ECLI:NL:RBGEL:2013:3694

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
05-720222-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op cafetaria in Renkum met geweld en bedreiging

Op 8 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewapende overval op een cafetaria in Renkum op 13 mei 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, met gezichtsbedekkende kleding en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de cafetaria is binnengegaan. Tijdens de overval is de medewerker van de cafetaria, een 13-jarige jongen, met geweld en bedreiging gedwongen om geld af te geven. De verdachte en zijn medeverdachten zijn kort na de overval aangehouden, waarbij bij hen verschillende wapens en gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld, het voorhanden hebben van wapens en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 135 dagen, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals jeugdreclassering en het volgen van een leerstraf. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Promis II
Parketnummer : 05/720222-13
Datum zitting : 24 september 2013
Datum uitspraak: 8 oktober 2013
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1996] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw mr. B. Anik, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen (uit [benadeelde 1]) een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één of meer van zijn mededader(s)
met gezichtsbedekkende kleding voornoemd [benadeelde 1] is/zijn binnengegaan en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde
[slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of voornoemde [slachtoffer] (met kracht) in de richting van de kassa heeft/hebben geduwd en/of (daarbij) dreigend/dwingend heeft/hebben geschreeuwd: "Loop naar de kassa" en/of
"Geef mij geld";
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van
categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool(merk Umarex, kaliber 6 mm
BB), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een pistool (merk Heckler
en Koch), (model P30, kaliber 9mm), althans met (een) vuurwapen(s) en/of met
(een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2013 te Renkum, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van
categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische
stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden
toegebracht, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 20 september 2012 te Heelsum, gemeente Renkum, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een fietsenstalling heeft weggenomen
een fiets (Gazelle Orange Premium, kleur zilver), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of (een) valse
sleutel(s);
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2012 tot en met 13 mei 2013
te Heelsum en/of Renkum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, een fiets (Gazelle Orange Premium,
kleur zilver) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van voornoemde fiets wist(en), dan wel
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed betrof;

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 24 september 2013 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B. Anik, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft ter terechtzitting van 24 september 2013 haar eis geformuleerd.
De raadsvrouw en verdachte hebben ter terechtzitting van 24 september 2013 het woord ter verdediging gevoerd.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 Ten aanzien van feit 1: [slachtoffer];
 Ten aanzien van feit 4: [benadeelde 3].
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Drie personen hebben op 13 mei 2013 omstreeks 21:21 uur in [benadeelde 1] te Renkum, een overval gepleegd. [2] Twee van de overvallers zijn met gezichtsbedekkende kleding het [benadeelde 1] binnengegaan. [3] Eén van de overvallers heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer] gericht en gericht gehouden, hem (met kracht) in de richting van de kassa geduwd en (daarbij) dreigende/dwingend geschreeuwd “Loop naar de kassa” en/of “geef mij geld”. [4] De derde overvaller is in de deuropening blijven staan. [5]
Bij de overval is een briefje van 20 euro en een grote hoeveelheid aan 2 euro muntstukken buitgemaakt. [6]
De dader die het pistool op [slachtoffer] richtte was een manspersoon die een donkere jas en een spijkerbroek droeg en hij had een sjaal voor zijn gezicht gebonden. [7]
Medeverdachte [medeverdachte] bestuurde die avond een fiets en had verdachte achterop. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn omstreeks 21:35 uur op de Nieuwe Keijenbergseweg te Renkum staande gehouden en omstreeks 21:45 uur aangehouden. [8] Verdachte droeg bij zijn aanhouding een donkere trui met capuchon met witte letters op zijn borst, een donkere spijkerbroek en een rode muts op zijn hoofd. [9]
Medeverdachte [medeverdachte] droeg bij zijn aanhouding een donkere jas en een spijkerbroek. Bij fouillering zijn bij hem aangetroffen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zeventien 2 euro muntstukken en een briefje van € 20,- en een [benadeelde 3] gekleurd sjaaltje. [10]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde overval. De getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] verklaren allemaal dat ze drie personen een overval zien plegen. Ze zien drie jongens met gezichtsbedekkende kleding naar [benadeelde 1] gaan. Eén van hen blijft bij de deur staan, de andere twee gaan het [benadeelde 1] binnen.
Voorts is naar het oordeel van de officier van justitie vast komen te staan dat verdachte één van de drie overvallers is en samen met de medeverdachten de overval heeft gepleegd. Uit de analyse van de telefoongegevens blijkt dat er op 10 mei 2013 telefooncontact is tussen de telefoon van de verdachte en de telefoon van medeverdachte [medeverdachte]. In deze berichten wordt door medeverdachte [medeverdachte] gesproken over 'geld willen maken'. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit gaat over crimineel gedrag. Vervolgens wordt er over 'ov' gesproken. Dit is straattaal voor het woord 'overval'. Verdachte reageert hierop met het antwoord 'nogmaals?'. Vervolgens is er op 12 mei 2013, een dag voor de overval, contact tussen de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Er wordt gezegd ‘hijis morge op geld’. Ook wordt gezegd ‘neemook die mask mee’ ‘en die vest’. Er wordt gereageerd met ‘ik neem mee’. Ook is er contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]; er wordt gevraagd ‘wil je money verdienen’ en de naam van medeverdachte [medeverdachte] wordt vervolgens genoemd.
Verdachte legt zeer wisselende verklaringen af. Aanvankelijk verklaarde verdachte bij de politie dat hij op 13 mei 2013 bij vrienden in Westervoort was, maar deze vrienden spreken dit tegen. Bovendien blijkt uit een filmpje op de telefoon van verdachte dat hij die middag in Renkum is in de weilanden samen met zijn medeverdachte [medeverdachte]. Vervolgens zegt verdachte dat hij zijn mobiele telefoon bij zijn vriend [betrokkene] heeft laten liggen. De politie confronteert verdachte vervolgens met het feit dat zijn telefoon in de berging van de oma van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen. Dan verklaart verdachte dat ze naar het huis van [medeverdachte] zijn gegaan om een bal op te halen. Ter zitting verklaart verdachte echter dat ze al een bal bij zich hadden maar dat hij niet weet van wie die bal was.
Voorts verklaart verdachte ter zitting dat de Coop-tas door [medeverdachte] is gedragen. De politie constateert echter dat verdachte degene is die de tas vast heeft. Er worden ook wel spullen van verdachte in aangetroffen en in de tas wordt een stroomstootwapen aangetroffen.
[medeverdachte] heeft bij zijn aanhouding een balletjespistool in zijn bezit, dat zwart van kleur is. Dit komt overeen met de door aangever [slachtoffer] beschreven kleur van het wapen. Voorts worden er bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een geldbedrag, een sjaal en een trui met capuchon, waarmee een bivakmuts is te maken, aangetroffen. Dit alles wordt kort na de overval in de nabije omgeving van de plaats delict aangetroffen.
Voorts is er de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] belast zichzelf met zijn verklaring door te zeggen dat hij de wapens heeft geregeld voor verdachte en [medeverdachte]. Een groter aandeel van [medeverdachte 2] wordt door hem ontkend. Gelet echter op de verklaring van getuige Kwint is [medeverdachte 2] ook aan de overval te koppelen, nu de getuige een signalement geeft dat overeenkomt met kleding die [medeverdachte 2], ook naar eigen zeggen, die dag droeg.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de overval heeft medegepleegd. Verdachte ontkent dat hij er bij was. Weliswaar verklaren de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] over drie daders van de overval, maar hieruit volgt nog niet de betrokkenheid van verdachte. De door de getuigen gegeven signalementen van de daders wijzen niet in de richting van verdachte.
Ook de telefooncontacten tussen verdachte en [medeverdachte] wijzen niet direct op betrokkenheid van verdachte bij de overval. De letters “ov” kunnen duiden op “openbaar vervoer”.
Er dient uitgegaan te worden van de verklaring van verdachte dat hij was gaan voetballen met de jongens. De zwarte mondkap met witte beenderen heeft hij heel vaak bij zich, hetgeen verdachte ook ten overstaan van de politie reeds heeft verklaard. Ook heeft verdachte altijd standaard een trui bij zich; die droeg hij bij zich in zijn rugtas. Verdachte is niet wisselend geweest in zijn verklaringen hieromtrent.
Voorts zijn de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] onbetrouwbaar, omdat hij wellicht iets te maken heeft met de overval en zijn aandeel hierin probeert te beperken.
Het stroomstootwapen en het balletjespistool zijn niet bij verdachte aangetroffen.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De rechtbank overweegt het volgende.
Op de dag van de overval krijgen verbalisanten omstreeks 21:15 uur via de Centrale Meldkamer een melding binnen van de overval op [benadeelde 1]. Er wordt een signalement gegeven van de drie daders; dader 1 draagt een witte jas met blauwe strepen en een pet en dader 2 had een pistool vast en droeg een donkere jas en een spijkerbroek met een sjaal voor zijn mond. [11] De daders zouden op een scooter zijn weggereden en aan de achterzijde van sporthal de Rijnkom staan. [12] Daarna wordt het signalement bijgesteld in die zin dat de verdachten zich zouden verplaatsen op een fiets. [13] Als verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de Nieuwe Keijenbergseweg rijden, zien ze op geringe afstand een fiets rijden waarop twee personen zaten. [14] Verbalisanten zien vervolgens dat de bestuurder van de fiets een donkere jas aan heeft en een spijkerbroek droeg. [15] Verbalisanten beschrijven dat de meldkamer heeft gemeld dat de dader met de witte jas een rode pet of muts op heeft en dat de persoon die achterop de fiets zit een rode muts draagt. Niet alleen de kleding van de bestuurder van de fiets en van de passagier komen overeen met het signalement. Ook valt op dat verdachten in de richting fietsen waarin de daders gefietst zouden zijn, dat zij – net als de overvallers – met zijn tweeën op één fiets rijden en dat ze zeer kort na de overval worden gezien op een plek in de nabije omgeving van het [benadeelde 1].
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] voegen zich op het moment van staandehouding bij verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1]. [verbalisant 3] en [verbalisant 4] constateren zelfstandig dat de twee personen voldoen aan het eerder gegeven signalement. De bestuurder van de fiets is gekleed in een donkerkleurige spijkerbroek en een zwarte jas met daaronder een blauwe col om zijn nek. De persoon die achterop zit draagt een rode muts op zijn hoofd en een donkerkleurige spijkerbroek. [16] Deze persoon draagt tevens een rugzak op zijn rug en heeft een plastic Coop-tas in zijn hand. [17] Deze persoon, naar later blijkt verdachte, toont vervolgens vrijwillig zijn rugtas aan de verbalisanten. Verbalisant ziet vervolgens een verfrommeld briefje van € 5,- in de rugtas. [18] Vervolgens worden in de plastic Coop-tas, die deels open staat, door verbalisanten diverse donkere kledingstukken gezien. [19] Gezien werden een mondkap met witte beenderen, een paar donkere schoenen, een zwarte jas met witte lederen armen en een embleem en een zwarte sweater met opvallende capuchon met twee kijkgaten welke volledig dicht te ritsen is en waardoor een bivakmuts ontstaat. [20] Hierop wordt door verbalisant [verbalisant 5] via een collega in het [benadeelde 1] ter plaatse nogmaals aan aangever [slachtoffer] gevraagd om een signalement. [21] Aangever [slachtoffer] beschrijft vervolgens de dader die het [benadeelde 1] binnen is geweest. Hij geeft aan dat deze gekleed was in een donkere jas, een donkere spijkerbroek en een donkere doek/sjaal voor zijn gezicht had. Tevens geeft [slachtoffer] aan dat er een briefje van € 20,-, twee briefjes van
€ 5,- en een hoeveelheid twee euromuntstukken zijn buit gemaakt. Hierop worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. [22] Vervolgens wordt bij de fouillering van medeverdachte [medeverdachte] een balletjespistool in zijn broeksband, zeventien twee euromuntstukken in zijn jaszak en een [benadeelde 3] gekleurd sjaaltje in de binnenzak van zijn jas aangetroffen. [23]
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw dat op basis van het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, het volgende.
Uit de analyse van het telefoonverkeer blijkt dat er telefonisch contact is geweest tussen de drie verdachten. Op 10 mei 2013 wordt er vanaf de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] via WhatsApp omstreeks 17:07 uur een bericht gestuurd naar de telefoon van verdachte, namelijk: 'hij wil geld maken man' en 'ov'. Verdachte antwoordt hierop: '[alias]??' en '???'. Uit de verklaringen van getuige Kuenen en medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat de eigenaar van het [benadeelde 1], [benadeelde 2], [alias] genoemd wordt. [24]
Vervolgens vindt er in de nacht van 12 op 13 mei 2013 opnieuw contact plaats via Whatsapp tussen de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Op de telefoon van verdachte komen de berichten binnen: 'Hij is morge op geld', 'duswe moete zwz iets doen', 'neemook die mask mee', 'en die vest'. Vervolgens wordt vanaf de telefoon van [medeverdachte] gestuurd: 'Jaaa ik oook', 'ik neem mee'. [25] Vervolgens vindt er op 13 mei 2013 via Whatsapp contact plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]
.Verdachte ontvangt van [medeverdachte 2]: 'wil je money verdienen' en 'heb je fidan gesproken'. Twee minuten later is er gedurende 1 minuut en 23 seconden telefonisch contact tussen de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. [26] Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de combinatie van de woorden “ov”, “mask” en “vest” welke in twee chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden gebezigd, worden afgeleid dat er wordt gesproken over een overval en dat met de afkorting “ov” niet het openbaar vervoer wordt bedoeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat een overval op straat wordt aangeduid als 'ov'
.
Voorts wordt er tijdens hun aanhouding een balletjespistool bij medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen in diens broeksband. [27] Dit gebeurt kort na de overval in de nabije omgeving van het plaats delict. [28] Bovendien komt de beschrijving van het wapen door aangever [slachtoffer] overeen met de uiterlijke kenmerken van het wapen dat bij medeverdachte [medeverdachte] wordt aangetroffen. [29]
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] alsmede [getuige 4] op de avond van de overval gezamenlijk in de kelderbox van de oma van [medeverdachte] zijn geweest. [30] De verklaring van [getuige 4] vindt ondersteuning in de verklaring van verdachte
,die heeft verklaard dat hij zijn mobiele telefoon heeft achtergelaten in de kelderbox van de oma van [medeverdachte]. [31] Zijn mobiele telefoon is daar ook aangetroffen. [32] Voorts vindt een en ander ondersteuning in de omstandigheid dat in de berging spullen van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen, te weten een identiteitsbewijs en een bankpasje op zijn naam. [33]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft die dag op verzoek van verdachte en [medeverdachte] een balletjespistool geregeld. [34] In de berging zet medeverdachte [medeverdachte] in aanwezigheid van verdachte een BB-gun op het hoofd van [getuige 4].. [35] [getuige 4] beschrijft het wapen als geheel zwart, hetgeen overeenkomt met de beschrijving van het wapen door aangever [slachtoffer]. Voorts wordt bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] het zwarte balletjespistool aangetroffen. [36] Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij verdachte en [medeverdachte] in de berging op de dag van de overval hoort zeggen dat ze een overval gingen doen op het [benadeelde 1]. [37]
Bij de aanhouding van [medeverdachte] wordt tevens een briefje van € 20,-- alsook zeventien muntstukken van twee euro aangetroffen. In de tas van verdachte wordt een briefje van € 5,-- aangetroffen. Dit komt overeen met de coupures en het muntgeld dat bij de overval is weggenomen. [38]
De rechtbank acht de eerst ter zitting gegeven verklaring van verdachte, dat de plastic Coop-tas niet van hem was of dat hij die niet vast had, ongeloofwaardig. Verdachte droeg de tas aan zijn rechter hand toen hij en medeverdachte [medeverdachte] werden aangehouden. [39] Ook heeft verdachte ter zitting zelf verklaard dat het zwarte masker met witte beenderen erop, dat in de tas is aangetroffen, van hem is. [40]
De verklaring van [medeverdachte 2] acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, niet geheel ongeloofwaardig. Hoewel de rechtbank [medeverdachte 2] niet geloofwaardig acht ten aanzien van zijn stelling dat hij niet de derde persoon bij de overval is geweest, heeft de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de delen van zijn verklaring die daar niet op zien. [medeverdachte 2] heeft immers belastend verklaard ten aanzien van zichzelf over het regelen van het wapen voor verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en dat hij erbij was toen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de berging over hun plannen spraken en zijn aanwezigheid bij hen in de steeg vlak voor de overval. Zijn verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden meegenomen bij de bewijsconstructie.
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 mei 2013 is bij de aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij laatstgenoemde een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool van het merk Umarex, kaliber 6mm BB, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool van het merk Heckler en Koch, model P30, kaliber 9mm, aangetroffen. [41]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van het voorhanden hebben van een balletjespistool zoals omschreven in de tenlastelegging. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij het pistool op gezamenlijk verzoek van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft geregeld. Voorts wordt het pistool bij medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen bij zijn aanhouding, waar verdachte op dat moment ook bij is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit nu het balletjespistool niet bij verdachte is aangetroffen.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het balletjespistool samen met medeverdachte [medeverdachte] voorhanden heeft gehad. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij het balletjespistool op verzoek van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] heeft geregeld op de dag van de overval. [42] Vervolgens plegen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen met medeverdachte [medeverdachte 2] de overval op het [benadeelde 1], waarbij door medeverdachte [medeverdachte] het balletjespistool getoond wordt. Het balletjespistool is vervolgens kort na de overval bij medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen bij zijn aanhouding in aanwezigheid van verdachte. [43]
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 mei 2013 wordt bij verdachte een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos gemaakt kunnen worden of pijn kan worden toegebracht, aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] is op dat moment bij verdachte aanwezig.
Op de mobiele telefoon van verdachte wordt een filmpje aangetroffen gedateerd 13 mei 2013 en opgenomen om 17.47 uur waarop medeverdachte [medeverdachte] met een stroomstootwapen te zien is en waarop de stem van verdachte te horen is. [44]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van en stroomstootwapen. Het stroomstootwapen is aangetroffen in de tas die verdachte tijdens zijn aanhouding bij zich droeg. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] beschikten op 13 mei 2013 al de hele dag over het wapen, hetgeen blijkt uit het op de telefoon van verdachte aangetroffen filmpje dat dezelfde is opgenomen in de weilanden Renkum.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit nu het stroomstootwapen niet bij verdachte is aangetroffen.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] het stroomstootwapen aanwezig heeft gehad. De politie constateert dat verdachte een plastic Coop-tas bij zich heeft, waarin later het stroomstootwapen wordt aangetroffen. [45] Hoewel verdachte eerst ter terechtzitting verklaart dat de tas niet van hem was, hetgeen de rechtbank niet geloofwaardig acht, is de vraag of genoemde tas van hem was voor de beoordeling van het onderhavige feit niet van belang nu het aanwezig hebben van het stroomstootwapen als medeplegen is tenlastegelegd.
Vast is komen te staan dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] op 13 mei 2013 al vóór de overval over het stroomstootwapen beschikten, hetgeen blijkt uit het filmpje dat die dag met de mobiele telefoon van verdachte is gemaakt in een weiland in Renkum. [46] Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij niet kan verklaren dat dit filmpje op zijn telefoon is aangetroffen. Daarmee heeft hij geen redelijke verklaring gegeven voor het aanwezig zijn van dit filmpje op zijn telefoon. Verdacht heeft niet ontkend dat zijn stem te horen is in dit filmpje. [medeverdachte 2] heeft bovendien verklaard dat hij het stroomstootwapen op verzoek van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft geregeld vóór 13 mei 2013. [47]
Ten aanzien van feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 13 mei 2013 wordt verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. Bij medeverdachte [medeverdachte] wordt een fiets van het merk Gazelle Orange Premium, kleur zilver aangetroffen met framenummer Gz7503362. [48] [medeverdachte] was bestuurder van de fiets en verdachte zat bij hem achterop. Op 21 september 2012 is door [benadeelde 3] aangifte gedaan van diefstal van een fiets van het merk Gazelle Orange Premium, kleur zilver, framenummer Gz7503362. [49]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal en de subsidiair tenlastegelegde heling van de fiets. Er is geen bewijs aanwezig waaruit blijkt dat verdachte bij de diefstal van de fiets betrokken is geweest, dan wel dat hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was. Derhalve dient ten aanzien van feit 4 vrijspraak te volgen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
De beoordeling van de standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken kan niet worden vastgesteld wanneer en op welke wijze medeverdachte [medeverdachte] en/of verdachte de beschikking heeft/hebben gekregen over de gestolen fiets. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden ten aanzien van feit 4.
Bewezenverklaring ten aanzien van de feiten
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 13 mei 2013 te Renkum tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit [benadeelde 1] een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader met gezichtsbedekkende kleding voornoemd [benadeelde 1] zijn binnengegaan en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] heeft gericht en gericht gehouden en voornoemde [slachtoffer] (met kracht) in de richting van de kassa heeft geduwd en (daarbij) dreigend/dwingend heeft geschreeuwd: "Loop naar de kassa" en/of "Geef mij geld";
2.
hij op 13 mei 2013 te Renkum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool(merk Umarex, kaliber 6 mm BB), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool merk Heckler en Koch model P30, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 13 mei 2013 te Renkum, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van
categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke [verbalisant 2]- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
diefstal voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een diefstal met (bedreiging van) geweld. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer] zelf, alsmede uit de getuigenverklaringen, blijkt dat er sprake is geweest van een bedreigende situatie waarin verdachte en één van de medeverdachten het [benadeelde 1] met gezichtsbedekkende kleding en een wapen binnen zijn gegaan. Vervolgens heeft de medeverdachte [medeverdachte] een wapen op [slachtoffer] gericht en gericht heeft gehouden, hem naar de kassa geduwd en heeft geschreeuwd dat hij naar kassa moest lopen en dat hij geld wilde. De derde medeverdachte heeft bij de deur van het [benadeelde 1] gestaan.
Verdachte en de medeverdachten waren enkel uit op geldelijk gewin en hebben een hoeveelheid geld weggenomen uit het [benadeelde 1]. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet heeft gedacht aan de consequenties van zijn daden voor het slachtoffer. Een dergelijk feit wordt in de regel door een slachtoffer als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten is dat hij daar nog geruime tijd (psychische) hinder van zal ondervinden, temeer nu het slachtoffer slechts dertien jaar oud was. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever [slachtoffer] blijkt dat hij aan de overval enorme spanningen en angstgevoelens heeft overgehouden. De diefstal betekent voorts een inbreuk op het eigendomsrecht van de benadeelde. Naast de gevolgen die het voorval voor de benadeelden heeft gehad, versterken dergelijke gedragingen de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd
een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde op te leggen jeugdreclasseringstoezicht, en voorts tot het verrichten van 200 uren taakstraf, subsidiair 100 dagen jeugddetentie bestaande uit de leerstraf Tools4U Regulier van 20 uren en een werkstraf van 180 uren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zijnde 6 uren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag ad € 13,-- zal worden verbeurd verklaard, de kleding wordt teruggegeven aan de rechthebbende en dat het stroomstootwapen zal worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in geval van een veroordeling van verdachte verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zich tijdens zijn schorsingsperiode goed heeft gehouden aan de afspraken met de Jeugdreclassering. Er is hulpverlening in gang gezet waar verdachte ook aan meewerkt. Voorts heeft de periode die verdachte in verzekering heeft doorgebracht veel impact op hem gehad en hij is hiervan geschrokken. Verdachte ontwikkelt zich nu positief, nu hij netjes naar school en naar zijn stage gaat en hij is gestopt met blowen.
Door de Raad voor de Kinderbescherming is een voorlichtingsrapport omtrent verdachte uitgebracht d.d. 14 augustus 2013. De Raad adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf Tools4You Regulier en een geheel voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde Jeugdreclasseringsbegeleiding.
Door de afdeling Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland is een voorlichtingsrapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte d.d. 12 september 2013. De Jeugdreclassering adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een leerstraf ‘Tools4You Regulier’ op te leggen met een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met als bijzondere voorwaarde verplicht Jeugdreclasseringscontact.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft bij briefrapport van 13 september 2013 aangegeven het pré-advies van de Jeugdreclassering over te nemen.
Namens de Jeugdreclassering heeft mevrouw [Reclassingmedewerker] ter terechtzitting van 24 september 2013 aanvullend opgemerkt dat ze een behandeling bij Care, zoals door de psycholoog is geadviseerd, ondersteunt.
Door gz-psycholoog, drs. [psycholoog], is op 3 juli 2013 een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De psycholoog concludeert hierin dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een oppositioneel opstandige gedragsstoornis waaraan een autismespectrumstoornis ten grondslag ligt
.Hiermee samenhangend vertoont verdachte een onrijpe emotionele, sociale en morele ontwikkeling. Het afgelopen jaar was tevens sprake van misbruik van cannabis en ouder-kind relatieproblemen. Hiervan was ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake. Geadviseerd wordt een leerstraf Tools4You aan verdachte op te leggen en daarnaast een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde Jeugdreclasseringsbegeleiding en behandeling bij Care of een soortgelijke instelling.
Uit het uittreksel uit de Justitiële documentatie d.d. 3 september 2013 blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is geweest met politie en justitie.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak enkel een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 135 dagen in aanmerking komt. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feitencomplexen, die met het onderhavige grosso modo vergelijkbaar zijn.
De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat mocht inhouden het verder volgen van het ITB-Criemtraject en het volgen van een ambulante behandeling bij Care of een soortgelijke instelling.
Voorts wordt verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf, te weten de leerstraf ´Tools4You, Regulier´ voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, en daarnaast een werkstraf van 130 uren, subsidiair 65 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht, zijnde 6 uren.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de voorlopige hechtenis van verdachte thans niet meer aanwezig is. De inmiddels geschorste voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven stroomstootwapen, met behulp waarvan het onder feit 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 13,-- dat toebehoort aan [benadeelde 2] zal aan hem moeten worden teruggegeven.
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven vest, merk/type Majestic Athletic, bijzonderheden: gekleurde spoken op buik + 2 kijkgaten in capuchon en het masker, kleur zwart, bijzonderheden: print met doodshoofd, zijn voorwerpen met behulp waarvan een of meer van de feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding die toebehoort aan verdachte zal aan hem moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Ten aanzien van feit 1: [slachtoffer]
De benadeelde heeft opgegeven € 194,16 aan materiële schade en € 2.000,-- euro aan immateriële schade geleden te hebben.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het bijbehorend aantal dagen jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft verwezen naar de door haar bepleite vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de schade die ziet op de reiskosten, wel kosten zijn die ten behoeve van het slachtoffer gemaakt zijn. Immers, mede gezien de leeftijd van [slachtoffer] waren de ouders van de benadeelde de aangewezen personen om [slachtoffer] van en naar het politiebureau, bureau Slachtofferhulp en school te brengen.
Voor het overige, te weten ten aanzien van de schadepost die ziet op de opname van de verlofuren door de vader van benadeelde, is de rechtbank van oordeel dat dit niet voor toewijzing in aanmerking komt. Immers, enkel de rechtstreeks door het slachtoffer geleden schade komt voor vergoeding in aanmerking en niet de materiële kosten die door de ouders ten behoeve van henzelf zijn gemaakt. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank overigens voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: diefstal met bedreiging van geweld strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.153,30. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag. De vervangende jeugddetentie wordt in verband met de leeftijd van de verdachte gematigd tot in totaal 30 dagen jeugddetentie.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 13 mei 2013.
Ten aanzien van feit 4: [benadeelde 3]
De benadeelde heeft opgegeven € 159,80 aan materiële schade geleden te hebben, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2012.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De officier van justitie verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De raadsvrouw heeft verwezen naar de door haar bepleite vrijspraak ten aanzien van het tenlastegelegde.
Nu verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde en uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat de benadeelde door het handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, dient zijn vordering te worden afgewezen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36b, 36c, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 91, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 13, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

Spreektverdachte
vrijvan het hem onder 4 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Verklaartbewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaatdat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaartverdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentie voor de duur van 135 (honderdvijfendertig) dagen.
Bepaaltdat deze jeugddetentie geheel niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van
2 (twee) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of niet een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
- Veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland zullen worden gegeven, ook als dit zal inhouden het verder volgen van het ITB-Criem traject en/of het volgen van een ambulante behandeling bij Care of een andere, vergelijkbare instelling, voor zover en voor zolang dat door genoemde instelling nodig wordt geacht.
Geeft opdrachtaan de Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde Hulp en Steun te verlenen.
En voorts tot
het verrichten van een taakstraf van 150 uren bestaande uit een combinatie van :
a) een werkstraf voor de duur van 130 (honderddertig) uren.
b) een leerstraf voor de duur van 20 (twintig) uren;veroordeelde dient deel te nemen aan de cursus ‘Tools4You, Regulier’.
Bepaaltdat de taakstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveeltdat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
Steltdeze vervangende hechtenis vast op
75 (vijfenzeventig) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (1 dag = 2 uren) geheel in mindering worden gebracht, te weten
6 uren.
Heft ophet -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
Beveelt de onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een stroomstootwapen, zwart, opdruk 800 type 3500k Volt.
Beveeltde teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag ad €13,--, aan de rechthebbende [benadeelde 2].
Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een vest, merk/type Majestic Athletic, bijzonderheden: gekleurde spoken op buik + 2 kijkgaten in capuchon
  • kleding, kleur zwart, bijzonderheden: print met doodshoofd (masker).
Beveeltde teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding, te weten:
  • een paar handschoenen, merk/type Adidas, kleur zwart;
  • een muts, kleur bruin, bijzonderheden: bruin met opdruk ruit in lichte strepen,
aan verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
-
Veroordeeltde veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 2.153,30. (zegge tweeduizendhonderddrieënvijftig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2013.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.153,30, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
-
Legt opaan veroordeelde – met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader(s) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover de Staat zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 2.153,30, (zegge tweeduizendhonderddrieënvijftig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2013, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaaltdaarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
-
Bepaaltdat de maatregel niet van toepassing is op de wettelijke rente over voormeld bedrag.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst afde vordering van de benadeelde partij.
Aldus gewezen door:
mr. W. Bruins, kinderrechter, als voorzitter,
mr. A.S.W. Kroon kinderrechter,
mr. M.J.A.L. Beljaars kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 oktober 2013.

Voetnoten

1.De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Oost-Nederland, District Gelderland-Midden, Overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2013066694, gesloten op 9 juli 2013, met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 19; het proces-verbaal transcriptie melding d.d. 13 mei 2013, p. 1-2; het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 13 mei 2013, p. 30-31 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 13 mei 2013, p. 35-36.
3.Het proces-verbaal transcriptie melding d.d. 13 mei 2013, p. 1-6; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 20.
4.Het proces-verbaal transcriptie melding d.d. 13 mei 2013, p. 1-6; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 20-21;.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 13 mei 2013, p. 30-31 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 13 mei 2013, p. 35-36.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 19 en het proces-verbaal van bevindingen, p.10.
7.Het proces-verbaal transcriptie melding d.d. 13 mei 2013, p. 1-3; het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 8; het proces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p. 18; het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 9.
9.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 9; het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 12; het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p. 17.
10.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 8-9, het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 12; het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p. 17.
11.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 8.
12.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 8.
13.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p. 17.
14.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p. 17.
15.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p. 17.
16.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 13.
17.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 13.
18.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 13.
19.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 9.
20.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 9.
21.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 9.
22.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10.
23.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10.
24.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 284; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 235.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7], p. 94.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7], p. 94.
27.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10.
29.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10; het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 21; het proces-verbaal Wet wapens en munitie, p. 116-117 en 119.
30.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 264 en 265.
31.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 179.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9], p. 88.
33.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 245; het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], p. 88 en 90.
34.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] p. 241.
35.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 265.
36.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 21; het proces-verbaal Wet wapens en munitie, p. 116, 117 en 119.
37.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 249.
38.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 20; het proces-verbaal transcriptie melding d.d. 13 mei 2013, p. 3; het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10.
39.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 4], p. 13.
40.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 24 september 2013.
41.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10; het proces-verbaal Wet wapens en munitie, p, 116-117 en 119.
42.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 241.
43.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 10; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 21; het proces-verbaal Wet wapens en munitie, p. 116, 117 en 119.
44.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12], p. 76-78; het proces-verbaal localisering film GSM Renkum, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11], p. 82-85.
45.Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], p. 13; de kennisgeving van inbeslagneming bij beslagene [verdachte], p. 197.
46.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 12], p. 76-78; het proces-verbaal localisering film GSM Renkum, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11], p. 82-85.
47.Het proces-verbaal van verhoro van medeverdachte [medeverdachte 2], p, 241.
48.De kennisgeving van inbeslagneming bij beslagene [medeverdachte], p. 158.
49.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3], p. 15 en 16.