Op 8 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het veroorzaken van gevaar op de weg, zoals vastgelegd in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag op 17 augustus 2012 te Doetinchem, waarbij zij met haar auto een aanrijding veroorzaakte met een snorfietser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment haar aandacht niet voldoende op het verkeer richtte, omdat zij gefocust was op een andere fietser en niet naar links keek bij het oprijden van het fietspad. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de snorfietser zwaar lichamelijk letsel opliep.
Tijdens de zitting op 24 september 2013 heeft de officier van justitie gepleit voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde overtreding, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende had opgelet en geen voorrang had verleend aan de snorfietser, waardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt.
De rechtbank legde een geldboete op van € 400,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder was veroordeeld en dat de aanrijding al geruime tijd geleden had plaatsgevonden. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.