ECLI:NL:RBGEL:2013:3149

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
05/901411-11 en 05/720832-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met mes in Arnhem: Veroordeling tot 10 jaar gevangenisstraf

Op 19 september 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 november 2011 in Arnhem het slachtoffer, [slachtoffer], heeft neergestoken. Het slachtoffer overleed aan de verwondingen die hij opliep door meerdere messteken in de hals. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor voorbedachte raad, aangezien de steekpartij volgde op een plotselinge opwelling van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten, zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging, omdat de verdachte niet heeft meegewerkt aan psychologisch onderzoek. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de nabestaanden van het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2.200,- aan begrafeniskosten. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie toegewezen, waardoor de verdachte ook een maand gevangenisstraf moet uitzitten die eerder voorwaardelijk was opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/901411-11 en 05/720832-10 (tul)
Data zittingen : 6 maart 2012, 15 mei 2012, 19 juni 2012, 21 augustus 2012, 23 oktober 2012, 8 januari 2013, 12 februari 2013, 9 april 2013, 2 juli 2013, 3 september 2013 en 5 september 2013
Datum uitspraak : 19 september 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1985] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadslieden : mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, en mr. M.A. Bijl, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2011, te Arnhem, opzettelijk en al dan niet
met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] een of
meermalen met een mes, althans met een scherp voorwerp in het lichaam heeft
gestoken en/of gestoten, althans getroffen en/of heeft gewurgd, tengevolge
waarvan voornoemde persoon is overleden;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer en 05/720832-10) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de politierechter te Arnhem op 29 maart 2011.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 3 en 5 september 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem en mr. M.A. Bijl, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd de nabestaanden van [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft gerekwireerd.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op basis van na te melden bewijsmiddelen stelt de rechtbank de navolgende, door partijen niet bestreden feiten vast.
Op 28 november 2011 omstreeks 20.00 uur kwam bij de meldkamer van de politie een telefonische melding dat “bij [slachtoffer]” in een woning aan de [adres] te Arnhem een steekpartij had plaatsgevonden. Deze melding werd gedaan door [getuige 1]. [2] Ter plaatse aangekomen, hebben verbalisanten de woningdeur geforceerd en in de woning een stoffelijk overschot aangetroffen in de douchecel. [3]
Dactyloscopisch onderzoek van het lichaam wees uit dat het betrof [slachtoffer], geboren 26 januari 1968 te Kirsehir, Turkije. [4]
Bij het sporenonderzoek in de woning is onder meer het volgende vastgesteld: [5]
- Op de buitenzijde en de kopse zijde (sluitzijde) van de voordeur werden meerdere bloedsporen in de vorm van bloedspatten, bloedvegen en uitgelopen bloed gezien.
- In de douche- en wasruimte werd op de vloer tussen de keukendeur en de balkondeur het bebloede bruin houten heft van een mes veilig gesteld (svo-260; AAEH7437NL). In dit heft stak nog een klein afgebroken deel van het lemmet.
- In dezelfde ruimte werd onder het stoffelijk overschot het bebloede en afgebroken deel van een lemmet aangetroffen (svo-259; AAEH7438NL).
Het breukeinde van het lemmetdeel heeft oorspronkelijk één geheel gevormd met het breukeinde van het lemmetdeel in het houten heft. [6]
Bij een volgend sporenonderzoek in de woning is onder meer het volgende vastgesteld: [7]
- Op de vloer in de gang op de dorpel naar de woonkamer lag een groene gebroken flessenhals (AABJ5555NL).
- In de woonkamer lagen op de vloer groene glasscherven.
- Op de muur boven de vindplaats van de scherven was een vermoedelijke impact van een fles te zien, met in het behang kleine groene glassplintertjes.
- Op de vloer tussen de balkondeuren en de deur opening van de doucheruimte lag een vochtig shirt, merk Silver Creek (long sleeve) waarop uitgelopen bloedsporen zichtbaar waren.
Bij het pathologie-onderzoek op het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is het volgende vastgesteld. [8]
3. Rechts in de hals een streepvormige scherprandige huidklieving met een steekkanaal door de weke delen van de hals en daarbij een klieving van de voor- en achterwand van de halsader met uitgebreid omgevende bloeduitstorting.
4. Op het hoofd vier streepvormige scherprandige huidklievingen tot op het botvlies van het schedeldak met omgevende bloeduitstortingen.
5. Aan de binnenzijde van de vingers 2 t/m 5 van de rechterhand scherprandige huidklievingen met omgevende bloeduitstortingen.
6. Verspreid over het lichaam enkele streepvormige oppervlakkige huidbeschadigingen (krassen).
7. In het gelaat en verspreid over het lichaam en in het gelaat kleine oppervlakkige huidbeschadigingen.
8. Links in de hals een kleine oppervlakkige huidbeschadiging met indroging.
9. Microscopisch bevestigde recente breuk van de grote hoorn van het strottenhoofd links.
10. Weinig lijkvlekken, bleke nieren en bleek longweefsel.
11. Bloedstuwing in de bloedvaten van de weke hersenvliezen en in de luchtcellen van de rotsbeenderen.
14-1. Bij toxicologisch onderzoek is het lichaamsmateriaal ethanol (alcohol), cocaïne, methylecgonine, benzoylecgonine, tramadol, O-desmethyltramadol, paracetamol, hydroxyzine en ethylcocaïne aangetroffen.
14-3. Er is op basis van biochemisch onderzoek een aanwijzing verkregen voor schade van de schildklier.
De bevindingen sub 3 en 4 waren het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch klievend geweld ; snijd- en steekletsels. Het letsel in de hals sub 3 heeft geleid tot inwendige beschadigingen van de halsstructuren, waarbij met name de klieving van de halsader geleid heeft tot zeer ernstig bloedverlies, mogelijk (bijna) verbloeding .
De bevindingen sub 10 passen bij zeer ernstig bloedverlies.
De bevindingen sub 5 waren het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch klievend geweld en passen bij zogenaamde afweerletsels.
De bevindingen sub 6 en 7 waren het gevolg van inwerking van uitwending mechanisch botsend en puntig/krassend geweld, bij leven ontstaan en hebben geen bijdrage geleverd aan het overlijden.
De bevindingen sub 8 en 9 passen bij inwerking van uitwendig mechanisch samendrukkend of botsend geweld op de hals links, zoals kan optreden door bijvoorbeeld verwurging, slaan tegen of vallen op de hals.
De bevindingen van het biochemisch onderzoek sub 14 passen, bij uitsluiting van ziekelijke afwijkingen aan de schildklier, bij inwerking van mechanisch geweld op de schildklier en dus de hals. Gezien de bloedstuwingen sub 11 is samendrukkend geweld op de hals waarschijnlijker dan slaan of vallen omdat voor het ontstaan van deze bloedstuwingen de belemmering van bloedafvloed uit het hoofd langer en niet slechts kortstondig moet duren. De letsels in de hals waren bij leven ontstaan.
Het overlijden kan zonder meer worden verklaard door zeer ernstig bloedverlies of verwurging of een combinatie van de twee.
Bij gelegenheid van de sectie is onder meer een referentiemonster bloed van [slachtoffer] veilig gesteld (AADX7187NL). [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [getuige 1] ongeloofwaardig zijn, tegenstrijdig aan wat allerlei mensen rondom haar hebben verklaard, en daarom onbetrouwbaar. Hij heeft gewezen op onvolkomenheden in het opsporingsonderzoek, die wijzen op een tunnelvisie. Op onderdelen van het verweer wordt hierna nader ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank
De kleding van verdachte
Verdachte heeft zich daags na het overlijden van [slachtoffer], op 29 november 2011 om ca 9.00 uur gemeld bij de politie met de mededeling: “Ik kom mij melden, want ik heb twee nachten geslapen op het adres in Arnhem-Zuid waar een steekpartij heeft plaatsgevonden”, aldus de baliemedewerkster van de politie [medewerkster]. [10] Vervolgens is verdachte aangehouden op het politiebureau. [11] Bij die aanhouding was verbalisant [verbalisant 1] aanwezig, die verdachte kent. Deze heeft verklaard dat verdachte tijdens het invullen van de benodigde formulieren zei: “Ik heb dezelfde kleren als gisteren nog aan.” [12]
De kleding die verdachte op dat moment droeg, is in beslag genomen. [13] Het betrof:
- zwarte trainingsbroek (svo 301 = AAEH7417NL);
- zwart shirt (svo 302a = AAEH7418NL);
- zwarte trui (svo 302b = AAEH4861NL);
- schoenen en sokken (svo 303 = AAEH7419NL);
- spijkerbroek (svo 304 = AAEH7420NL);
- zwart jack (svo 305 = AAEH7421NL).
Volgens de verbalisant die aanwezig was bij deze fouillering, droeg verdachte de trainingsbroek onder zijn spijkerbroek. [14]
Deze kleding is met behulp van de luminol- en aansluitend tetrabase-methode onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op alle kledingstukken c.q. schoenen werd bloed aangetoond. De daarvan gemaakte foto’s (bij gebruik van luminol) laten zien dat het jack zowel aan de voor- als achterzijde voor een groot deel is besmeurd met bloed, evenals de spijkerbroek in de omgeving van de broekzakken en de bovenzijde van de schoenen. [15]
Ten behoeve van nader onderzoek zijn stukken geknipt uit de tong van de rechterschoen (svo 303a = AAEH7428NL) en uit het voorpand van het jack (svo 305a = AAEH7427NL). [16]
De hieruit verkregen bloedmonsters zijn onderzocht door het NFI. Daaruit is gebleken dat de dna-profielen matchen met elkaar en met het dna-profiel van [slachtoffer]. De kans dat dit dna-profiel van een willekeurig gekozen man overeenkomt met elk van deze dna-profielen is kleiner dan één op één miljard. [17]
De verdediging heeft gesteld dat niet klakkeloos mag worden aangenomen dat al het bloed op deze kleding van [slachtoffer] afkomstig is omdat aan slechts twee monsters vergelijkend dna-onderzoek is gedaan. Deze opmerking wordt echter gepasseerd nu hoegenaamd geen enkele aanwijzing bestaat dat het aangetroffen bloed van iemand anders zou kunnen zijn. Verdachte had wellicht een dergelijke aanwijzing kunnen geven door te verklaren waar hij de kleding vandaan had en wat er mee gebeurd was, maar heeft ervoor gekozen niets te verklaren.
Een bekende van verdachte, [getuige 2], heeft verklaard: [18]
“(p.207:) Op maandag 28 november 2011, omstreeks 22.00 – 22.15 uur, was ik in de Spoorwegstraat te Arnhem. Ik was daar ter hoogte van het stoelenproject De Duif om te wachten dat ik daar naar binnen mocht. … (p.208:) Ongeveer na 5 minuten kwam de mij bekende [verdachte] aangelopen. U toont mij een foto met daarop de afbeelding van een man. Dit is [verdachte] waarover ik praat. … (p.209:) Ik heb [verdachte] vaker in dezelfde kleding gezien welke hij ook op maandagavond 28 november 2011 droeg. [verdachte] droeg dezelfde kleding toen hij dinsdagmorgen 29 november 2011 bij mij weg liep.”
Als bijlage bij het verhoor is gevoegd een politiefoto van verdachte.
Tijdens de 112-melding heeft [getuige 1] over de kleding van degene die [slachtoffer] heeft neergestoken verklaard dat deze een spijkerbroek en een trainingsjas droeg. [19]
[getuige 1] heeft op 28 november 2011 omstreeks 21.05 uur als volgt verklaard: [20]
“(p. 129:) Omstreeks 12.00 uur à 12.30 uur ben ik het huis van mijn vader uitgegaan. Ik ben daarna naar [slachtoffer] gelopen. … Ik kwam om ongeveer 12.30 uur bij [slachtoffer] aan. [slachtoffer] woont aan de [adres] te Arnhem. … [slachtoffer] deed de deur open. Ik kwam in de woning en ik zag daar nog een persoon die ik nog niet eerder had ontmoet. Hij stelde zich voor als [verdachte]. …
(p. 130) Ik wilde drank en ook wel betalen. [slachtoffer] vroeg aan [verdachte]: “ga jij even halen.” Ik heb aan [verdachte] 20 euro gegeven om een fles port en sigaretten te halen. Ik schat dat [verdachte] ongeveer 10 à 15 minuten wegbleef en terug kwam met een fles port en een pakje Marlboro sigaretten.”
Blijkens een onderzoek naar de camerabeelden bij supermarkt [supermarkt] te Arnhem, is verdachte daar op 28 november 2011 enkele malen geweest, onder meer tussen 12.07 uur en 12.13 uur. Verdachte rekent dan een fles drank af. Op deze foto’s is te zien dat verdachte een zwarte trainingsbroek en een zwarte sweater met capuchon draagt. [21]
Uit dit samenstel van bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de kleding die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding (en die besmeurd was met bloed van [slachtoffer]), door hem ook de dag daarvoor, op 28 november 2011 werd gedragen toen hij in de woning van [slachtoffer] verbleef. Daarbij roept de rechtbank in herinnering dat verdachte ten tijde van de aanhouding de spijkerbroek over de trainingsbroek aanhad, hetgeen de door de verdediging vermelde verschillen kan verklaren in de beschrijving van de kleding door [getuige 1]. Daarbij komt ook dat verdachte, zoals blijkt uit de hierna weer te geven verklaring van de RIBW-medewerker [getuige 3], tijdens diens bezoek aan de woning van [slachtoffer] met ontbloot bovenlichaam door de woning liep, hetgeen er op duidt dat verdachte gedurende de dag niet voortdurend dezelfde kleding op dezelfde wijze aanhad.
Wat betreft het door de verdediging gememoreerde witte T-shirt (sub 1.2 en 1.3 pleitnota), dat wel is beschreven door [getuige 1] maar niet onder verdachte in beslag is genomen, wijst de rechtbank er op dat tijdens de tweede doorzoeking een wit shirt met lange mouwen is aangetroffen, dat eveneens was bebloed. [22] [getuige 1] heeft beschreven dat het shirt dat verdachte droeg niet egaal wit was, maar dat er iets op gedrukt was. [23] De foto van het betreffende shirt laat inderdaad een opdruk aan de voorzijde zien. [24]
Overige forensische sporen
Zoals hiervoor onder de vaststaande feiten vermeld, is in de woning van het slachtoffer een groene, gebroken flessenhals gevonden alsmede groene glasscherven en glassplinters in het behang.
Op de flessenhals (AABJ555NL) zijn bloedsporen aangetroffen. Vergelijkend dna-onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat het dna in bloedspoor #1 op de flessenhals overeenkomt met het dna-profiel van verdachte, waarbij de kans dat een willekeurige man hetzelfde dna-profiel heeft kleiner is dan één op één miljard. Dit bloedspoor bevat tevens additionele kenmerken van het dna-profiel van [slachtoffer] (zonder statistische berekening). Bloedspoor #2 op de flessenhals komt overeen met het dna-profiel van [slachtoffer] met een statistische berekening van minder dan één miljard. Op de schroefdraad van de fles zijn biologische contactsporen (#3) vastgesteld, waaronder bloed en speeksel. Dit monster bevat een dna-mengprofiel met kenmerken van het dna-profiel van zowel verdachte als [slachtoffer], beide met een matchkans van één op 63.000. [25]
Tussenconclusie
Verdachte is gedurende de dag dat [slachtoffer] in zijn woning om het leven werd gebracht, met [slachtoffer] en [getuige 1] in die woning aanwezig geweest. Zijn bloed en dat van [slachtoffer] is gevonden op een afgebroken flessenhals. De kleding die hij droeg was alom besmeurd met bloed van [slachtoffer]. Verdachte heeft vragen hieromtrent niet willen beantwoorden.
De verklaringen van [getuige 1] en anderen
Op 28 november 2013 omstreeks 20.00 uur heeft [getuige 1] een 112-melding gemaakt bij de meldkamer van de politie. [26] Daarbij heeft zij, zakelijk weergegeven, verklaard dat:
- ( p.121:) er twee mensen zijn doorgedraaid en dat iemand een mes pakte en gewoon [slachtoffer] neerstak en dat zij is weggerend.
- ( p.122:) dat de dader een jongen van 26 is, die daar inwoont omdat hij uit zijn huis was getrapt;
- ( p.123:) dat de jongen [signalement], dat hij een “groot slagersmes” pakte met zwart handvat en dat hij hem in zijn buik stak en dat zij niet heeft gezien dat hij bloedde.
- ( p.124:) Op de vraag van de centralist of zij de naam van die jongen weet, zegt getuige aanvankelijk nee. Even later zegt zij : “[verdachte], [verdachte], [verdachte], [verdachte], o mijn god, [verdachte]”.
Later die avond, 28 november 2011 om 21.05 uur is [getuige 1] als getuige gehoord. [27] Zij heeft daarbij, voor zover van belang, verklaard:
“(p.129:) Omstreeks 12.00 uur à 12.30 uur ben ik het huis bij mijn vader weggegaan. Ik ben daarna naar [slachtoffer] gelopen. … Ik kwam om ongeveer 12.30 uur bij [slachtoffer] aan. … [slachtoffer] deed de deur open. Ik kwam in de woning en ik zag daar nog een persoon die ik nog niet eerder had ontmoet. Hij stelde zich voor als [verdachte].
(p.130:) [verdachte] vertelde mij dat hij 26 jaar oud was. … Op een gegeven moment wilde ik weer wat cocaïne hebben. Ik geloof dat ik ongeveer om 13.00 uur door mijn vader werd gebeld. … Toen mijn vader belde was [verdachte] cocaïne halen bij [betrokkene 1]. … [verdachte] heeft vanmiddag twee keer bij [betrokkene 1] cocaïne gehaald. Ik heb hem daarvoor twee keer 50 euro gegeven. … Op een gegeven moment bleef [slachtoffer] op de wc. En de drugs was zo’n beetje op. … [slachtoffer] voelde zich belazerd omdat ik geld had en niet mee naar buiten wou. Hij zei dat ik op moest rotten en toen sloeg hij mij op de mond.
(p.131:) Dat slaan gebeurde op de gang. Op dat moment was [verdachte] in de woonkamer. Ik ben ook de woonkamer ingegaan. Ik bloedde op dat moment bij mijn bovenlip. [verdachte] zag dat en vroeg of het met mij ging. In de woonkamer brak op een gegeven moment de pleuris uit omdat er geen cocaïne was. [slachtoffer] kwam de woonkamer binnen en toen zei hij tegen [verdachte]: “Opsodemieteren nou.” Toen was [slachtoffer] een beetje paranoïa om zich heen aan het kijken. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: “Ik steek hem dood” of “ik ga hem doodsteken.” [verdachte] keek mij op dat moment niet aan. We zaten op dat moment naast elkaar op de bank. Ik zag dat [verdachte] een mes pakte. Dat deed hij terwijl hij op de bank zat. Hij stond dus niet op. Ik zag dat hij een mes pakte van een schapje bij de bank. Ik zag dat [verdachte] een mes pakte met een zwart handvat. Het was een flink mes. Het was een groot vleesmes. Ik schat de lengte inclusief handvat ongeveer 20 à 25 centimeter. Ja, het was een vleesmes. Ik zag dat [verdachte] dat mes pakte en onder zijn shirt deed. Hij pakte het mes met zijn linkerhand. Ik zag dat hij het mes in zijn linkerhand vasthield. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen. Ik hoorde [slachtoffer] schreeuwen. Het ging tekeer.
Ik zag dat [verdachte] opgefokt op de bank bleef zitten met dat mes onder zijn shirt. … Je zag [dat] [verdachte] dronken en steeds opgefokter werd. …
Je zag [verdachte] zichzelf opnaaien. [slachtoffer] stond ongeveer 2 meter van [verdachte] vandaan in de woonkamer. Ik zag [verdachte] van de bank opstaan en dat hij een stap in de richting van [slachtoffer] maakte. Ik zag [verdachte] met dat mes op [slachtoffer] insteken. Ik heb één keer zien steken. Het was bovenhands. Ik [dacht] met de rechterhand, maar dat weet ik niet zeker. Ik zag dat [verdachte] met een bovenhandse beweging het mes met vaart naar de borstkas van [slachtoffer] bewoog. Ik hoorde geschreeuw. Ik weet niet meer van wie. Ik raakte in paniek. Ik heb het mes niet het lichaam in zien gaan. … Ik vluchtte via de gang het huis uit. … Ik heb ergens bij [supermarkt] in de buurt naar [betrokkene 2] gebeld met mijn mobiele telefoon. Ik heb tegen [betrokkene 2] gezegd dat [slachtoffer] was neergestoken en dat hij mij moest helpen. …
Ik moet zeggen dat [betrokkene 2] mij nog had gebeld op het moment dat ik in de woonkamer van [slachtoffer] was vlak voordat het escaleerde. … Ik pakte de telefoon op en ik zei tegen [betrokkene 2]: “ik hang op [betrokkene 2] het komt even niet uit.” Ik heb toen de verbinding verbroken. Ik schat nog geen 5 minuten later daarna stak [verdachte] op [slachtoffer] in. …
(p.132:) U vraagt mij een beschrijving van [verdachte]. … [verdachte] droeg donkere kleding. Hij droeg een donkere broek met een donkere jas. Hij droeg een wit T-shirt. Volgens mij trok hij een sportjack of trainingsjas aan toen hij naar Linders ging. Daar leek het in ieder geval op. Het T-shirt was niet egaal wit. Daar stond iets op. …
Ik herinner me nu dat [slachtoffer] bezoek heeft gehad om 13.30 uur van [getuige 3] van de Iriszorg. Hij kwam kijken hoe het met [slachtoffer] ging. … Toen [getuige 3] binnenkwam werden [verdachte] en ik de slaapkamer van [slachtoffer] ingestuurd. We moesten daar blijven totdat [getuige 3] weer wegging. …
Ik herinner me nu dat ik [verdachte] had opgedragen beltegoed van Lyca te halen bij [supermarkt]. Dat was voor [slachtoffer]. Beltegoed van 10 euro. [slachtoffer] heeft dat van mij gekregen. …”
Bij dit proces-verbaal van verhoor zijn enkele bijlagen gevoegd, waaronder een verklaring met de opmerking van de verbalisant dat bij aanvang van het verhoor getuige [getuige 1] een verdachtenfoto is getoond en dat zij heeft verklaard de man op die foto te herkennen als de man met de naam [verdachte] waarover zij heeft gesproken. Hij had langer haar dan op de foto en was smaller in het gezicht dan op de foto. “Dit is hem. Ik heb hem met een mes op [slachtoffer] zien steken waarna ik de woning ben uitgevlucht”, aldus [getuige 1].
In het ‘stamproces-verbaal’ is vermeld dat [getuige 1] in haar 2e verklaring vertelde [verdachte] te herkennen van de haar getoonde politiefoto van [verdachte] [28] (de eerste verklaring is summier vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen op blz. 127). Ook de rechtbank stelt vast dat de man op deze foto treffende gelijkenis toont met de verdachte.
De verbalisant die het verhoor van [getuige 1] op 28 november 2011 om 21.05 uur heeft afgenomen, heeft verklaard dat de getuige [getuige 1] hem liet zien waar ze op haar bovenlip was geslagen. Hij zag een verdikking aan de buitenzijde van de bovenlip en een kleine bloeduitstorting aan de binnenzijde. [29]
Op 13 december 2011 om 13.00 uur is [getuige 1] gehoord [30] en daarbij heeft zij, voor zover van belang, verklaard:
“ (p.151:) Ik werd gebeld toen ik bij [slachtoffer] in de woning was door [betrokkene 2]. [betrokkene 2] vroeg aan mij of ik thuis was. Ik geloof dat ik iets gezegd heb van dat ik niet thuis was. Ik heb hem niet gezegd dat ik bij [slachtoffer] was. Op dat moment was ik bij [slachtoffer] in de woning en was [verdachte] er ook. Er was toen nog geen ruzie, wel was de drugs op. Er was wel een spanning bij [slachtoffer] omdat de drugs op was. …
(p.153:) [verdachte] zat naast mij en ik zag dat hij een mes van een kastje pakte. … Na enkele seconden stond [verdachte] op en ik zag hem [slachtoffer] met het mes steken. … U vraagt mij of ik bloed heb gezien. Nee, dit heb ik niet gezien. … Ik heb hem echt zien steken maar ik kan u niet meer zeggen waar hij hem stak en hoe. Ik weet zeker dat hij met het mes uithaalde naar [slachtoffer]. … Ik ben achter [verdachte] langs gegaan en de gang in gerend. Ik heb de deur geopend en ben de woning uit gevlucht. … Ik heb nog [betrokkene 2] gebeld om te vragen waar hij was. Ik heb [betrokkene 2] ontmoet bij de [supermarkt], ik weet dat hij een brood bij zich had.”
[betrokkene 2] is op 29 november 2011 gehoord door de politie [31] en heeft daarbij onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 28 november 2011 omstreeks 18.45 uur naar de [supermarkt] is gelopen. Toen hij bij de winkel was, werd hij gebeld door [getuige 1]. Zij wilde niet vertellen waar zij was. Hij zei dat hij boodschappen ging doen en toen werd het gesprek beëindigd. In de supermarkt werd hij opnieuw gebeld door [getuige 1]. Hij nam op en hoorde dat [getuige 1] overstuur was en huilde. [getuige 1] vroeg waar hij was en hij zei bij [supermarkt]. Hij zei dat hij naar haar toe zou gaan. [betrokkene 2] heeft de boodschappen afgerekend (en de kassabon aan de politie laten zien), liep naar buiten en zag daar [getuige 1] staan. Zij was helemaal overstuur en vertelde dat zij bij [slachtoffer] was geweest en dat die gozer helemaal was doorgedraaid waarmee zij een andere jongen bedoelde. Zij zei dat die jonge gozer [slachtoffer] met een mes had gestoken.
Bij het proces-verbaal is gevoegd een kopie van een kassabon van [supermarkt], gedateerd 281111 om 1909 uur.
Uit het overzicht van historische gegevens van de telefoon van getuige [getuige 1] [32] blijkt ten aanzien van het telefoonverkeer op 28 november 2011 het volgende:
- om 18.57.34 uur is gepoogd te bellen vanaf de telefoon van [betrokkene 2], er kwam geen gesprek tot stand;
- om 18.59.36 uur is gebeld vanaf de telefoon van [betrokkene 2], gespreksduur 111 seconden;
- om 19.02.49 uur is gepoogd te bellen naar de telefoon van [betrokkene 2], er kwam geen gesprek tot stand;
- om 19.03.16 uur is gebeld vanaf de telefoon van [betrokkene 2], gespreksduur 36 seconden;
- om 19.09.54 uur is gebeld naar de telefoon van [betrokkene 2], gespreksduur 27 seconden.
Door de politie is [getuige 3] gehoord, ambulante hulpverlener bij de RIBW. [33] Hij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard (p. 288:) dat hij op 28 november 2011 bij [slachtoffer] is geweest. Toen hij om 13.00 uur aanbelde, vertelde [slachtoffer] hem dat hij te vroeg was en dat de afspraak voor 13.30 uur stond. Hij is toen een half uur later teruggekomen. (p.289:) [slachtoffer] zei dat hij mensen op bezoek had, die in de slaapkamer verbleven. Tijdens het gesprek verscheen een jongeman van tussen de 20 en 30 jaar met ontbloot bovenlijf, die vroeg of hij wat te eten moest maken voor [slachtoffer]. [slachtoffer] stuurde hem weer terug.
De beoordeling van de getuigenverklaringen van [getuige 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] ongeloofwaardig zijn en niet voor het bewijs zouden mogen worden gebezigd. Haar verklaringen wijken voortdurend af en zijn op onderdelen aantoonbaar onjuist. Bovendien verkeerde [getuige 1] onder invloed van alcohol en cocaïne en is zij mogelijk beïnvloed door mensen om haar heen, hetgeen afbreuk doet aan haar betrouwbaarheid. De deskundige [deskundige] heeft de nodige kritiek geuit op de verhoren en de kritiekloze bejegening van deze getuige door de verhorende verbalisanten. Hoewel zij, net als verdachte, aanwezig was in de woning, is zij meteen aangemerkt als getuige en niet als verdachte. Er is tunnelvisie opgetreden bij de opsporingsinstanties. Ook het achterwege laten van nader onderzoek van de onder [naam] in beslag genomen kleding (die van verdachte zou zijn en eveneens zou zijn besmeurd met bloed) getuigt hiervan.
De deskundige heeft opgemerkt dat zij slechts de beschikking heeft gekregen over de (verbatim) uitwerking van de verhoren van [getuige 1] en de audio-opnames en niet over de rest van het dossier. Daardoor was zij niet in staat de accuraatheid en juistheid van de verklaringen te toetsen aan het overige verzamelde bewijsmateriaal. De verdediging heeft om die reden verzocht, indien de verklaringen van [getuige 1] voor het bewijs worden gebruikt, de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de deskundige in het bezit te stellen van het gehele dossier, zodat zij ook deze aspecten bij het onderzoek kan betrekken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Deskundige drs. [deskundige], als rechtspsycholoog werkzaam bij Kinterview, heeft de verbatim uitgewerkte verhoren van [getuige 1] alsmede de daarvan gemaakte audio-opnames bestudeerd teneinde deze verklaringen (mede op basis van hun totstandkoming en de wijze van verhoren) te analyseren en te adviseren of het zinvol is haar nogmaals te horen.
[deskundige] heeft gerapporteerd dat de verklaringen van [getuige 1] wat betreft de directe aanloop tot de steekpartij en het steken zelf consistent zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat [getuige 1] bewust of onbewust is beïnvloed bij het afleggen van haar verklaringen, waarbij van belang is dat zij de eerste verklaring heeft afgelegd ongeveer een uur na haar 112-melding. Ook zijn er geen aanwijzingen dat zij bewust haar verklaringen heeft verdraaid of verzonnen.
De getuige had de nodige problemen om de gebeurtenissen die dag in een heldere tijdlijn en volgorde te plaatsen. In die zin zijn er problemen met de accuraatheid en consistentie. Dat heeft mogelijkerwijs te maken met haar door de dag toenemend gebruik van alcohol en cocaïne, hetgeen negatieve invloed kan hebben op de registratie van gebeurtenissen en het opslaan en reproduceren van herinneringen daaraan. Toen zij de steekpartij zag, was er sprake van grote stress, hetgeen een negatieve invloed kan hebben op de waarneming en registratie van perifere details, omdat onderzoek uitwijst dat men zich dan vooral richt op de belangrijkste en centrale aspecten van de situatie (overlevingsdrift). Dit probleem bij het verhoor is door de verbalisanten niet altijd optimaal ondervangen. De verhoren zijn niet sturend geweest, maar hier en daar wel onvoldoende kritisch. Tenslotte heeft de deskundige ontraden de getuige nogmaals te ondervragen, gezien het tijdsverloop van 1½ jaar na de gebeurtenissen en omdat de kans zeer klein is dat zij zich nieuwe details zou kunnen herinneren, die dan bovendien nauwelijks meer op hun waarde kunnen worden geschat. Dit advies was voor de verdediging overigens aanleiding ter zitting af te zien van het nogmaals horen van de getuige.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [getuige 1] op onderdelen niet overeenstemmen en dat zij soms terug komt op eerdere verklaringen. Echter, op andere onderdelen zijn haar verklaringen verifieerbaar en worden zij bevestigd door het overige bewijs. Haar beschrijving van de kleding van de dader stemt, met inachtneming van hetgeen hiervoor dienaangaande is overwogen, goeddeels overeen met de bevindingen met betrekking tot de onder verdachte en in de woning van [slachtoffer] in beslag genomen kleding. Haar verklaringen over de telefooncontacten met [betrokkene 2] worden ondersteund door de verklaring van laatstgenoemde en door het historisch overzicht van haar telefoongegevens. Zij beschrijft accuraat het bezoek van de RIBW-medewerker (zij het dat zij hem een medewerker van Iriszorg noemt). Zij beschrijft dat zij in het gezicht is geslagen door [slachtoffer] en de verbalisant constateert een klein letsel aan haar mond. Zij beschrijft dat zij verdachte in de loop van de dag erop uit heeft gestuurd om port en sigaretten te halen, hetgeen wordt ondersteund door de camerabeelden van [supermarkt].
Dat zij moeite heeft met het plaatsen van diverse gebeurtenissen die dag, is verklaarbaar door het alcohol- en drugsgebruik, zoals ook wordt gememoreerd door de deskundige. Bovendien geeft zij zelf aan dat ze “zit te knoeien met de tijd” ten aanzien van bepaalde gebeurtenissen ’s middags. [34] Het belangrijkste is echter dat [getuige 1] ten aanzien van de essentiële, “centrale gebeurtenissen” (in de bewoordingen van de deskundige) juist wel consistent heeft verklaard. Al in de 112- melding noemt zij de naam “[verdachte]” en in het eerste verhoor nadien (circa een uur later) identificeert zij verdachte als de dader van de steekpartij. Ook over de gebeurtenissen direct daaraan voorafgaande en de onmiddellijke aanleiding daarvan is zij gedurende alle verhoren eenduidig en helder.
De rechtbank acht met inachtneming van het voorgaande de verklaringen van [getuige 1] betrouwbaar en geloofwaardig en zal deze bezigen voor het bewijs. Honorering van het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om de deskundige aan de hand van het integrale dossier nogmaals te laten rapporteren, acht de rechtbank niet noodzakelijk. Dit verzoek was gegrond op de opmerking van de deskundige dat zij de verklaringen van [getuige 1] niet heeft kunnen toetsen aan de rest van het bewijsmateriaal. Dat vergt echter een juridische beoordeling van het bewijsmateriaal als geheel, die bij uitstek is voorbehouden aan de rechtbank en niet kan worden uitbesteed aan een gedragskundige.
De verdediging heeft nog gewezen op de talrijke tegenstrijdigheden in de verklaringen van diverse mensen uit de omgeving van [getuige 1], die bij de politie hebben verklaard over hetgeen [getuige 1] tegen hen zou hebben gezegd over het voorval. Daarin zitten inderdaad tegenstrijdigheden en ongerijmdheden en dat is precies de reden dat de rechtbank deze verklaringen buiten beschouwing laat. Het gaat telkens om ‘
de auditu’-verklaringen en reeds om die reden moeten zij met terughoudendheid worden betracht. Achteraf valt niet te reconstrueren wat deze getuigen nu precies hebben gehoord van [getuige 1], wat zij uit andere bron hebben vernomen en wat ze - wellicht- zelf erbij hebben verzonnen of ingevuld.
De verdediging heeft gewezen (pleitnota sub 1.5.2) op het gegeven dat op de buitenzijde van de voordeur van de woning van [slachtoffer] bloedsporen in de vorm van bloedspatten, bloedvegen en uitgelopen bloed zijn gevonden van [slachtoffer] waarbij met name de aandacht is gevestigd op de bloedspat. Hoe is dat te verklaren in het door de officier van justitie geschetste scenario dat [slachtoffer] in de woning door verdachte is neergestoken en daarna niet meer in staat zal zijn geweest de (buitenkant van de) voordeur te bereiken? Zou het kunnen dat [slachtoffer] op enig moment voor iemand de deur heeft geopend, door die iemand is neergestoken en dat vervolgens het eerste bloed van [slachtoffer] op de buitenzijde van de deur is gespat?
De rechtbank verwerpt deze suggestie. Blijkens hetzelfde proces-verbaal 1e sporenonderzoek [35] zijn er op de looproute vanaf de voordeur door de keuken naar de douche geen sporen aangetroffen die in verband konden worden gebracht met het misdrijf. Bij het 2e sporenonderzoek [36] is in de hal eerder genoemde gebroken flessenhals veilig gesteld. In geen van beide processen-verbaal wordt melding gemaakt van bloedsporen in de hal nabij de voordeur. In het door de raadsman geopperde scenario is het echter welhaast ondenkbaar dat [slachtoffer] bij de voordeur zodanig is gestoken dat zijn bloed wel op de buitenzijde van de voordeur is terecht gekomen, maar niet op de vloer van de hal of op de vloer buiten de voordeur, terwijl in de woonkamer en de douche juist talrijke bloedsporen zijn gevonden. De bloedspatten op de voordeur kunnen echter zeer wel zijn veroorzaakt door verdachte, in aanmerking genomen dat zijn kleding voor een goed deel was besmeurd met bloed. Bepaald niet ondenkbaar is dat zich zoveel bloed op zijn lichaam en/of kleding bevond, dat tengevolge van een plotselinge beweging bij het verlaten van de woning en het sluiten van de voordeur, bloedspatten van zijn lichaam of kleding op de deur zijn terechtgekomen.
Vervolgens heeft de verdediging andere mogelijke scenario’s geschetst over het daderschap (sub 4 pleitnota). Er zou sprake kunnen zijn geweest van een dealer die langskwam om een openstaande rekening van [slachtoffer] te innen, resulterend in een ruzie met fatale afloop. Verdachte is mogelijkerwijs op dat moment weer binnen komen lopen, in een psychose geschoten en heeft de meest vreemde dingen gedaan waarbij bloed van het slachtoffer op zijn kleding is gekomen. Wellicht werd [getuige 1] door [slachtoffer] (wederom) seksueel onheus benaderd en heeft ze zich verweerd om daaraan voor altijd een einde te maken.
Deze alternatieve scenario’s worden verworpen. Het forensisch bewijs noch enig ander bewijsmateriaal biedt enig houvast voor deze suggesties. Bovendien is, bij gebreke van enige steun in het voorhanden bewijsmateriaal, toch op z’n minst een verklaring van verdachte nodig over wat er zijns inziens wel in de woning is gebeurd, indien het door de officier van justitie geschetste scenario niet juist zou zijn. Verdachte hult zich echter in stilzwijgen.
De feitelijke doodsoorzaak
Het eerder vermelde rapport van de patholoog-anatoom vermeldt onder meer een huidbeschadiging van de hals en een breuk van de grote hoorn van het strottenhoofd. Dat kan zijn ontstaan door een klap of door vallen, maar waarschijnlijker door verwurging. Het overlijden kan zonder meer worden verklaard door zeer ernstig bloedverlies of verwurging of een combinatie van de twee, aldus de patholoog. Omdat er hoegenaamd geen duidelijkheid bestaat over de feitelijke toedracht die heeft geleid tot het overlijden en er in ieder geval sprake was van zeer ernstig bloedverlies dat op zichzelf al de dood kan verklaren, zal de rechtbank dit onderdeel in de tenlastelegging doorhalen.
Voorbedachte raad?
Vast staat dat [slachtoffer] om het leven is gekomen door ernstig bloedverlies ten gevolge van de steekwonden in de hals. De beschrijving die [getuige 1] geeft van de aanloop (namelijk dat verdachte, zittend op de bank zegt dat hij [slachtoffer] gaat doodsteken, een mes pakt, dat onder zijn trui of shirt verbergt, dan opstaat en [slachtoffer] neersteekt) duidt op een plotselinge opwelling, gevolgd door een snelle uitvoering. Gelet op de tijdstippen van het telefoonverkeer van [getuige 1] en haar (hiervoor weergegeven) verklaring daarbij (er op neerkomend dat [slachtoffer] werd neergestoken binnen vijf minuten na haar eerste telefoongesprek met [betrokkene 2]), heeft zich dat alles in enkele minuten afgespeeld. Omtrent de gebeurtenissen in de woning, nadat [getuige 1] deze had verlaten, is niets bekend, behalve dat er een ernstig handgemeen moet hebben plaatsgevonden. De wanorde in de woning, de tegen de muur gesmeten fles, de bloedsporen in de woonkamer en douche getuigen daarvan. Evenmin is duidelijk in welke tijdspanne zich een en ander heeft afgespeeld noch in welke volgorde de verwondingen zijn toegebracht. Dat geeft de rechtbank onvoldoende houvast om te kunnen beslissen dat er sprake was van voldoende gelegenheid om zich te bezinnen en te beraden over de mogelijke consequenties. De rechtbank acht de tenlastegelegde voorbedachte raad, net als de officier van justitie en de raadsman, daarom niet bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 november 2011, te Arnhem, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk die [slachtoffer] meermalen met een mes, in het lichaam heeft
gestoken en/of gestoten, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts dat verdachte de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Mocht de rechtbank niet overgaan tot oplegging van terbeschikkingstelling, dan vordert de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om bij een eventuele veroordeling niet te komen tot het opleggen van de maatregel van ter beschikkingstelling.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 11 december 2012;
  • een multidisciplinair pro justitia rapport opgemaakt door drs. [psycholoog 1], GZ-psycholoog, gedateerd 20 december 2001, en drs. [psychiater 1], forensisch psychiater, gedateerd 3 januari 2002;
  • een multidisciplinair pro justitia rapport opgemaakt door drs. [psycholoog 1], GZ-psycholoog, gedateerd 30 november 2002, en drs. [psychiater 1], forensisch psychiater, gedateerd 3 december 2002;
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 22 januari 2012, betreffende verdachte;
  • een rapport van drs. [psycholoog 2], GZ-psycholoog, gedateerd 22 januari 2012; en
  • een Pro Justitia rapportage van 4 september 2012, opgesteld door [psycholoog 3], GZ-psycholoog en [psychiater 2], psychiater, verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum (Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht).
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft [slachtoffer] zonder enige aanleiding met meerdere messteken om het leven gebracht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig delict. Doodslag is één van de zwaarste delicten die het wetboek van Strafrecht kent. Hij heeft van het slachtoffer zijn meest waardevolle bezit – zijn leven – ontnomen. Verder heeft hij onherstelbaar leed aan de nabestaanden van het slachtoffer toegebracht. Feiten als het onderhavige brengen voorts onrust teweeg in de maatschappij en veroorzaken een gevoel van onveiligheid. Verdachte heeft door te zwijgen geen inzicht gegeven in zijn rol en motief om het slachtoffer van het leven te beroven. Argumenten om verdachte zijn handelen minder zwaar toe te rekenen kan de rechtbank hieraan dan ook niet ontlenen. Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport, opgemaakt door [psycholoog 3], GZ-psycholoog en [psychiater 2], psychiater, waarin staat beschreven dat verdachte weigerde mee te werken aan het onderzoek. Op basis van de observaties kan er bij verdachte worden gesproken van de aanwezigheid van een actueel psychiatrisch toestandsbeeld. Er bestaat een sterk vermoeden dat dit toestandsbeeld een uiting is van een structureel psychotisch proces, maar door de beperkingen van het onderzoek is het niet mogelijk om diagnostische conclusies te trekken. Wel kan worden gesteld dat dit beeld passend is bij schizofrenie, maar verdere diagnostiek naar mogelijke oorzaken van diverse klachten en symptomen is echter nodig. Hoewel er bij verdachte sprake is van een waarschijnlijk langer bestaand psychotisch toestandsbeeld, kan hieruit niet direct worden afgeleid hoe dit was ten tijde van het tenlastegelegde.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat er bij verdachte sprake is van ernstige psychopathie. Waar er bij verdachte wel trekken zijn van een persoonlijkheidsstoornis, is niet vast te stellen of deze als stoornis kunnen worden aangemerkt, noch of het strafbare gedrag van verdachte hierdoor werd beïnvloed. Aldus komt de rechtbank – in tegenstelling tot de officier van justitie – tot de slotsom dat in dit geval onvoldoende grond bestaat vast te stellen dat er sprake is of was van een stoornis. De rechtbank gaat daarom niet over tot oplegging van de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging.
De rechtbank houdt er bij de bepaling van de strafmaat enerzijds wel rekening mee dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is, gelet op de door de deskundigen geconstateerde problematiek, maar anderzijds ook dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek en daarmee iedere behandeling voor de wel degelijk bestaande psychische problematiek ter voorkoming van herhaling bij voorbaat frustreert.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van 10 jaar passend en geboden is.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven met nummer 36 en 37 op de als bijlage vermelde lijst, betreffen voorwerpen met behulp waarvan het feit is begaan en behoren toe aan verdachte. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven met nummers 1 tot en met 7 op de als bijlage vermelde lijst, toebehoren aan de verdachte en aan verdachte zullen moeten worden teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven op de als bijlage vermelde lijst, niet toebehoren aan de verdachte en aan de rechthebbende zullen moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De "nabestaanden" van het slachtoffer hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.612,89.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 2.325,-, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige (te weten: de kosten voor het bezoek aan de psychiater) heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ter zake van vergoeding van een bezoek aan de psychiater omdat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gestelde schade rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit en dit deel van de vordering bovendien onvoldoende met stukken is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van de eigen bijdrage voor de Raad voor Rechtsbijstand. In de productie staat als zaakcode en zaakaanduiding “geschil met betrekking tot het erfrecht” en als nadere omschrijving “verwerping erfenis vader c.a.”. Het is thans niet duidelijk of deze post betrekking heeft op de onderhavige procedure of op een andere civielrechtelijke procedure. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De rechtbank zal de civiele vordering van [benadeelde] tot een bedrag van € 2.200,- aan begrafeniskosten toewijzen, gezien het bepaalde in artikel 108 lid 2 BW.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 29 maart 2011, onder parketnummer 05/720832-10, te weten 1 maand.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven met nummer 36 en 37 op de als bijlage vermelde lijst.
Beveelt de teruggavevan de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven met nummers 1 tot en met 7 op de als bijlage vermelde lijst, aan de veroordeelde.
Beveelt de teruggavevan de overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals die zijn weergegeven op de als bijlage vermelde lijst, aan de rechthebbenden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
  • Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 2.200,- (tweeduizend tweehonderd euro).
  • Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
  • Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 2.200,- (tweeduizend tweehonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Gelast de
tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maandvoorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 29 maart 2011, onder parketnummer 05/720832-10.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. C. van Linschoten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Verluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 07-ADR11057, gesloten op 17 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. De paginaverwijzingen voorzien van de toevoeging "FO" verwijzen naar het forensisch dossier.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116.
4.Processen-verbaal, p. 217 & 218 FO.
5.Proces-verbaal van 1e sporenonderzoek plaats delict, p. 45-46 FO.
6.Proces-verbaal, p. 270 FO alsmede NFI-rapport dd. 17 april 2012, p. 390 FO.
7.Proces-verbaal van 2e sporenonderzoek plaats delict, p. 113 (p.116, 117, 119) FO.
8.NFI-rapport van pathologie onderzoek door dr. [arts], p. 352 FO.
9.Proces-verbaal samenvatting dna-onderzoeken, p. 287 FO (p.288 FO).
10.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [medewerkster], p. 109 (p. 110).
11.Proces-verbaal van aanhouding, p. 29.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113 (p. 114).
13.Proces-verbaal sporenonderzoek kleding verdachte, p. 238 FO.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 521.
15.Proces-verbaal van bloedbeelddetectie, p. 247 FO.
16.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek, p. 294 FO.
17.NFI-rapport d.d. 13 december 2011, p. 315 FO.
18.Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2], p. 207-210.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121-124 (p.123).
20.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1], p. 129-133.
21.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 341 (p.342). Betreffende foto’s om 12.07 en 12.13 uur: p. 366 en 367.
22.Proces-verbaal van 2e sporenonderzoek plaats delict, p. 113 (p.119) FO en proces-verbaal onderzoek shirt, p. 283-284 FO.
23.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], p. 129-133 (p.132).
24.Foto 1, bijlage bij proces-verbaal onderzoek shirt, p. 283-284 FO.
25.NFI-rapport dd. 3 april 2012, p. 335-346 (p.339, 343) FO.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 121-124.
27.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1], p. 129-133.
28.Proces-verbaal Egelantier, p. 6-25 (p.10 onderaan).
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168.
30.Proces-verbaal van 4e verhoor [getuige 1], p. 151-156.
31.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2], p. 169-171 (p.170).
32.Historisch overzicht telefoongegevens, p. 456.
33.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 3], p. 287-291.
34.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], p. 139-146 (p.142).
35.Proces-verbaal 1e sporenonderzoek plaats delict, p. 42-47 (p.46) FO.
36.Proces-verbaal 2e sporenonderzoek plaats delict, p. 113-119 (p.116) FO.