ECLI:NL:RBGEL:2013:3557

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
05-720130-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gewelddadige overval op horecagelegenheid

Op 1 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte uit Deventer, die betrokken was bij een gewelddadige overval op een horecagelegenheid in Apeldoorn op 15 april 2012. De verdachte is veroordeeld tot 20 maanden jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij de rechtbank het minderjarigenstrafrecht toepaste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een mededader, de horecagelegenheid met wapens heeft binnengevallen en het personeel heeft bedreigd. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekennende verklaringen afgelegd en de rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportage, waaruit bleek dat de verdachte licht tot verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, die een bedrag van € 3.535,-- heeft gevorderd. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05-720130-13
Uitspraak d.d.: 1 oktober 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsvrouw: mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Amersfoort.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 juni 2013, 30 augustus 2013 en 17 september 2013.
De tenlastelegging
Het onderzoek ter terechtzitting is ingeleid met een dagvaarding overeenkomstig artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ter terechtzitting van 17 september 2013 heeft de officier van justitie een vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging gedaan, waarvan de tekst van de tenlastelegging vrijwel gelijk is aan die van de tenlastelegging van de voorlopige dagvaarding. Er hebben slechts redactionele wijzigingen plaatsgevonden. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de vordering en de rechtbank heeft haar toegewezen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2012 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 110 Euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn medededader(s)
- met een bivakmuts(en) en/of met (een) vuurwapen(s), althans met (een) op
(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) het bedrijf, waar die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] werkzaam waren/was (te weten [bedrijf],
gevestigd in perceel [adres]), heeft/hebben betreden en/of
- die/dat vuurwapen(s) op het gezicht, althans op het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen:
"Ga liggen, ga liggen"en/of "Waar is de kluis" en/of
- de polsen en/of enkels van die [slachtoffer 3] met tie-rips heeft/hebben
vastgebonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Blijf liggen, blijf liggen."en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] opstond) die [slachtoffer 1] met kracht met die/dat
(vuur)wapen(s)/voorwerp(en) in diens gezicht heeft/hebben geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Ik schiet je dood.", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of "We willen geld zien,
waar is de kluis?"
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 april 2012 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een of meer andere goed(eren), , geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of aan [benadeelde 2] en/of aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk
- met een bivakmuts(en) en/of met (een) vuurwapen(s), althans met (een) op
(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) het bedrijf, waar die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] werkzaam waren/was ([bedrijf],
gevestigd in perceel [adres]), heeft/hebben betreden en/of
- die/dat vuurwapen(s) op het gezicht, althans op het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen:
"Ga liggen, ga liggen"en/of "Waar is de kluis" en/of
- de polsen en/of enkels van die [slachtoffer 3] met tie-rips heeft/hebben
vastgebonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Blijf liggen, blijf liggen."en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] opstond) die [slachtoffer 1] met kracht met die/dat/een
(vuur)wapen(s)/voorwerp(en) in diens gezicht heeft/hebben geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Ik schiet je dood." , althans
woorden van gelijkende dreigende aard of strekking, en/of
"We willen geld zien, waar is de kluis?" en/of
- heeft/hebben geroepen: "De kassa, ik wil de kassa" en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Maak de gokkast open ",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 april 2012 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of een of meer andere goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of aan [benadeelde 2]
en/of aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk
- met een bivakmuts(en) en/of met (een) vuurwapen(s), althans met (een) op
(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) het bedrijf, waar die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] werkzaam waren/was ([bedrijf],
gevestigd in perceel [adres]), heeft/hebben betreden en/of
- die/dat vuurwapen(s) op het gezicht, althans op het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( meermalen) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen:
"Ga liggen, ga liggen"en/of "Waar is de kluis" en/of
- de polsen en/of enkels van die [slachtoffer 3] met tie-rips heeft/hebben
vastgebonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Blijf liggen, blijf liggen."en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] opstond) die [slachtoffer 1] met kracht met die/dat/een
(vuur)wapen(s)/voorwerp(en) in diens gezicht heeft/hebben geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "Ik schiet je dood." , althans
woorden van gelijkende dreigende aard of strekking, en/of
"We willen geld zien, waar is de kluis?" en/of
- heeft/hebben geroepen: "De kassa, ik wil de kassa" en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Maak de gokkast open ",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op zondagochtend 15 april 2012 kwam er bij de Meldkamer Oost Nederland een melding binnen van een gewapende overval op [bedrijf], gelegen aan de [adres] te Apeldoorn. De overval bleek te zijn gepleegd door twee personen die allebei een bivakmuts op hadden en een vuurwapen in hun hand hadden. Zij hadden onder meer hun wapens op het in het pand aanwezige personeel gericht, een van die personen met tiewraps geboeid, hen bedreigd en om geld geroepen. Toen één van de personeelsleden deed alsof hij het alarmnummer 112 belde sloegen de daders op de vlucht.
Er is een uitgebreid onderzoek opgestart en in januari 2013 is er in het televisieprogramma “Opsporing Verzocht” aandacht besteed aan deze overval. Naar aanleiding van de inmiddels verzamelde onderzoeksresultaten is verdachte op 1 maart 2013 aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden nu verdachte daarover bekennende verklaringen heeft afgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft aangifte [2] gedaan. Hij heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op 15 april 2012 werkzaam was in [bedrijf] te Apeldoorn. Hij opende een tussendeur. Er stonden twee jongens met bivakmutsen en allebei met een wapen in de hand. De mannen liepen op hem af en richtten hun vuurwapens op hem. Ze riepen: “Ga liggen, ga liggen” en “Waar is de kluis” en hij hoorde zeggen “Vastbinden”. De mannen waren agressief. Eén van de mannen heeft [slachtoffer 2] vastgebonden. De handen en enkels waren met tiewraps aan elkaar verbonden. Toen hijzelf wilde opstaan zei één van de mannen “Blijf liggen, blijf liggen”. Omdat hij dat niet deed kreeg hij een klap met een pistool in het gezicht. Een van de mannen heeft hem gezegd “Ik schiet je dood”. Ook werd er geschreeuwd “We willen geld zien, waar is de kluis?” en “De kassa, ik wil de kassa” en “Maak de gokkast open”. Hij had nog papiergeld in zijn broekzak. Hij heeft dat gepakt en van zich afgegooid. Eén van de mannen pakte het geld.
Toen hij deed alsof hij de politie belde gingen de mannen er vandoor.
[slachtoffer 3] heeft verklaard [3] - zakelijk weergegeven - dat hij op 15 april 2012 bij [bedrijf] was, waar hij werkt. Op een gegeven moment kwamen er twee mannen met
wapens binnen, die zij gebruikten om te dreigen. Er is een revolver op hem gericht. Eén van de mannen kwam bij hem en zei ”Ga liggen”. Hij is op de grond gaan liggen. Hij is vervolgens geboeid met tiewraps. Er werd hem gevraagd of hij bij de kluis kon, maar hij heeft gezegd dat hij dat niet kon. Er werd geroepen: “We moeten naar de kluis, we moeten geld” Hij hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat er geen geld was en dat hij de sleutel van de kluis niet had. Hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] klappen in zijn gezicht kreeg.
De verdachte heeft ter terechtzitting van17 september 2013 verklaard dat hij blijft bij de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd. Hij heeft uit geldgebrek op 15 april 2012 tezamen met een ander een overval gepleegd op de [bedrijf] te Apeldoorn.
Hij had financiële problemen en wist niet hoe hij anders aan geld moest komen.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard [4] - zakelijk weergegeven – dat hij [bedrijf] te Apeldoorn heeft overvallen. Hij heeft dat samen met een vriend gedaan. Die vriend had een sleutel van de achterdeur. Zij zijn via de achterdeur binnen gekomen en hebben met behulp van pistolen de koks op de grond gelegd. Zij hadden allebei een bivakmuts op en hadden allebei een pistool in de hand. Hijzelf had een echt, maar ongeladen pistool. Hij heeft de kok vastgebonden met tiewraps en is daarna op zoek gegaan naar geld. Hij heeft de kok gezegd dat hij niet bewegen mocht. Hij heeft overal gekeken, ook in de kassalade. Zijn vriend had een conflict met de kok en heeft de kok een klap gegeven. Een medewerker heeft hem de kluis laten zien. Hij heeft later van zijn vriend gehoord dat deze geld had.
[medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard [5] - zakelijk weergegeven - dat hij op 15 april 2012 met anderen vanuit [woonplaats] naar Apeldoorn is gegaan en daar een overval heeft gepleegd. In de auto hadden zij een tas bij zich met daarin bivakmutsen, handschoenen en tiewraps. De auto is geparkeerd. Zij zijn vanaf de auto lopend naar de pub gegaan. Zij hebben met een sleutel de deur van het pand geopend en zijn naar binnen gegaan. Hij heeft een man vastgebonden. De man verzette zich. Zij hebben geroepen dat zij geld wilden. Toen zij weer buiten waren heeft zijn vriend laten zien dat hij geld had.
[medeverdachte 2] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard [6] dat hij wist dat [bedrijf] zou worden overvallen. Hij heeft op 15 april 2012 met [medeverdachte 1] en [verdachte] (noot rechtbank: de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte]) in de auto gezeten, op weg naar Apeldoorn. De buit zou worden verdeeld. Onderweg in de auto heeft hij wapens gezien. Hij heeft hen de weg naar [bedrijf] gewezen.
De rechtbank acht de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, aangezien hetzelfde feitelijke handelen van feit 1 tevens (deels) het onder 2 bewezen verklaarde feit oplevert.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 15 april 2012 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
hij, verdachte en zijn medededader
- met bivakmutsen en met op wapens gelijkende voorwerpen het bedrijf, waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werkzaam waren (te weten [bedrijf], gevestigd in perceel [adres]), hebben betreden en
- die wapens op het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] hebben gericht en gericht
gehouden en
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben geroepen: "Ga liggen, ga liggen"en
"Waar is de kluis" en
- de polsen en enkels van die [slachtoffer 3] met tiewraips hebben vastgebonden en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen: "Blijf liggen, blijf liggen." en
- toen die [slachtoffer 1] opstond die [slachtoffer 1] met kracht met dat wapen in diens gezicht hebben
geslagen, en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen: "Ik schiet je dood." en "We willen geld zien,
waar is de kluis?"
2.
hij op 15 april 2012 te Apeldoorn, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een of meer andere goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of aan [benadeelde 2] en/of aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk
- met bivakmutsen en met op wapens gelijkende voorwerpen het bedrijf, waar die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] werkzaam waren ([bedrijf], gevestigd in perceel Hoofdstraat
176), hebben betreden en
- die wapens op het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] hebben gericht en gericht
gehouden en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] hebben geroepen: "Ga liggen, ga liggen"en "Waar is de
kluis" en
- de polsen en enkels van die [slachtoffer 3] met tiewraps hebben vastgebonden en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen: "Blijf liggen, blijf liggen."en
- toen die [slachtoffer 1] opstond die [slachtoffer 1] met kracht met dat wapen in diens gezicht hebben
geslagen, en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen: "Ik schiet je dood.", en "We willen geld zien, waar is
de kluis?" en
- hebben geroepen: "De kassa, ik wil de kassa" en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben geroepen/gezegd: "Maak de gokkast open ",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
medeplegen van afpersing;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
2.
medeplegen van poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport van psychologisch onderzoek opgemaakt, gedateerd 13 mei 2013, door [psycholoog], gz-psycholoog, gerechtelijk deskundige NRGD. De conclusie van dit rapport is dat verdachte als licht tot verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Met de conclusie van deze rapportage kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Toepassing minderjarigen strafrecht
In voornoemde rapportage is voorts vermeld dat er zowel argumenten zijn voor als tegen het toepassen van het minderjarigenstrafrecht. Het ervaringsniveau van verdachte met justitie op grond van eerdere delicten, in combinatie met de ernst van het huidige ten laste gelegde en de mate van planning hierin, spreekt tegen toepassing van het minderjarigenstrafrecht. De grote sociaal-emotionele en cognitieve achterstanden van verdachte spreken eerder voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht, mede daar de meeste ontwikkelingskansen gezien worden in een jeugdsetting. Vanwege dit laatste neigt de rapporteur meer naar toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
De officier van justitie heeft, gelet op het rapport van psychologisch onderzoek, gevorderd het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsvrouw heeft ook toepassing daarvan bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte had ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten de leeftijd van achttien jaren reeds bereikt. In beginsel wordt ten aanzien van achttienjarige daders het sanctierecht voor volwassenen toegepast. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om ten aanzien van (jong) volwassenen het minderjarigenstrafrecht toe te passen indien de rechter hiertoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder een feit is begaan.
De rechtbank vindt - mede gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportage en de indruk die zij ter terechtzitting van verdachte heeft verkregen - grond recht te doen overeenkomstig de bepalingen voor minderjarigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte - met toepassing van het minderjarigenstrafrecht - wordt veroordeeld tot:
  • jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zeer ernstige feiten heeft gepleegd en dat verdachte een van degenen is geweest die gewapend de medewerkers van de pub heeft bedreigd. Uit de rapportage blijkt dat verdachte een ontwikkelingsachterstand heeft die behandeld dient te worden. De PIJ-maatregel is daarvoor het meest aangewezen. Indien het minderjarigenstrafrecht niet toegepast zou worden, acht de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar een passende straf.
De raadsvrouw heeft aangevoerd om bij de strafoplegging rekening te houden met eendaadse samenloop. Zij heeft bij de hoogte van de op te leggen straf verwezen naar uitspraken van de rechtbanken Amsterdam en Utrecht. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest in combinatie met een forse justitiële stok achter de deur met bijzondere voorwaarden die de rechtbank wenselijk acht. Verdachte heeft meer aan bijstand vanuit een pleeggezin, waar thans goede banden mee bestaan en ondersteuning door professionele hulpverleners. Hij heeft nooit ouderliefde en de band met een gezin gevoeld. In een inrichting voor jeugdigen zal hij wederom geruime tijd afstandelijk benaderd worden en dat heeft tot nu toe tot niets geleid. De raadsvrouw heeft daarom verzocht het advies tot oplegging van de PIJ-maatregel niet te volgen. Dit is de zwaarste jeugdmaatregel en is het ultimum remedium. Andere minder ingrijpende middelen, namelijk bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel, moeten dan geen kans van slagen hebben.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededader zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven waarbij er sprake is geweest van ernstig geweld en bedreiging met geweld. Zij hebben uit geldgebrek het plan opgevat om een horecagelegenheid voor openingstijd te beroven, waarbij verdachte mede initiator is geweest. Zij zijn goed voorbereid te werk gegaan. Zij hadden een sleutel om de toegangsdeur te openen en zijn, voorzien van bivakmutsen en wapens, de horecagelegenheid binnengedrongen. Daar aangekomen hebben zij de aanwezige personeelsleden bedreigd, één van hen geboeid en een ander met een wapen geslagen. Dit moet voor de slachtoffers beangstigend en traumatisch zijn geweest. Het is bekend dat slachtoffers van geweldsdelicten daar vaak langdurige en ernstige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Feiten als deze dragen bovendien bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De feiten rechtvaardigen oplegging van een vrijheidsstraf. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak, gelet op de door verdachte en zijn mededader gepleegde feiten en het door hen
toegepaste geweld niet met een vrijheidsstraf gelijk aan het voorarrest of een deels
voorwaardelijke vrijheidsstraf kan worden volstaan.
Gelet op voormelde omstandigheden en de omstandigheid dat er sprake is van eendaadse samenloop acht de rechtbank de oplegging van jeugddetentie voor de duur van 20 maanden passend en geboden.
De rechtbank zal, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie, aan verdachte voorwaardelijk de PIJ-maatregel opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte in het geval hij ondanks de goede opvang en begeleiding in het pleeggezin in zijn oude gedrag zou vervallen. Ook aan de overige voorwaarden van artikel 77s, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, is voldaan.
Uit het voornoemde rapport van psychologisch onderzoek blijkt dat het gevaar voor recidive als hoog wordt ingeschat. De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel ook daarom passend en geboden, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.610,-- (€ 110,-- materiële schade en € 3.500,-- immateriële schade) ingediend ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade aangevoerd dat er € 35,-- schade is geleden. Het overige deel van de gevorderde materiële schade dient afgewezen te worden. De gevorderde immateriële schade is te hoog. In de onderbouwing wordt verwezen naar uitspraken waarbij er onder meer sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid en langdurige hulpverlening. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest. De raadsvrouw acht een bedrag van € 1.750,-- toewijsbaar. De benadeelde partij dient voor de overige immateriële schade in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank zal de geleden materiële schade stellen op een bedrag van € 35,--, nu gebleken is dat in ieder geval deze materiële schade is geleden. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Deze immateriële schade is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op het gevorderde bedrag.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 april 2012
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen is overwogen omtrent de vordering tot schadevergoeding, aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 36f, 45, 55, 63, 77c, 77h, 77i, 77s, 77x, 77x, 77z, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1.
medeplegen van afpersing;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
2.
medeplegen van poging tot afpersing.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
20 (twintig) maanden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 legt de verdachte op de maatregel
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
 bepaalt, dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], rekeningnummer [rekeningnummer], van een bedrag van
€ 3.535,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
 verstaat dat de verdachte niet meer tot vergoeding is gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 3.535,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen jeugddetentie;
Aldus gewezen door mrs. E.G. de Jong, voorzitter tevens kinderrechter, Prisse en Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2013.
Mr. Welbergen is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer BVH 2012050639, Politie Eenheid Oost Nederland, Team Recherche District Noord- en Oost Gelderland, Districtelijk Overvallen Team, gesloten en ondertekend op 3 juni 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], pag. 158-165
3.Proces-verbaal van verhoor door [slachtoffer 2], pag. 176-183
4.Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 549-554 en 555-559
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pag. 692-702
6.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pag. 796-803