer gestoken, waarna hij aan [slachtoffer 1] heeft gevraagd de betreffende man vast te houden. De andere man die al in de woning aanwezig was vluchtte vervolgens de woning uit. Ook die persoon is hij achterna gegaan. Omdat hij meerdere mannen buiten zag staan, is hij weer naar binnen gegaan waar [slachtoffer 1] op een stoel zat met een man tussen zijn benen.
Uit de over [slachtoffer 2] opgemaakte letselrapportage [5] blijkt dat bij hem een snijwond aan zijn bovenlip en een snijwond aan de linkerwijsvinger is geconstateerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en zijn medeverdachte [medeverdachte] in de woning van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn geweest, omdat zij weed wilden halen en omdat zij eerdere onenigheid wilden oplossen. Zij hebben aangeklopt en zijn binnengelaten. Verdachte en [medeverdachte] hebben geen schroevendraaiers in handen gehad en zij hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet aangevallen.
[medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard [6] dat hij samen met verdachte naar de woning is gegaan, dat hij pissed‑off was en dat hij [slachtoffer 1] wilde slaan. Zodra zij elkaar zagen zijn hij en [slachtoffer 1] elkaar in de haren gevlogen en hebben zij met elkaar gevochten. Op een gegeven moment is hij door [slachtoffer 1] vastgegrepen en heeft de andere man hem geslagen en met een mes gestoken.
Uit het dossier volgt dat verdachte en medeverdachte Devici in de nacht van 5 op 6 maart 2013 naar de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn gegaan met (ten minste deels) weinig vredelievende bedoelingen, waarna het inderdaad tot een gewelddadige confrontatie tussen de verdachten en de aangevers is gekomen.
Ten aanzien van wat er echter meer precies in de woning is voorgevallen staat elke aangifte min of meer op zichzelf en is onvoldoende steunbewijs voor de afzonderlijke in de aangiftes verwerkte scenario’s voorhanden. Zo is er, naast de aangifte van [slachtoffer 1], geen concreet bewijs dat verdachte en/of zijn medeverdachte enig wapen in handen hebben gehad en dat één van hen dit tegenover aangever [slachtoffer 1] zou hebben gebruikt. Ook het DNA-onderzoek aan bemonsteringen van een op de plaats delict in beslag genomen kruiskopschroevendraaier is niet belastend voor de verdachte of zijn medeverdachte. Aannemelijk is dat [slachtoffer 1] het letsel bij zijn oog heeft opgelopen in de schermutseling die in de woning heeft plaatsgevonden, maar niet is uit te maken wie hiervoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Het door de raadsman geopperde scenario dat het evengoed [slachtoffer 2] kan zijn geweest die [slachtoffer 1] onbedoeld heeft geraakt, is, nu uit meerdere verklaringen naar voren komt dat [slachtoffer 2] met een mes om zich heen zwaaide, niet zo onaannemelijk dat het op voorhand moet worden uitgesloten.
De verdachte zal van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Omdat ‒ zoals hiervoor reeds is overwogen ‒ ook (voldoende) steunbewijs ontbreekt ten aanzien van de aangifte van [slachtoffer 2], behoort verdachte eveneens van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair, ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op in de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 ruiten van een woning aan het [adres 2] te Harderwijk heeft vernield.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan [7] . Hij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat op 6 maart 2013 om ongeveer 01.30 uur twee personen zijn huis zijn binnengedrongen. Hij huurt deze woning van de woningbouwvereniging UWOON. Hij heeft gezien dat een man met een voorwerp tegen de ruit van de schuurdeur sloeg en dat een andere man tegen een keukenraam sloeg, waardoor beide ruiten zijn gesneuveld.
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
3.
hij in de nacht van 5 maart 2013 op 6 maart 2013 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een woning gelegen aan het [adres 2], toebehorende aan woningbouwvereniging UWOON, heeft vernield.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank oordeelt dat voor psychische overmacht aannemelijk moet worden dat het handelen van verdachte het onmiddellijke gevolg is geweest van een van buiten komende dwang, waartegen verdachte redelijkerwijs geen weerstand had kunnen en behoeven te bieden. De drang moet acuut zijn en voor de dader onweerstaanbaar.
Uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte volgt dat zij naar de betreffende woning zijn toegegaan, (mede) omdat medeverdachte [medeverdachte] nog een geschil met aangever [slachtoffer 1] wilde uitpraten. Uit verklaringen van getuigen komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte] in een agressieve bui was. Verdachte heeft verklaard dat hij dronken was. Verdachte heeft zich aldus begeven in een situatie waarvan hij zich had kunnen en moeten distantiëren. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat met de enkele stelling hierover van de verdachte (nog) niet aannemelijk is geworden dat zijn handelen het onmiddellijke gevolg is geweest van een, acute en onweerstaanbare, van buiten komende dwang, kan het beroep op psychische overmacht niet slagen.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte voor de onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen waarvan 128 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt meldplicht en het volgen van een behandeling;
  • een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten naast de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman naast het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging subsidiair aangevoerd dat, gelet op de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, geen straf of maatregel opgelegd dient te worden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft zich, samen met een medeverdachte, schuldig gemaakt aan het vernielen van een aantal ruiten. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor delicten met een geweldscomponent. Het feit rechtvaardigt daarom de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie geëist, omdat zij verdachte grotendeels van het tenlastegelegde vrijspreekt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.870,-- ingediend ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van dit feit.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd om van de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten:
  • een jas, kleur grijs;
  • een shirt, kleur grijs, merk Jack & Jones;
  • een broek, kleur blauw;
  • schoeisel, kleur bruin;
de teruggave aan verdachte te gelasten.
De raadsman heeft zich hierover niet uitgelaten.
De rechtbank zal van die in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen de teruggave aan verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 47 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidair en 2 meer subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave aan verdachte van:
- een jas, kleur grijs;
- een shirt, kleur grijs, merk Jack & Jones;
- een broek, kleur blauw;
- schoeisel, kleur bruin;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op deze uitspraak begroot op nihil;
 heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. Welbergen en
mr. Brinkhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2013.
Mr. Brinkhoff is buiten staat mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610 2013037384, politie‑eenheid Oost‑Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, Team Recherche Noord‑West Veluwe, gesloten en ondertekend op 3 mei 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], p. 284-287.
3.Letselrapportage d.d. 6 maart 2013, opgemaakt door GGD IJsselland, p. 141-142.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 199-204.
5.Letselrapportage d.d. 8 maart 2013, opgemaakt door GGD IJsselland, p. 137-138.
6.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 235-239.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 199-204.