ECLI:NL:RBGEL:2013:3977

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
05/700102-12; 05/901321-12; 05/720637-11 en 05/721581-11 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in meerdere strafzaken wegens onvoldoende bewijs

Op 22 oktober 2013 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een complexe strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder gijzeling, poging tot afpersing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De zaak omvatte vier verschillende parketnummers, elk met hun eigen beschuldigingen en feiten.

Ten aanzien van parketnummer 05/700102-12 werd de verdachte beschuldigd van het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van [slachtoffer 1] en het dreigen met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangever niet voldoende steun vonden in objectief bewijs, zoals getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte meer geloofwaardig was dan die van de aangever, wat leidde tot vrijspraak.

In de andere parketnummers, zoals 05/901321-12 en 05/720637-11, werd de verdachte ook vrijgesproken van bedreiging en mishandeling, omdat de aangiften niet voldoende konden worden onderbouwd met bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet consistent waren en dat er geen ondersteunend bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan enkele minder ernstige feiten, zoals mishandeling, maar deze werden niet als zwaar genoeg beschouwd om een zware straf op te leggen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, die voorwaardelijk werd opgelegd, en een werkstraf van 90 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, maar besloot tot een mildere straf gezien de aard van de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/700102-12; 05/901321-12; 05/720637-11 en 05/721581-11 (gev. ttz)
Data zittingen : 6 augustus 2013 en 8 oktober 2013
Datum uitspraak : 22 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede.
Officier van justitie : mr. H.J. Timmer.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/700102-12
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Ede, althans in de gemeente Ede, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, met het oogmerk een ander, te
weten die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen of niet te doen (te weten het
afgeven van een geldbedrag), immers is/heeft hij -verdachte- -die [slachtoffer 1] in zijn -verdachtes- auto doen plaatsnemen en/of -(vervolgens) (onverhoeds en/of ongevraagd) met die [slachtoffer 1] in zijn auto
weggereden en/of -de auto afgesloten en/of afgesloten gehouden middels de (centrale)
deurvergrendeling en/of -(vervolgens) in die auto een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond en/of op die [slachtoffer 1] gericht
en/of -die [slachtoffer 1] met dat/een vuurwapen, althans met dat/een op een vuurwapen
gelijkend(e) voorwerp en/of met de klep van de middenconsole van zijn
-verdachtes- auto, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd geslagen
(tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd het bewustzijn heeft
verloren) en/of -tegen die [slachtoffer 1] geroepen/gezegd: "Ik moet geld hebben" en/of "Vandaag ga je dood, vandaag ben je voor mij" en/of "Ik maak je af, wij rijden nu naar
het bos bij de Kernhem en daar maak ik je af" en/of "Ik was al een tijdje op
zoek naar jou, nu heb ik je. Ik wil geld zien, jij bent nu van mij", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of -die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd belet zijn -verdachtes- auto te verlaten
en zich vrijelijk te bewegen;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Ede, althans in de gemeente Ede, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om met het oogmerk om zich of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk -die [slachtoffer 1] in zijn -verdachtes- auto heeft doen plaatsnemen en/of -(vervolgens) (onverhoeds en/of ongevraagd) met die [slachtoffer 1] in zijn auto is weggereden en/of -de auto heeft afgesloten en/of afgesloten heeft gehouden middels de (centrale) deurvergrendeling en/of -(vervolgens) in die auto een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of -die [slachtoffer 1] met dat/een vuurwapen, althans met dat/een op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp en/of met de klep van de middenconsole van zijn -verdachtes- auto, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft
geslagen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd het bewustzijn
heeft verloren) en/of -tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen/gezegd: "Ik moet geld hebben" en/of
"Vandaag ga je dood, vandaag ben je voor mij" en/of "Ik maak je af, wij rijden
nu naar het bos bij de Kernhem en daar maak ik je af" en/of "Ik was al een
tijdje op zoek naar jou, nu heb ik je. Ik wil geld zien, jij bent nu van mij",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of -die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd heeft belet zijn -verdachtes- auto te verlaten en zich vrijelijk te bewegen; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Ede, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend -een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die
[slachtoffer 1] heeft getoond en/of op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of -(daarbij) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik moet geld hebben" en/of "Vandaag ga je dood, vandaag ben je voor mij" en/of "Ik maak je af, wij rijden nu naar het bos bij de Kernhem en daar maak ik je af" en/of "Ik was al een tijdje op zoek naar jou, nu heb ik je. Ik wil geld zien,
jij bent nu van mij", althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Ede, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], (met kracht) met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp en/of met de klep van de middenconsole van zijn -verdachtes- auto,
althans een hard voorwerp, op/tegen hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 05/901321-12
1.
hij op of omstreeks 20 oktober 2012 te Ede [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [slachtoffer 2]
en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik ga jou
vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2012 te Ede opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer 2]),
- op/tegen de borst heeft geduwd en/of
- in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- een mes, althans een hard/scherp voorwerp, in/op/tegen een arm en/of hand
heeft gedrukt/geprikt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 05/720637-11
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2011 te Wageningen aan een persoon genaamd
[slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een hap uit een oor),
heeft toegebracht, door deze opzettelijk in een oor te bijten;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 30 maart 2011 te Wageningen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 3]), in haar oor heeft gebeten, tengevolge
waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een hap uit haar oor), althans enig
lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 05/721581-11
1.
hij op of omstreeks 26 september 2010 te Wageningen, in de gemeente Wageningen
met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in
een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het/de aan de [adres]
aldaar gelegen cafe/horecagelegenheid "[naam horecagelegenheid]", openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4],[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], welk
geweld bestond uit het slaan en/of stompen van die [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of één of meer ander persoon/personen en/of het bij de keel
pakken en/of dicht drukken van de keel van die [slachtoffer 6];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 september 2010 te Wageningen opzettelijk mishandelend
een/de persoon/personen, te weten [slachtoffer 4] en/of[slachtoffer 5], heeft
geslagen en/of gestompt en/of een persoon, te weten [slachtoffer 6] bij de keel
heeft gepakt en/of de keel van die [slachtoffer 6] heeft dicht gedrukt, waardoor
deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 september 2010 te Ede [verbalisant 1] en/of[verbalisant 2],
respectievelijk hoofdagent en medewerster van de regiopolitie
Gelderland-Midden, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk
voornoemde [verbalisant 1] en/of[verbalisant 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"Ik maak jullie kapot" , "Ik zoek jullie thuis op en maak jullie en je familie
af", Ik schiet jullie dood", "Ik maak jullie af" en/of "Het is een koud
kunstje voor mij, jullie kennen mij niet anders zou je bang voor mij zijn en
mij anders behandelen.", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 september 2010 te Wageningen [slachtoffer 7] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, door opzettelijk dreigend een (bier)glas kapot te slaan en/of
terwijl hij, verdachte dat kapotgeslagen glas boven zijn hoofd hield op die
[slachtoffer 7] is af komen lopen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 8 oktober 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede.
De officier van justitie, mr. H.J. Timmer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/700102-12
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. De officier van justitie acht de verklaring van aangever [slachtoffer 1] meer waarschijnlijk dan de verklaring van verdachte. Verdachte en [slachtoffer 1] hebben beiden verklaard dat [slachtoffer 1] bij verdachte in de auto is gestapt, dat ze zijn gaan rijden en dat verdachte geld van hem wilde. Dat geld werd niet overhandigd en daarop heeft verdachte gehandeld zoals door [slachtoffer 1] is verklaard. [slachtoffer 1] verkeerde in doodsnood en is uit een rijdende auto gesprongen. Dit is gezien door getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] zichzelf heeft verwond met de middenconsole zeer ongeloofwaardig.
Daarbij is de officier van justitie het niet eens met het rapport van het NFI betreffende de stelling dat een handvuurwapen doorgaans geen scherpe en puntige uitsteeksels heeft. Het letsel kan zijns inziens zijn ontstaan door de korrel, het vizier of de haan van het handvuurwapen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Er is sprake van een tegenstrijdige aangifte en verklaring van verdachte. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben niets gezien van een schermutseling in de auto en zien [slachtoffer 1] niet vluchten of angstig zijn nadat hij uit de auto is gevallen. [slachtoffer 1] wordt kort na het incident opgehaald door twee Marokkanen. Het is onduidelijk hoe dat is gegaan. Na het incident gaat [slachtoffer 1] naar [naam horecagelegenheid].
Voorts is er geen wapen aangetroffen in de auto of woning van verdachte. Dit pleit voor verdachte.
Verdachte is doorgereden nadat [slachtoffer 1] uit de auto is gesprongen omdat hij in 2004 voor een feit is veroordeeld waarbij iemand is overleden. Hij dacht dat hij nu weer vast zou komen te zitten voor iets wat hij niet heeft gedaan. Hij is in shock doorgereden. Voorts volgt de verdediging het rapport van het NFI. Het is waarschijnlijker dat het letsel met de middenconsole is toegebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Zowel de verklaring van verdachte als die van aangever bevat onduidelijkheden en ongerijmdheden. Waar het in essentie op neerkomt, is dat de beschuldigende verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende steun vindt in bewijsmateriaal uit neutrale bron. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben niet méér gezien dan dat [slachtoffer 1] uit een rijdende auto is gesprongen en kunnen niets zeggen over de reden waarom. Of [slachtoffer 1] is verwond door de paneel van het middenconsole dan wel door een vuurwapen, wordt uit de deskundigenrapportage niet duidelijk. Er is ook overigens geen forensisch bewijs dat de ene of de andere lezing ondersteunt. Het moge op zichzelf te denken geven dat [slachtoffer 1] uit een rijdende auto springt, maar dat is onvoldoende om het bewijs geleverd te achten. Het gaat uiteindelijk immers niet om de vraag welke lezing (die van aangever of die van verdachte) het meest waarschijnlijk is, maar om de vraag of de rechtbank op grond van het bewijsmateriaal de overtuiging heeft dat de tenlastelegging juist is. Die overtuiging heeft de rechtbank niet, zodat verdachte van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 05/901321-12
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling van aangever [slachtoffer 2] met dien verstande dat verdachte deels vrijgesproken dient te worden ten aanzien van het prikken/drukken met een mes, tegen de arm of hand van [slachtoffer 2]).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat verdachte vrij gesproken dient te worden van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en de mishandeling van [slachtoffer 2]. De aangifte van [slachtoffer 2] wordt niet ondersteund door de camerabeelden van het ziekenhuis.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard te hebben geduwd. Voor de overige onderdelen van de tenlastelegging is geen wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De aangifte van [slachtoffer 2] wordt niet ondersteund door enig ander wettig bewijsmiddel. Zijn dochter[dochter slachtoffer 2]heeft wel gezien dat verdachte [slachtoffer 2] vastpakte en dat verdachte iets uit de auto pakte, maar een mes heeft zij niet gezien en ook op de camerabeelden is geen mes te zien. De aanwezigheid van het mes is wel wezenlijk voor de tenlastegelegde bedreiging, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder
feit 1
is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 2 [1]
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het deel van de tenlastelegging met betrekking tot het slaan/stompen en het met een mes tegen de hand/arm prikken/drukken niet ondersteund wordt door enig ander bewijsmiddel. Verdachte zal voor dit deel van de tenlastelegging vrij gesproken worden.
Er is voor het overige sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 5 laatste alinea, regel 1 en 2;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige, [slachtoffer 3], p. 9, tweede alinea, regel 5-7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2013.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
feit 2tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 20 oktober 2012 te Ede opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer 2]),
- tegen de borst heeft geduwd pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van parketnummer 05/720637-11 [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 maart 2011 was aangeefster [slachtoffer 3] (verder aangeefster) aan het werk in de winkel [naam winkel] te Wageningen. [3] Verdachte kwam de winkel binnen. Verdachte en aangeefster hadden een hevige discussie. [4] Verdachte kwam op enig moment met zijn gezicht dicht bij het oor van aangeefster. [5] Verdachte heeft aangeefster daarbij in haar oor gebeten. [6] De wond bloedde hevig [7] en deed pijn. [8] De wond is gehecht in het ziekenhuis. [9]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte gepoogd heeft zwaar lichamelijk toe te brengen bij aangeefster. Verdachte dient te worden vrijgesproken voor het primair tenlastegelegde feit.
De officier van justitie acht op grond van de aangifte en de getuigenverklaring het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Het subsidiair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden geacht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is gelet op hetgeen onder de vaststaande feiten is weergegeven van oordeel dat verdachte aangeefster in haar oor heeft gebeten. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het letsel aan het oor van aangeefster [slachtoffer 2] niet beschouwd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte
primairis tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. subsidiair
hij op 30 maart 2011 te Wageningen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 3]), in haar oor heeft gebeten, tengevolge
waarvan deze enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van parketnummer 05/721581-11 [10]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 september 2010 waren verdachte [11] , [slachtoffer 4] [12] en [slachtoffer 5] [13] in café “[naam horecagelegenheid]” te Wageningen. [slachtoffer 4] is tijdens een vechtpartij in het café gewond geraakt aan haar hoofd en schouder en romp. [14] Zij heeft daar pijn van ondervonden. [15]
[slachtoffer 6] is bij zijn keel gepakt en deze werd daarop dichtgedrukt. [16] Hij heeft daar pijn van ondervonden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van het primaire dient te worden vrijgesproken. Verdachte is de eerste persoon die begonnen is met het plegen van geweld. Daarna zijn andere personen ook gaan vechten. Dit valt niet te kwalificeren als openlijk geweld. Het subsidiair tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden geacht gelet op de aangiftes van [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat het primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden nu de zaken van de medeverdachten geseponeerd zijn en daarom geen sprake kan zijn van openlijk geweld.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging ten aanzien van [slachtoffer 4] aangevoerd dat haar verklaring niet geloofwaardig is gelet op haar tegenstrijdige verklaringen omtrent de pepperspray. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij door één van de Marokkanen is geslagen. Het is niet wettig en overtuigend bewezen dat dit verdachte is geweest.
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan dat zijn keel door een Marokkaan is dicht geknepen. Er is geen ander wettig bewijsmiddel dat dit verdachte is geweest.
Verdachte dient te worden vrijgesproken voor het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 4]
beschrijft één van de mannen in het café als een licht getinte man, vermoedelijk van Marokkaanse afkomst, met zwart haar en een sikje en noemt hem “[verdachte]” omdat zij deze naam een paar keer hoorde vallen. [17] Voorts heeft zij verklaard dat zij na afloop zag dat de politie buiten met deze [verdachte] praatte en toen het er op leek dat de politie weer zou vertrekken zonder hem mee te nemen, is zij erheen gelopen met [slachtoffer 7] om duidelijk te maken dat [verdachte] met een glas had lopen zwaaien en had gevochten. [18] In het proces-verbaal van aanhouding is beschreven dat agenten enkele mannen bij café [naam horecagelegenheid] hadden staande gehouden en dat [slachtoffer 4] de lange Marokkaan met opgeschoren haar aanwees als de dader, die haar zou hebben geslagen en haar dochter [slachtoffer 7] met een glas hebben bedreigd. Hierop werd de lange man, [verdachte], aangehouden. [19]
Hieruit leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 4] in het hierna volgende met “[verdachte]” verdachte bedoelt.
Zij heeft verklaard dat de Marokkaan die buiten het café aangehouden werd door de politie, haar meerdere keren heeft geslagen tegen haar hoofd en lichaam. [20]
Getuige[getuige 4] heeft gezien dat zijn vrouw, aangeefster [slachtoffer 4], door de Marokkaan die later door de politie is aangehouden [21] , met de vuist werd geslagen. [22]
[slachtoffer 6]
(verder aangever [slachtoffer 6]) heeft verklaard dat hij naast een onbekende man aan de bar stond. Hij werd ineens heel hardhandig bij de keel gegrepen en voelde meteen pijn omdat hij daardoor als het ware omhoog getild werd. Voor zijn gevoel werd hem gedurende 30 à 40 seconden de adem ontnomen en de keel dicht geknepen. Het betrof een licht getinte man, mogelijk van Marokkaanse afkomst, die zijn keel dichtkneep, een grijskleurig vest en spijkerbroek aan had. [23] Verdachte droeg die avond een grijs shirt met knoopjes aan de voorkant en een zwart/grijze jas. [24]
Getuige [getuige 3] heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 6] bij zijn keel greep. [25] Getuige [slachtoffer 7] heeft gezien dat een Marokkaans uitziende man, vermoedelijk genaamd [verdachte], de man met het bloesje bij de keel pakte en dat hij niet los liet. [26] De man met het gestreepte bloesje betreft [slachtoffer 6]; hij werd door [verdachte] bij de keel gepakt. [27] Ook [slachtoffer 4] heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 6] bij zijn keel pakte waardoor [slachtoffer 6]’s gezicht blauw aanliep. [28]
[slachtoffer 5]
Naast de verklaring van aangever[slachtoffer 5] (verder aangever [slachtoffer 5]) is er geen ander wettig bewijsmiddel waardoor wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer 5] heeft geslagen.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier, staat onvoldoende vast dat naast verdachte ook andere personen aan zijn zijde enig –substantieel- geweld hebben gepleegd. . Derhalve kan geen sprake zijn van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. subsidiair
hij op 26 september 2010 te Wageningen opzettelijk mishandelend
[slachtoffer 4] heeft geslagen [slachtoffer 6] bij de keel heeft gepakt en de keel van die [slachtoffer 6] heeft dicht gedrukt, waardoor deze pijn ondervonden;
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is na aanhouding door verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2] overgebracht van Wageningen naar politiebureau te Ede. Onderweg heeft verdachte naar de verbalisanten geschreeuwd: “Ik maak jullie kapot “, “ik zoek jullie thuis op en maak jullie en je familie af”, “Ik schiet jullie dood”, “Ik maak jullie af” en/of “Het is een koud kunstje voor mij, jullie kennen mij niet anders zou je bang voor mij zijn en mij anders behandelen”. [29] Deze woorden van verdachte werden als bedreigend ervaren door de verbalisanten. [30]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft het feit bekend.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de betreffende verbalisanten geen aangifte hebben gedaan van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en hebben daarmee niet aangegeven dat verdachte vervolgd moet worden. Verdachte dient voor dit feit vrijgesproken te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2] hebben een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal opgesteld. Een dergelijk proces-verbaal komt bijzondere bewijskracht toe in de zin van artikel 344 sub 2 Wetboek van Strafvordering. Daarnaast is een bedreiging van personen geen klachtdelict. Het verweer van de verdediging vindt daarmee geen steun in de wet en de jurisprudentie.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
feit 2tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op 26 september 2010 te Ede [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2],
respectievelijk hoofdagent en medewerkster van de regiopolitie
Gelderland-Midden, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"Ik maak jullie kapot" , "Ik zoek jullie thuis op en maak jullie en je familie
af", Ik schiet jullie dood", "Ik maak jullie af" en
/of"Het is een koud
kunstje voor mij, jullie kennen mij niet anders zou je bang voor mij zijn en
mij anders behandelen.",
Feit 3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht op grond van de aangifte en getuigenverklaringen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, nu er geen ondersteunend bewijs is voor de aangifte van [slachtoffer 7].
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank kan op grond van de aangiftes en de verklaringen van de getuigen niet tot een bewezenverklaring komen van hetgeen verdachte is ten laste gelegd.
Uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte op enig moment met een bierglas in de hand op [slachtoffer 7] is afgelopen. Dat bierglas was toen echter nog heel. Pas later heeft verdachte het bierglas kapot geslagen en daarmee zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van [getuige 4] (verklaring [slachtoffer 4], p. 69-70; verklaring [getuige 4], p. 88-89). Deze feiten zouden wellicht gekwalificeerd kunnen worden als een bedreiging. Bedreiging van [getuige 4] is echter niet tenlastegelegd.
ConclusieDe rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder
feit 3is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/901321-12
Feit 2
“mishandeling”
Ten aanzien van parketnummer 05/720637-11
Subsidiair
“mishandeling”
Ten aanzien van parketnummer 05/721581-11
Feit 1 subsidiair
“mishandeling, meermalen gepleegd”
Feit 2
“Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd”
Ten aanzien van parketnummer 05/901321-12
De verdediging heeft een beroep op noodweer gedaan. Verdachte heeft gereageerd op een duw van aangever [slachtoffer 2].
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen tegen een aanranding van zijn lichaam.
Het verweer van de verdediging kan daarmee niet slagen en zal worden verworpen.
neemt.
Ten aanzien van parketnummer 05/721581-11
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van noodweer dan wel noodweer exces.
Verdachte heeft zich noodzakelijkerwijs moeten verdedigen tegen aangeefster [slachtoffer 4] nadat hij peperspray in zijn ogen gespoten heeft gekregen. Hij wilde wegkomen uit de situatie en heeft om zich heen geslagen. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, dan is er sprake van noodweer exces.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodzakelijke verdediging van verdachtes lijf, nu uit de getuigenverklaringen volgt dat de ruzie in het café is begonnen doordat verdachte [slachtoffer 6] bij de keel pakte, waarop iedereen probeerde [slachtoffer 6] los te krijgen. Toen [slachtoffer 7] zei dat verdachte en zijn vrienden moesten vertrekken, pakte verdachte een glas en hield dat in de buurt van haar gezicht. Toen [slachtoffer 4] tussen hen in ging staan, sloeg verdachte het glas kapot en maakte hij daarmee zwaaiende bewegingen in de richting van haar man. Daarop heeft [slachtoffer 4] een busje met traangas gepakt en verdachte daarmee in zijn ogen gespoten, waarop deze zijn woede op haar richtte (verklaring [slachtoffer 4], p. 69-70; verklaring [getuige 5], p. 100). Verdachte heeft aldus het geweld uitgelokt en heeft de andere aanwezigen geprovoceerd en kan geen beroep doen op noodweer (vgl. HR 17 april 2012, LJN BV9062).
.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Om de hiervoor uiteengezette redenen kan verdachte evenmin een beroep doen op noodweerexces. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 05/700102-12 feit 1 t/m 4, parketnummer 05/901321-12 feit 1 en 2, parketnummer 05/720637-11 subsidiair en parketnummer 05/721581-11 feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten. Gelet op het tijdsverloop zal de officier van justitie de eis matigen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat in geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke straf of een kleine taakstraf opgelegd dient te worden gelet op het feit dat het om zeer oude feiten gaat.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op - het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 september 2013 en
- een opgemaakte voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland betreffende verdachte, d.d. 4 juli 2011.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen in de familiesfeer, mishandelingen in het uitgaansleven en bedreiging van politieambtenaren. Dit zijn ernstige feiten en leiden tot gevoelens van onveiligheid van het uitgaansleven en van de slachtoffers in het bijzonder.
Nu de rechtbank aanzienlijk minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een werkstraf opleggen. De rechtbank neemt hiervoor 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis als uitgangspunt. Gelet op het feit dat de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 05/721581-11 zeer oude feiten betreft zal de rechtbank de werkstraf matigen tot na te noemen duur.
In verdachtes persoonlijke omstandigheden, met name in zijn strafblad, ziet de rechtbank aanleiding om naast de werkstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit voorwaardelijk deel dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven middenconsole, toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder
parketnummer 05/700102-12 onder 1, 2, 3, en 4; parketnummer 05/901321-12 feit 1;
parketnummer 05/720637-11 primair; parketnummer 05/721581-11 feit 1 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
En
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 90 (negentig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op
45 (vijfenveertig) dagen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
8 (acht) uren, zijnde 4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten één middenconsole, aan de rechthebbende.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. B.F.M. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
22 oktober 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, district West Veluwe Vallei, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL074J 2012117251, gesloten op 11 februari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, district West Veluwe Vallei, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0744/2011037151, gesloten op 10 mei 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], blad 2, eerste alinea.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], blad 2, vierde alinea proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 6], blad 2, eerste alinea.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], blad 3, derde alinea en proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 6], blad 3, eerste alinea.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], blad 3, zesde alinea.
7.proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 6], blad 3, vijfde alinea.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], blad 3, zesde en achtste alinea.
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3], d.d. 1 april 2011.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, district West Veluwe Vallei, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL074L 2011113947, gesloten op 3 oktober 2011 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 oktober 2013.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 61, eerste alinea.
13.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer 5], p. 113, vijfde alinea
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 62, eerste alinea, de als bijlage gevoegde foto’s betreffende het letsel van [slachtoffer 4], p. 64 t/m 67 en medische verklaring betreffende [slachtoffer 4], p. 74 en 75 en aanvullend proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 70, tweede alinea.
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 70, zesde alinea.
16.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6], p. 136, 25e en 19e regel van onderen en p. 137, eerste alinea.
17.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 69, eerste alinea.
18.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 70, vijfde alinea.
19.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 7 en 8, tweede alinea.
20.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 62, eerste alinea.
21.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 88, laatste alinea.
22.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 89, vijfde en zesde regel.
23.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6], p. 136-137, tweede alinea.
24.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 22, eerste alinea.
25.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 126, tweede alinea en 127, derde alinea.
26.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 7], p. 129, laatste alinea en 130, eerste alinea.
27.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 7], p. 133, tweede alinea.
28.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], p. 69, vierde alinea.
29.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2], p. 10 en 11 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, d.d. 8 oktober 2013.
30.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2], p. 11, eerste alinea, derde regel van onder.