ECLI:NL:RBGEL:2013:3561

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
06/950747-12 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Vos
  • A. Bögemann
  • J. Steinebach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

Op 1 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen Hogenkamp, die eerder op dezelfde dag integraal was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft in deze zaak te beslissen over de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ter hoogte van € 140.556,15. Tijdens de openbare terechtzitting op 17 september 2013 zijn de verdachte, zijn raadsman mr. P.J.J. Engbertsen, en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, aangezien Hogenkamp vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft dit standpunt onderschreven en aangevoerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen.

De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat deze moet worden afgewezen. De reden hiervoor is dat Hogenkamp bij vonnis van heden integraal is vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, waardoor er geen grondslag is voor de ontneming van het vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de afwijzing van de vordering in lijn is met de vrijspraak van de verdachte.

De rechtbank heeft derhalve beslist om de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen, en dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van 1 oktober 2013, waarbij de rechters M. Vos, A. Bögemann en J. Steinebach aanwezig waren, samen met griffier Vriezekolk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 06/950747-12 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 1 oktober 2013
Tegenspraak

VONNIS

De rechtbank heeft te beslissen op de vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. P.J.J. Engbertsen, advocaat te [geboorteplaats].
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 17 september 2013, waarbij Hogenkamp, diens raadsman en de officier van justitie zijn gehoord.
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van 1 oktober 2013 is Hogenkamp vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan verdachte als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 140.556,15.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie tot afwijzing van de vordering geconcludeerd aangezien Hogenkamp dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Namens Hogenkamp is aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, nu hij integraal dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Beoordeling van vordering
De rechtbank is van oordeel dat de door het openbaar ministerie ingediende vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de zijde van Hogenkamp dient te worden afgewezen, aangezien hij bij vonnis van heden, parketnummer 05/720226-13, integraal is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt:

wijstde vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Aldus gewezen door mrs. Vos voorzitter, Bögemann en Steinebach, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2013.