ECLI:NL:RBGEL:2013:3693

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
05/800761-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en bedreiging van politieambtenaren met geweld

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 16 augustus 2013, staat de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder mishandeling van zijn levensgezel en bedreiging van politieambtenaren. De gebeurtenissen vonden plaats op 21 april 2013 in Zutphen, waar de verdachte, na een melding van huiselijk geweld, door de politie werd aangetroffen. Tijdens de confrontatie met de politie, gewapend met een bijl, vertoonde de verdachte agressief gedrag en bedreigde hij de agenten met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld door haar bij de kraag van haar duster vast te pakken, haar te wurgen en meermalen te slaan en te trappen, wat leidde tot letsel. Daarnaast heeft hij meerdere politieagenten bedreigd met de dood, waarbij hij dreigend met een bijl zwaaide en schietgebaren maakte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van één feit, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden immateriële en materiële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de bedreiging van opsporingsambtenaren, en de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/800761-13
Uitspraak d.d. 16 augustus 2013
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring [adres].
Raadsvrouw: mr. Zijderveld, advocaat te Wageningen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2013.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging onder 1. - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten zijn levensgezel [slachtoffer]), bij de kraag van haar duster/kamerjas heeft vastgepakt en daarmee (vervolgens) een verwurging bij haar heeft aangelegd, althans (de kraag van) deze kamerjas om haar nek/hals heeft geklemd en/of
meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of een knie op de borst heeft gedrukt en/of een been dubbel heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen brigadier van politie [verbalisant 1]
en/of brigadier van politie [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte
opzettelijk dreigend zwaaiend met een bijl in zijn hand in de richting van die
[verbalisant 1] en/of die[verbalisant 2] gelopen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen brigadier van politie [verbalisant 1]
en/of brigadier van politie [verbalisant 2] en/of brigadier van politie [verbalisant 3]
en/of agent van politie[verbalisant 4] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend een bijl tegen die [verbalisant 1] en/of[verbalisant 2]
en/of [verbalisant 3] en/of die[verbalisant 4] opgeheven en/of (vervolgens) zwaaiend met
die bijl in de richting van die [verbalisant 1] en/of[verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of
die[verbalisant 4] is gelopen en/of nadat hij, verdachte, met pepperspray was
bespoten met die bijl wild om zich heen heeft geslagen en/of gezwaaid;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen brigadier van politie[verbalisant 3]
en/of agent van politie[verbalisant 4] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 3] en/of[verbalisant 4] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik weet jullie wel te vinden, ik herken je aan je stem en
schiet jullie een kogel door de kop." althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen hoofdagent van politie[verbalisant 5]
en/of brigadier van politie [verbalisant 6] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] dreigend de
woorden toegevoegd :"Als ik uit de bajes zou komen, ga ik het bureau binnen
lopen en dan tang tang tang.", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en waarbij hij, verdachte, zijn hand zodanig heeft gehouden alsof
hij een vuurwapen in zijn hand had en/of
voornoemde [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik
zorg dat jullie ook in een ziekenhuisbed komen te liggen. Ik kom dan ook bij
jullie op bezoek en schiet dan een kogel door jullie kop." en/of "Als de
politie weer bij mij aan de deur komt, dan schiet ik ze kapot." althans
telkens woorden van gelijke bedreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2013 tot en met 22 april 2013 te
Zutphen een wapen van categorie III, te weten een gaspistool van het merk IWG,
model P315, kaliber .315 en voorzien van serienummer[serienummer], en/of munitie van
categorie III, te weten 10 kogelpatronen van het merk Remington, kaliber
.22LR, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
7.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen hoofdagent van politie [verbalisant 7]
en/of brigadier van politie [verbalisant 8] en/of andere politieambtenaren heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[verbalisant 7] en/of
[verbalisant 8] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik vrij kom dan moet ik even
iets regelen. Dat kost mij ongeveer twee dagen. Daarna loop ik dat
politiebureau bij dat water binnen en de eerste politieagent die ik dan tegen
kom poef. Ik schiet niet op de benen maar gelijk op het hoofd. Ik kan beter
schieten dan jullie. Als ik de eerste heb neergeschoten loop ik gewoon door en
als ik de tweede politieagent tegenkom dan poef. Dan ga ik op zoek naar de
derde politieagent poef. En dan de vierde.", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en waarbij verdachte (telkens) met zijn handen een
schietgebaar heeft gemaakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen, toen (een) aldaar in uniform
geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het
gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en)
had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde
verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen
naar een politiebureau en/of voor behandeling van een schotwond over te
brengen naar het ziekenhuis Spitaal, zich met geweld tegen die
opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn
bediening, heeft verzet door zich los te rukken en/of te trekken en/of van
zich af te schoppen;
art 180 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
Naar aanleiding van een 112-melding terzake mogelijk huiselijk geweld gingen opsporingsambtenaren op 21 april 2013 poolshoogte nemen op het adres van verdachte. Aldaar escaleerde de situatie en verdachte ging, daarbij op een dreigende wijze gebruikmakend van een hakbijltje, op de vlucht. Vervolgens trachtten meerdere opsporingsambtenaren verdachte aan te houden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, doch dat de gedragingen van verdachte te wijten zijn aan een black-out en dat nadere informatie ingewonnen dient te worden omtrent de gezondheidsproblematiek van verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht de strafzaak daarvoor aan te houden.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de door de raadsvrouw verzochte aanhouding teneinde verdachte aan een onderzoek naar zijn gezondheidsproblematiek te onderwerpen overweegt de rechtbank daartoe geen aanleiding te vinden. Daarvoor is redengevend dat verdachte tot dusverre geen medewerking heeft willen verlenen aan onderzoeken naar zijn (geestelijke) gesteldheid en gezondheidsproblematiek hoewel daarvoor aanzetten zijn gegeven en ook daadwerkelijk, zij het summier, door gezondheidspsycholoog/neuropsycholoog [psycholoog] omtrent zijn gesteldheid en problematiek is gerapporteerd.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verschillende verklaringen en bevindingen zijn hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven. [1]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 7 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. Voor een veroordeling terzake bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden (vgl. HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005/448). Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddelen waaruit is af te leiden dat de door verdachte aan de verbalisanten[verbalisant 7] en/of [verbalisant 8], die verdachte van het ziekenhuis in Zutphen naar het politiebureau in Doetinchem hebben vervoerd, beweerdelijk geuite bedreigingen gedeeld zijn met (een) medewerker(s) van het door verdachte bedoelde politiebureau, waarbij de rechtbank uit de context begrijpt dat het het politiebureau aan de Houtwal te Zutphen betreft. Van belang in dat verband is dat de verbalisanten[verbalisant 7] en [verbalisant 8], ten overstaan van wie de uitingen door verdachte zouden zijn gedaan, niet in Zutphen maar in Doetinchem werkzaam zijn. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat bedreiging zoals onder 7 is tenlastegelegd, gelet op voornoemde jurisprudentie, niet bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 tenlastegelegde feiten en overweegt daaromtrent het navolgende.
Op 21 april 2013, rond 16.23 uur, waren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van Regio Noord- en Oost Nederland, belast met de noodhulpsurveillance binnen de gemeente Zutphen. Van de centralist van de meldkamer kreeg [verbalisant 1] te horen dat er een 112-melding van een vrouw was binnengekomen bij de KLPD te Driebergen. Het nummer waarmee gebeld was bleek gekoppeld aan het adres [adres]. De centralist verzocht [verbalisant 1] en[verbalisant 2] om naar dit adres te gaan. Uit onderzoek kwam voorts naar voren dat op dit adres woonachtig waren [verdachte] (hierna: verdachte) en mevrouw [slachtoffer]. Aldaar aangekomen werd de deur opengedaan door de [verbalisant 1] ambtshalve bekende verdachte. Desgevraagd liet verdachte [verbalisant 1] binnen, waarna verdachte uit het zicht verdween. Op dat moment zag [verbalisant 1] de hem ambtshalve bekende [slachtoffer] vanaf de eerste verdieping naar beneden komen. [verbalisant 1] zag en hoorde dat zij geëmotioneerd was en angstig overkwam. [2] [verbalisant 1] constateerde een verwonding aan de linkerzijde van haar gezicht. [verbalisant 1] zag dan dat verdachte vanuit de hal de keukendeur opende de keuken in ging en daarna de keukendeur sloot. Daarna kwam verdachte uit de keuken lopen. [verbalisant 1] zag dat verdachte een bijl in zijn handen had en hiermee in de richting van [verbalisant 1] en[verbalisant 2] kwam lopen. Beide verbalisanten namen afstand door een stukje weg te lopen. [verbalisant 1] trok, gelet op de dreigende wijze waarop verdachte uit de woning kwam lopen met in zijn handen een bijl, vervolgens zijn dienstwapen en loste een waarschuwingsschot, daarbij verdachte in woord en gebaard duidelijk makend dat verdachte zijn bijl moest laten vallen. Verdachte reageerde niet op het aanspreken. Verdachte zwaaide hierbij met de bijl die hij nog steeds vasthield. Verbalisant[verbalisant 2] schoot vervolgens twee maal, waarbij na het tweede schot verdachte zijn woning binnen ging. [3] Het relaas van [verbalisant 1] wordt ondersteund door het relaas van[verbalisant 2]. [4] Verdachte heeft verklaard dat hij zich kon herinneren dat hij een hakbijl, waar je vlees mee doorsnijdt, in zijn handen heeft gehad. [5]
Verdachte had vervolgens kans gezien de woning te verlaten. Omstanders wezen naar de [adres]. De inmiddels te hulp geschoten verbalisanten [verbalisant 3] en[verbalisant 4] renden vanaf de [adres] in. Op enig moment zag [verbalisant 1] zijn collega’s [verbalisant 3] en[verbalisant 4] in de [adres] tegenover verdachte staan. Verdachte hield nog steeds de bijl in zijn handen. Met ook de inmiddels gearriveerde[verbalisant 2] gingen voornoemde verbalisanten rondom verdachte staan waarbij werd geroepen dat hij zijn bijl moest laten vallen. Tevergeefs werd verdachte met pepperspray bespoten. Verdachte liep van hen af de [adres] in met daarbij de bijl in zijn handen, waarmee hij wild om zich heen zwaaide. [6] Verbalisant[verbalisant 2] heeft gerelateerd dat na het moment van het tevergeefs bespuiten met de pepperspray verdachte, met nog in zijn handen het hakmes, zich omdraaide en een slaande beweging in zijn richting maakte. Toen de verdachte daarna richting de Troelstralaan liep, zag[verbalisant 2] geen andere mogelijkheid dan verdachte in zijn been te schieten. [7] Agent van politie[verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij een man zag met een hakmes in zijn handen. Na een tevergeefse poging van[verbalisant 4] om de verdachte na het bespuiten van pepperspray te overmeesteren, was het verdachte die meerdere malen wederom aan het zwaaien was met het hakmes, toen[verbalisant 4] op hem afliep om hem aan te houden. [8] De bij de achtervolging van verdachte aanwezige brigadier [verbalisant 3] heeft gerelateerd dat verdachte op een gegeven moment zich omdraaide in zijn richting en daarbij een flinke keukenbijl in zijn rechterhand had. [verbalisant 3] zag dat hij deze bijl ophief en verder op hem af kwam lopen. [verbalisant 3] voelde zich op dat moment bedreigd. [9]
Bij zijn aanhouding verzette verdachte zich door zich los te rukken.[verbalisant 4] voornoemd voelde en zag dat de verdachte zich verzette tegen zijn aanhouding. Hij zag ook dat collega [verbalisant 3] de verdachte in bedwang probeerde te houden.[verbalisant 4] zag en voelde dat de verdachte nog steeds erg agressief was en zich steeds probeerde los te rukken. [10] [verbalisant 1] voornoemd heeft hier over gerelateerd dat verdachte zich tegen zijn aanhouding verzette door tegen te werken met zijn armen, te spugen, te dreigen en te beledigen. [11] Nadat de verdachte werd geboeid, zei verdachte tegen [verbalisant 3] voornoemd onder andere: “Ik weet jullie wel te vinden, ik herken je aan je stem en schiet jullie een kogel door de kop!” [12] [verbalisant 4] voornoemd heeft hier over gerelateerd dat na het boeien van verdachte hij verbaal agressief was.[verbalisant 4] hoorde hem meerdere malen zeggen dat hij onze stemmen wel kon onthouden en als hij vrij kwam hij ons door de kop zou schieten. [13]
Verbalisanten [verbalisant 5], hoofdagent van politie en [verbalisant 6], brigadier van politie, waren bij verdachte aanwezig op het moment dat verdachte op de brancard lag en naar het Spitaal-ziekenhuis te Zutphen vervoerd werd op 21 april 2013. Toen hij op de brancard lag, zagen zij dat verdachte zich hevig verzette en verbaal zeer agressief was. In de ambulance was de verdachte erg hard met zijn benen aan het schoppen waarbij hij zowel de brancard als de binnenkant van de ambulance raakte. [14] Beide verbalisanten waren bij verdachte toen hij uit zijn narcose ontwaakte. Beiden hoorden verdachte tegen hen zeggen: “Als ik uit de bajes zou komen, ga ik het bureau binnen lopen en dan tang tang tang”. Door de verbalisanten werd gezien dat verdachte zijn hand zo hield alsof hij een vuurwapen in zijn hand had. Beide verbalisanten hoorden verdachte vervolgens ook zeggen: “Ik zorg dan dat jullie ook in een ziekenhuisbed komen te liggen. Ik kom dan ook bij jullie op bezoek en schiet dan een kogel door jullie kop” en “als de politie weer bij mij aan de deur komt, dan schiet ik ze kapot.” [15] Verdachte heeft hierover verklaard dat hij bekend staat om het feit dat hij altijd iets bij zich wil hebben om zichzelf te beschermen. Vooral omdat de politie achter hem aanzit wil hij zich kunnen verdedigen. Met betrekking tot deze handelingen heeft verdachte verklaard zich niets te kunnen herinneren. Verdachte heeft voorts woordelijk verklaard: “Ik heb dat risico genomen en ze hebben me dus geschoten.” [16]
Tijdens de doorzoeking op 22 april 2013 werd in de woning van verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. [17] Uit onderzoek blijkt dat hier gaat om een
wapen van categorie III, te weten een gaspistool van het merk IWG, model P315, kaliber .315 en voorzien van serienummer[serienummer]. [18] Op 3 mei 2013 heeft een getuige die de katten verzorgde van de partner van verdachte een doosje met munitie aangetroffen in de woning van verdachte en deze aan de politie overhandigd. [19] Uit onderzoek is gebleken dat hier gaat om munitie van categorie III, te weten 10 kogelpatronen van het merk Remington, kaliber
.22LR. [20] Verdachte heeft over het voorhanden hebben van voornoemde wapen en munitie een bekennende verklaring afgelegd. [21]
Op 21 april 2013 heeft[slachtoffer] aangifte gedaan van onder meer mishandeling. De aangeefster verklaarde samen te wonen met verdachte. Die dag lag zij rond 17.00 uur op bed. Op een gegeven moment kwam verdachte naar boven met in zijn handen een mes. Aangeefster verklaarde dat ze het mes uit de hand van verdachte had getrapt. Daarna sprong verdachte op bed en greep aangeefster bij de kraag van haar duster en probeerde haar te wurgen. Toen aangeefster zich los wist te krijgen begon verdachte haar te slaan en te trappen. Ook drukte hij met zijn knie op haar borstkas. Verdachte sloeg met zijn vuist tegen haar gezicht en drukte haar linkerbeen dubbel. Aangeefster verklaarde voorts dat verdachte drie maal met zijn vuist op haar gezicht had geslagen en twee maal op haar hoofd en dat hij veel kracht gebruikte bij het slaan. Over het letsel verklaarde aangeefster dat het bovenop haar hoofd, kaaklijn, buik (borstbeen) en linkerbeen pijn deed. Daarbij had aangeefster een blauwe plek onder haar rechter oog en een wondje onder haar linkeroog. [22] In het dossier bevindt zich een letselrapportage [23] en een geneeskundige verklaring [24] . Uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat sprake is van bloeduitstortingen bij de ogen en rechterhand en een neurogene shock. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de dwarslaesie die het slachtoffer na een val enige dagen later heeft opgelopen buiten beschouwing moet worden gelaten, nu gebleken is dat er geen causaal verband is tussen de mishandeling en de dwarslaesie. [25] Uit de letselrapportage komt onder meer naar voren dat sprake is van een huidverwonding, onderhuidse bloedingen, schaafwonden en onregelmatig gevormde huidafwijkingen. Verdachte verklaarde dat hij wist dat hij bovenop [slachtoffer] zat op bed. Over de mishandeling verklaarde verdachte voorts dat hij zich kon herinneren dat er in haar gezicht iets blauw/zwart was. [26] Kort na het via 112 melden van dit voorval constateerde de poolshoogte nemende verbalisant dat aangeefster een verwonding had in haar gezicht, angstig was en geëmotioneerd overkwam. [27]
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 21 april 2013 te Zutphen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten zijn levensgezel[slachtoffer]), bij de kraag van haar duster heeft vastgepakt en daarmee een verwurging bij haar heeft aangelegd, althans de kraag van deze duster om haar nek/hals heeft geklemd en meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en getrapt en een knie op de borst heeft gedrukt en een been dubbel heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 21 april 2013 te Zutphen brigadier van politie [verbalisant 1]
en brigadier van politie [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht immers is verdachte
opzettelijk dreigend zwaaiend met een bijl in zijn hand in de richting van die
[verbalisant 1] en die[verbalisant 2] gelopen;
3.
hij op 21 april 2013 te Zutphen brigadier van politie [verbalisant 1] en brigadier van politie [verbalisant 2] en brigadier van politie [verbalisant 3] en agent van politie[verbalisant 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een bijl tegen die [verbalisant 1] en[verbalisant 2]
en [verbalisant 3] en die[verbalisant 4] opgeheven en zwaaiend met die bijl in de richting van die [verbalisant 1] en[verbalisant 2] en [verbalisant 3] en die[verbalisant 4] is gelopen en nadat hij, verdachte, met pepperspray was bespoten met die bijl wild om zich heen heeft geslagen en gezwaaid;
4.
hij op 21 april 2013 te Zutphen brigadier van politie [verbalisant 3] en agent van politie[verbalisant 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 3] en[verbalisant 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik weet jullie wel te vinden, ik herken je aan je stem en schiet jullie een kogel door de kop." althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen hoofdagent van politie [verbalisant 5] en brigadier van politie [verbalisant 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 5] en [verbalisant 6] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik uit de bajes zou komen, ga ik het bureau binnen lopen en dan tang tang tang.", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en waarbij hij, verdachte, zijn hand zodanig heeft gehouden alsof
hij een vuurwapen in zijn hand had en voornoemde [verbalisant 5] en [verbalisant 6] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zorg dat jullie ook in een ziekenhuisbed komen te liggen. Ik kom dan ook bij jullie op bezoek en schiet dan een kogel door jullie kop." en "Als de
politie weer bij mij aan de deur komt, dan schiet ik ze kapot." althans telkens woorden van gelijke bedreigende aard of strekking;
6.
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2013 tot en met 22 april 2013 te Zutphen een wapen van categorie III, te weten een gaspistool van het merk IWG, model P315, kaliber .315 en voorzien van serienummer[serienummer], en munitie van categorie III, te weten 10 kogelpatronen van het merk Remington, kaliber .22LR, voorhanden heeft gehad;
8.
hij op of omstreeks 21 april 2013 te Zutphen, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden teneinde verdachte, voor behandeling van een schotwond over te brengen naar het ziekenhuis Spitaal, zich met geweld tegen die opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door zich los te rukken en te trekken en van zich af te schoppen;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Feit 1

mishandeling

Feiten 2, 3, 4, 5 en 8, de voortgezette handeling van:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd en wederspannigheid;
Feit 6
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de door hem onder 1 tot en met 8 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat maximaal dient te worden opgelegd een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan aanwijzingen van de reclassering.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte in de eerste plaats zijn in een slechte gezondheidstoestand verkerende partner zonder ook maar een enkele aanleiding in hun huis mishandeld heeft. Huiselijk geweld is een ernstige vorm van geweld, waardoor het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in de huiselijke omgeving, een omgeving waar iemand zich juist veilig zou moeten voelen, wordt aangetast. Verdachte heeft vervolgens getracht zich te onttrekken aan zijn aanhouding door met een hakmes rond te zwaaien en in de richting te steken van opsporingsambtenaren die doende waren verdachte te overmeesteren. Verdachte is ook na het toedienen van pepperspray door blijven gaan met het bedreigen van verschillende opsporingsambtenaren. De omstandigheid dat verdachte uiteindelijk neergeschoten moest worden om overmeesterd te worden is een op zichzelf te betreuren feit, maar de rechtbank ziet op grond van de inhoud van het procesdossier geen aanleiding om met deze omstandigheid in matigende of strafverzwarende zin rekening te behouden. Zelfs korte tijd na zijn operatie in het ziekenhuis is verdachte door blijven gaan met het uiten van bedreigingen. Verdachte heeft zich voorts fysiek verzet tegen zijn aanhouding, zelfs na het moment dat hij was neergeschoten. Tenslotte houdt de rechtbank de verdachte verantwoordelijk voor het voorhanden hebben van een gaspistool en munitie.
De door verdachte geuite bedreigingen geven blijk van minachting voor het gezag, waardoor dit aldus wordt aangetast. Van opsporingsambtenaren wordt verwacht dat zij zich van hun taak kwijten. Zij hoeven zich niet, en al helemaal niet op strafrechtelijk te duiden wijze, te laten bedreigen wanneer zij juist ten dienste van de burger hun taak vervullen.
Voor wat betreft de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op:
-  een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van 24 april 2013;
-  een de verdachte betreffend pro justitia rapport van 3 juli 2013 uitgebracht door [psycholoog], gezondheidszorgpsycholoog/neuropsycholoog;
De reclassering heeft in haar rapport aangegeven zich te onthouden van een advies nu verdachte niet met haar in gesprek wilde gaan.
Uit het rapport van de psycholoog komt onder meer naar voren dat verdachte een antisociale persoonlijkheidsstructuur heeft. Bij gebrek aan betrouwbare informatie is hier geen diagnostische omschrijving van te geven. Voorts stelt de psycholoog dat niet bekend is in hoeverre een eventuele ziekelijke stoornis aanwezig is. Wel is het zo, aldus de psycholoog, dat zijn verslaving aan alcohol zijn gedragskeuzes en gedragingen, zeker tijdens dronkenschap, negatief beïnvloeden. Verdachte reageert op het drinken van een bepaalde overmaat aan alcohol met agressiviteit wegens impulscontroleverlies en het bezorgt verdachte vaak een black-out zodat hij in een schemertoestand verkeert en hij gewelddadige handelingen verricht, waaraan hij later geen herinneringen heeft. Ten tijde van het tenlastegelegde was hij dúsdanig geïntoxiceerd door alcohol, dat dit hem een dergelijke black-out opleverde. De psycholoog trekt hier vervolgens de conclusie uit dat bij een dergelijke overmatig gebruik van alcohol verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen niet meer zelf kan bepalen en dat dit moet leiden tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank overweegt hierbij dat voor het vaststellen van (de mate van) toerekenings- vatbaarheid in elk geval sprake moet zijn van een bij de verdachte vastgestelde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis. Niet is door de psycholoog vastgesteld dat de alcoholverslaving van verdachte gekwalificeerd moet worden als een ziekelijke stoornis. Voorts is niet vast komen te staan dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling bij verdachte. Met de psycholoog is de rechtbank het eens dat het zwaartepunt van de verwijtbaarheid gelegen is in het alcoholgebruik van verdachte en dat als gevolg van het overmatige alcoholgebruik niet uit te sluiten is dat een black-out bij verdachte is ontstaan. Echter, voor zover dit al het geval zou zijn, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze black-out zelf heeft veroorzaakt door zijn alcoholgebruik en dat deze niet een bijzondere grond opleveren voor verontschuldiging. De door de psycholoog geconstateerde contouren van een mogelijke persoonlijkheidsstoornis maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Daarbij komt dat verdachte zich bewust is van het feit dat hij overmatig alcohol nuttigt en zich er daarbij weinig aan gelegen laat liggen wat de gevolgen van dit alcoholgebruik kunnen zijn.
De rechtbank ziet dan ook geen juridische grond om de conclusie van de psycholoog over te nemen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden als gevolg van zijn alcoholgebruik voorafgaand aan de door hem gepleegde delicten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen en, zoals blijkt uit de justitiële documentatie, menigmaal tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. De rechtbank merkt daarbij op dat enigszins in het voordeel van verdachte is dat hij in 2004 voor het laatst is veroordeeld tot een dergelijke straf.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Ter terechtzitting heeft verdachte bij monde van zijn raadsvrouw aangegeven gemotiveerd te zijn om zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank zal de hierna genoemde voorwaarden mede enten op de voorwaarden zoals die door de psycholoog zijn verwoord. Het is van belang, wil verdachte daadwerkelijk van zijn alcoholverslaving afkomen, dat hij hiermee aan de slag gaat en dat zes maanden boven het hoofd van verdachte hangende gevangenisstraf als stimulans ervaren zal worden.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in handen van deze verdachte in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij[slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.150,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 1.000,-- waar het gaat om de immateriële kosten en een bedrag van € 50,-- waar het gaat om de materiële kosten.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat het verzochte immateriële bedrag gematigd dient te worden en dat aansluiting gezocht moet worden bij de uitkering van smartengelden in vergelijkbare zaken. Het materiële gedeelde van de verzochte schadevergoeding acht de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot hierna te melden bedrag, voor die schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 1.000,-- aan immateriële schade en € 50,-- materiële schade billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 36f, 56, 57, 180, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 7 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1

mishandeling

Feiten 2, 3, 4, 5 en 8, de voortgezette handeling van:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht meermalen gepleegd en wederspannigheid;
Feit 6
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen en munitie van categorie III
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
  • stelt als
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn invrijheidstelling zal melden bij Tactus Reclassering te Zutphen (Piet Heinstraat 25a) en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht
(meldplicht);
 stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij (Forensische) verslavingszorg – Forensische Polikliniek JusTact of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, ter behandeling van zijn alcoholproblematiek en zich alsdan zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling(en) door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven (
ambulante behandeling);
  • beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
  • ten aanzien van het beslag
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een messenslijper (foedraal) en een mes, beide van het merk Tefal, als genoemd in PL0680 2013051779-24;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een hakbijltje als genoemd in proces-verbaalnummer PL0660 2013051779-37;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten het op de beslaglijst als holster gerubriceerde mutsje
(proces-verbaal van kennisgeving beslagneming ontbreekt in het dossier);
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit tot gedeeltelijke betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer] van een bedrag van
€ 1.050,-- (duizendenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2013 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer] een bedrag
te betalen van € 1.050,-- (duizendenvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2013, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. E.G. De Jong, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier, en uitgesproken op de
openbare terechtzitting van 16 augustus 2013.
Mrs. Follender Grossfeld en Koster zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2013051779, Regiopolitie Oost-Nederland, gesloten en ondertekend op 11 juni 2013.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 69
3.Idem, pag. 70
4.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 72-74
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 27
6.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 71
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 76
8.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 179
9.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 182
10.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 178
11.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 171
12.Idem, pag. 183
13.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 179
14.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 184
15.Idem, pag. 185
16.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 212
17.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 285
18.Proces-verbaal WWM beschrijving vuurwapen, pag. 292
19.Proces-verbaal verhoor getuige, pag. 287-288
20.Proces-verbaal WWM, pag. 300
21.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 309-310
22.Proces-verbaal van aangifte, pag. 81-83
23.Letselrapportage, pag. 89
24.Geneeskundige verklaring, pag. 118
25.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 114
26.Verhoor verdachte, pag. 147
27.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 170