ECLI:NL:RBGEL:2013:4042

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
05/720217-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gerbranda
  • A. van Apeldoorn
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en zware mishandeling gepleegd op een openbare weg te Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 11 mei 2013 in Apeldoorn, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, een fietser, aangeduid als [slachtoffer], aanviel. De verdachte gooide een baksteen in de richting van het slachtoffer en eiste zijn bezittingen, terwijl hij hem meermalen met kracht sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de poging tot afpersing werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een openbare weg. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de politie als bewijs gebruikt en heeft geconcludeerd dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, wat betekent dat hij de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan ADHD en andere gedragsstoornissen. De rechtbank heeft besloten om de verdachte te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen, met een PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen), voor de duur van drie jaar. Dit besluit is genomen om de verdachte de nodige behandeling te bieden en om de kans op recidive te verminderen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 700,75 vorderde, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar dit sluit zijn strafbaarheid niet uit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720217-13
Uitspraak d.d. 22 oktober 2013

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te[verblijfadres]
De raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2013.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op 11 mei 2013, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een of
meer openbare wegen in de gemeente Apeldoorn
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of
(een) goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan die[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- een baksteen tegen, althans in de richting van, het lichaam en/of hoofd van[slachtoffer] en/of tegen,
althans in de richting van, de fiets van[slachtoffer] heeft gegooid (waardoor deze hard ten val
kwam) en/of
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) bovenop die[slachtoffer] is gesprongen en/of op
het lichaam van die[slachtoffer] is gaan en/of blijven zitten en/of liggen en/of
- die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met
kracht in diens gezicht en/of tegen en/of op diens hoofd heeft geslagen
(met een baksteen) en/of
- die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met
kracht tegen diens arm(en), hand(en), polsen, heup(streek) en/of elders
op/tegen diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- ( meermalen) tegen die[slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: " Geef me je bezittingen",
althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (vervolgens)
- met zodanige kracht aan de rugzak van die[slachtoffer] heeft getrokken dat de
kleding en/of die rugzak van die[slachtoffer] (deels) scheurde en/of
- een voorwerp, dan wel zijn, verdachtes, vinger tegen de slaap van die[slachtoffer]
heeft gedrukt en/of (vervolgens)
- ( meermalen) tegen die[slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: "Geef me je
bezittingen" en/of "Geef me je spullen", althans woorden van gelijke aard
of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2013 te Apeldoorn ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet
- een baksteen tegen, althans in de richting van, het lichaam en/of hoofd van[slachtoffer] en/of tegen,
althans in de richting van, de fiets van[slachtoffer] heeft gegooid (waardoor deze hard ten val
kwam) en/of
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) bovenop die[slachtoffer] is gesprongen en/of op
het lichaam van die[slachtoffer] is gaan en/of blijven zitten en/of liggen en/of
- die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met
kracht in diens gezicht en/of tegen en/of op diens hoofd heeft geslagen
(met een baksteen) en/of
- die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met
kracht tegen diens arm(en), hand(en), polsen, heup(streek) en/of elders
op/tegen diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2013 te Apeldoorn opzettelijk
mishandelend een persoon , te weten [slachtoffer]
- een baksteen tegen, althans in de richting van, het lichaam en/of hoofd van[slachtoffer] en/of tegen,
althans in de richting van, de fiets van[slachtoffer] heeft gegooid (waardoor deze hard ten val
kwam) en/of
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met
kracht die[slachtoffer] in diens gezicht en/of tegen en/of op diens hoofd heeft
geslagen (met een baksteen) en/of
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met
kracht deze tegen diens arm(en), hand(en), polsen, heup(streek) en/of elders
op/tegen diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 11 mei 2013 kreeg de meldkamer van de politie Oost-Nederland een melding van een onwelwording aan de [adres]. De verbalisanten kregen omstreeks 00:56 uur de melding om naar de [adres] te gaan. Verbalisanten zagen ter plaatse twee fietsen op het fietspad liggen, met een baksteen naast een van de fietsen. In de bosjes naast het fietspad lagen twee personen, naar later bleek aangever[slachtoffer] en verdachte. Verdachte werd daarop aangehouden. Diezelfde dag heeft[slachtoffer] aangifte tegen verdachte gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht, een en ander verwoord in haar overgelegde schriftelijke requisitoir.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft - kort gezegd - vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde, een en ander zoals verwoord in zijn overgelegde pleitnota. Verdachte ontkent dat hij aangever[slachtoffer] heeft geprobeerd te beroven en zou hebben geroepen dat aangever zijn bezittingen aan verdachte moest geven. De raadsman heeft aangevoerd dat in het dossier geen bewijsmiddelen voorhanden zijn die de verklaring van aangever ondersteunen.
De raadsman heeft - kort gezegd - vrijspraak bepleit van de onder feit 2 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, een en ander zoals verwoord in zijn overgelegde pleitnota. De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zou hebben geslagen met een baksteen, dan wel deze baksteen tegen het lichaam van aangever[slachtoffer] zou hebben gegooid. Het blijft in het midden of verdachte de baksteen naar[slachtoffer] of de fiets heeft gegooid. Evenmin blijkt vanaf welke afstand en met welke kracht verdachte de baksteen heeft gegooid. Het wordt wel duidelijk dat verdachte op aangever is gedoken en hem meerdere malen heeft geslagen. Er is onvoldoende bewijs voorhanden dat aangever is geslagen tegen zijn armen, handen, polsen en/of heup. Dat aangever mogelijkerwijs pijn of en/of letsel heeft aan deze lichaamsdelen, kan ook zijn veroorzaakt door de val van de fiets of de worsteling met verdachte. Verdachte is op aangever gesprongen en heeft hem een aantal malen geslagen met zijn vuisten. Dit is onvoldoende voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 2 subsidiaire tenlastegelegde mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank zal de feiten gelet op hun onderlinge samenhang tegelijk beoordelen, waarbij elk bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
[slachtoffer] heeft op 11 mei 2013 aangifte gedaan. Hij heeft, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat hij op 11 mei 2013 omstreeks 00:30 uur van zijn werk in Apeldoorn is vertrokken op de fiets. [2] Op de [adres] kwam hij plotseling met zijn fiets ten val. Voordat hij op de grond lag, voelde hij dat er een persoon boven op hem lag. De persoon begon direct op[slachtoffer] in te slaan. Hij zag dat de persoon zijn handen tot vuisten had gebald. Hij voelde dat de persoon echt op hem insloeg. De persoon sloeg aan een stuk door. De klappen kwamen met grote kracht aan en hij voelde scherpe pijnen aan zijn hoofd. De persoon sloeg vooral tegen de slaap en de achterzijde van het hoofd van[slachtoffer]. Hij hoorde de man zeggen: ”Geef me je bezittingen” en ”Geef me je spullen”. Dit bleef de persoon herhalen.[slachtoffer] voelde iets tegen zijn slaap drukken. Gelukkig bleek dat verdachtes vinger te zijn. [3]
Uit de medische verklaring van [arts], arts en Dienstdoende Geneesheer Huisartsenpost, van 11 mei 2013 blijkt dat bij[slachtoffer] schaafverwondingen in het gelaat, behaarde hoofd, beide schouders en beide onderarmen werden geconstateerd. Ook werden haematomen op neus en behaarde hoofd/nek en enkele wondjes op de neus geconstateerd. [4]
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, bij de politie verklaard dat hij in dronken toestand fietste. [5] Hij zag bakstenen liggen, heeft er één van gepakt en heeft deze steen naar een fietser gegooid. [6] Hij is achter de fietser aan gefietst en kon hem uiteindelijk inhalen. Hij ging links naast hem fietsen. Hij heeft toen geprobeerd de fietser met de steen te raken. [7] Hij heeft de fietser geslagen. [8] Hij stompte hem met zijn vuisten. [9]
Feit 1
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte een baksteen in de richting van het lichaam en/of hoofd van[slachtoffer] en/of in de richting van de fiets van[slachtoffer] heeft gegooid. Daarnaast acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever meermalen met kracht in diens gezicht en/of tegen diens hoofd heeft geslagen.
De rechtbank acht, onder meer gelet op de aangifte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing, terwijl het feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een openbare weg, zoals is tenlastegelegd onder feit 1 primair. Ten aanzien van het onder het zesde gedachtestreepje “- met zodanige kracht aan de rugzak van die[slachtoffer] heeft getrokken dat de kleding en/of die rugzak van die[slachtoffer] (deels) scheurde” is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan meewerken aan een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot afpersing, nu deze handeling(en) veeleer betrekking hebben op een - niet tenlastegelegde - poging tot diefstal.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of het voorgaande eveneens een poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling oplevert.
Het gooien met een baksteen in de richting van aangever, die volgens de verklaring van verdachte naast hem fietste, bergt de aanmerkelijke kans in zich dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gooien met een baksteen in de richting van het hoofd zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kon hebben, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet. Ten aanzien van het onder het vierde gedachtestreepje tenlastegelegde, te weten ”die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, althans eenmaal met kracht tegen diens arm(en), hand(en), polsen, heup(streek) en/of elders op/tegen diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt ” is de rechtbank van oordeel dat verdachte voor dit onderdeel dient te worden vrijgesproken. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte ook dit onderdeel van het tenlastegelegde heeft gepleegd, nu aangever[slachtoffer] heeft verklaard dat hij zijn armen en handen voor zijn gezicht heeft gehouden om te proberen de klappen af te weren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 2 primair tenlastegelegde op na te melden wijze heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 11 mei 2013, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een of
meer openbare wegen in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan die[slachtoffer],
- een baksteen in de richting van, het lichaam en/of hoofd van[slachtoffer] en/of in de richting van,
de fiets van[slachtoffer] heeft gegooid (waardoor deze hard ten val kwam) en
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) bovenop die[slachtoffer] is gesprongen en/of op
het lichaam van die[slachtoffer] is gaan en/of blijven zitten en/of liggen en/of
- die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, met kracht in diens gezicht en/of tegen
diens hoofd heeft geslagen en
- ( meermalen) tegen die[slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: " Geef me je bezittingen",
althans woorden van gelijke aard of strekking, en (vervolgens)
- een voorwerp, dan wel zijn, verdachtes, vinger tegen de slaap van die[slachtoffer]
heeft gedrukt en (vervolgens)
- ( meermalen) tegen die[slachtoffer] heeft geroepen/gezegd: "Geef me je
bezittingen" en/of "Geef me je spullen", althans woorden van gelijke aard
of strekking,
2.
hij in de nacht van 10 op 11 mei 2013 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een baksteen in de richting van, het lichaam en/of hoofd van[slachtoffer] en/of in de richting van,
de fiets van[slachtoffer] heeft gegooid (waardoor deze hard ten val kwam) en
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) bovenop die[slachtoffer] is gesprongen en/of op
het lichaam van die[slachtoffer] is gaan en/of blijven zitten en/of liggen en
- die[slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) meermalen, met kracht in diens gezicht en/of tegen
diens hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een openbare weg;

Feit 2. primair:Poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is gerapporteerd door drs.[psychiater], kinder- en jeugd psychiater. In het rapport van 3 september 2013 wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd.
Betrokkene lijdt aan ADHD, een gedragsstoornis, een stoornis in de impulsbeheersing, ouder-kind relatieprobleem, misbruik van alcohol en XTC en een bedreigde persoonlijkheid met antisociale en narcistische trekken. Betrokkene laat zich leiden door directe behoeftebevrediging (gevierd worden, aanzien verwerven). Als zijn pogingen falen, raakt hij gefrustreerd en overmand door woede. De grip hierop wordt verder ondermijnd door de gebrekkige impulscontrole, de grote hoeveelheid genuttigde alcohol en het gebrek aan voldoende coping. De alcohol maakt dat hij weinig controle meer heeft over zijn gedrag. Het gebrek aan coping maakt het hem onmogelijk een andere manier te vinden om te gaan met frustraties en de daardoor opgeroepen agressie. Zonder aanleiding lijkt hij over te gaan tot bruut geweld, maar voor betrokkene is erkenning van levensbelang.
Geadviseerd wordt om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Over verdachte is verder gerapporteerd door [psycholoog], gz-psycholoog, gerechtelijk deskundige NRGD. In het rapport van 24 juni 2013 wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd.
Bij betrokkene is sprake van ADHD, PDD-NOS en misbruik van alcohol. Voor zover herleidbaar uit de verklaring van betrokkene omtrent het ten laste gelegde, waarover hij vaag is, lijkt er sprake te zijn geweest van impulsiviteit, voortkomend uit de ADHD-problematiek. Betrokkene was in korte tijd dronken geworden in een café en vertrok daar gefrustreerd, wat voor betrokkene gelijk staat aan ‘agressief’, gezien zijn gebrekkige affectregulatie, waarbij hij spanningen overwegend vertaalt in gevoelens van boosheid.
Op grond van verklaringen van betrokkene blijven veel onduidelijkheden bestaan over de toedracht van het tenlastegelegde, indien bewezen, maar wel is aannemelijk dat zijn stoornissen hierin hebben doorgewerkt, zonder exact te weten in welke zin of mate. Geadviseerd wordt om betrokkene als licht verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de conclusie van de psychiater en de psycholoog inhoudende dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over. De verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte niet uit. Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is hij strafbaar.
Toepassing van het minderjarigenstrafrecht
In het voormelde rapport van de psychiater is voorts vermeld dat op grond van het functioneren van betrokkene er geen aanleiding is het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat hij met name achterloopt in zijn emotionele ontwikkeling.
In het voormelde rapport van de psycholoog is voorts geadviseerd het minderjarigenstrafrecht toe te passen gezien de grote ontwikkelingsachterstanden van betrokkene, zijn beperkte ervaringsniveau en vermogen om risico’s in te schatten.
Hoewel de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit net de leeftijd van achttien jaar had bereikt, vindt de rechtbank – mede gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologisch rapporten en het verhandelde ter terechtzitting – grond recht te doen overeenkomstig de sanctiebepalingen voor minderjarigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte met toepassing van het minderjarigenstrafrecht te veroordelen tot een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel). De officier van justitie heeft verzocht in het vonnis als advies op te nemen dat de plaats waar deze maatregel ten uitvoer zal worden gelegd De [verblijfadres] in Eindhoven zal zijn.
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke maar een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel krijgt verdachte de kans om aan te tonen dat hij gemotiveerd is om de gewenste behandeling bij de [verblijfadres] af te ronden. Indien verdachte de voorwaarden niet nakomt, kan de omzetting in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel worden gevorderd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en poging tot afpersing op de openbare weg op een willekeurig uitgekozen slachtoffer. Verdachte heeft zich zonder enige aanleiding onder invloed van alcohol zeer agressief gedragen tegen een nietsvermoedende fietser. Voor het slachtoffer is dit een zeer angstaanjagende situatie geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten veelal daarvan langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dat het handelen door verdachte voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft, is gebleken uit het voegingsformulier van het slachtoffer en de ter terechtzitting gegeven toelichting door zijn partner. Straatroven en geweldsdelicten veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid.
De rechtbank houdt rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank houdt verder rekening met het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van17 september 2013, waaruit blijkt dat verdachte een transactie heeft voldaan voor diefstal.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met de eerder vermelde rapporten van drs. [psychiater], kinder- en jeugd psychiater, en[psycholoog], gz-psycholoog, en met de rapporten van Bureau Jeugdzorg van 3 oktober 2013 en de reclassering van 16 juli 2013.
Uit de rapporten en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte sinds 6 augustus 2013 verblijft in de [verblijfadres] in Eindhoven.
Door de psycholoog is naar voren gebracht dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Voor betrokkene is een intensieve, langdurige behandeling nodig in een klinische setting, liefst in een holdingomgeving waarbinnen hem veel veiligheid en structuur kan worden geboden en waarin de scheefgroei met betrekking tot zijn agressieproblematiek intensief en met de nodige expertise kan worden behandeld. Vanwege de noodzaak voor opname in een forensisch-psychiatrische setting en de verwachte lange behandelduur van 2 jaren of meer, wordt geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Door de psychiater, die verdachte na de psycholoog heeft onderzocht, is geadviseerd om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het is belangrijk betrokkene te plaatsen in een instelling waar een intensieve en langdurige behandeling kan plaatsvinden, gericht op de problematiek van verdachte binnen een setting met voldoende veiligheid en structuur. De behandeling zal naar verwachting twee of meer jaren duren. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt afgeraden omdat de psychiater verwacht dat betrokkene marginaal zal voldoen aan de opgelegde sancties/eisen, zonder zich in te zetten voor innerlijke verandering, met het doel zo snel mogelijk buiten te staan en zijn oude leven te hervatten. Betrokkene is een jongen die zoekt naar grenzen en daar pas mee ophoudt als hij weet waar hij aan toe is en zekerheid heeft over het te volgen traject. Verwacht mag worden dat het recidiverisico dat hoog is ingeschat, wordt verminderd ten voordele van betrokkene en de samenleving. De maatregel kan het best geschieden in een justitiële jeugdinstelling als de [verblijfadres] in Eindhoven, aldus de psychiater.
Bureau Jeugdzorg adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Betrokkene heeft een langdurige residentiële behandeling nodig. Een gesloten en gedwongen kader is nodig om het gedrag te beïnvloeden. Het recidiverisico is onvoldoende verminderd met eerdere ambulante behandelingen. Er zijn geen alternatieven voor het afwenden van het recidivegevaar of beïnvloeding van het gedrag.
Ter terechtzitting is door mevrouw [jeugdreclassering 1] van de jeugdreclassering, Bureau Jeugdzorg, in aanvulling op het rapport van 3 oktober 2013, uiteengezet waarom zij zich aansluit bij het advies van de psychiater om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Vanuit de [verblijfadres] in Eindhoven is meegedeeld dat het voor verdachte een passende plek is met een passende behandeling. Echter, de behandeling is nog te vrijblijvend. Verdachte laat een passieve houding zien en neemt niet de regie. Verdachte zet zich wel in, maar de vraag is of dit oprecht of berekenend is. Als de behandeling een vrijwillig kader krijgt dan is de vraag of dit voor verdachte voldoende is. De medewerking van verdachte baart wel zorgen, aldus [jeugdreclassering 1].
Mevrouw M. [jeugdreclassering 2], gedragsdeskundige, heeft geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen in aansluiting op de conclusie in het rapport van de psychiater. De psychiater heeft de nuance gezocht en heeft meer dan de psycholoog doorgevraagd bij verdachte. Over de behandeling zijn de psycholoog en de psychiater het eens, maar het kader verschilt. De [verblijfadres] is ingesteld op de problematiek van verdachte. Gelet op de problematiek van verdachte is de verwachting dat hij bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel een schijnaanpassing zal doen en schijnmedewerking zal verlenen. Bij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is sprake van een gedwongen behandeling, waarbij de behandelaar meer middelen kan toepassen. Ook bij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kan verdachte de regie nemen, door mee te werken aan een behandeling, waardoor hij bijvoorbeeld eerder aanspraak kan maken op proefverlof of scholing buiten de instelling. Verdachte is berekenend en deze eigenschap is van invloed op het te kiezen juridisch kader van de PIJ-maatregel, aldus [jeugdreclassering 2]. Bovendien acht zij oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, gelet op de door de psycholoog en psychiater vermelde te verwachten behandelduur van 2 jaren of meer, ontoereikend.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de duidelijke conclusie van de psychiater, het advies van Bureau Jeugdzorg en ook de ter terechtzitting gegeven toelichting door [jeugdreclassering 2] en [jeugdreclassering 1], voor verdachte, gelet op zijn problematiek en de reeds ingezette hulpverlening, geen andere maatregel in aanmerking komt dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank ziet, gelet op het hiervoor overwogene, geen ruimte voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een PIJ-maatregel.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel, zoals vereist volgens artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel, mede vanwege het in de rapporten beschreven gevaar voor recidive. Uit de rapporten alsmede uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat oplegging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Alleen deze maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld.
Met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel merkt de rechtbank op dat plaatsing in De [verblijfadres] in Eindhoven sterk de voorkeur heeft.
De maatregel wordt opgelegd voor de duur van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77t Wetboek van Strafrecht. Verlenging van de termijn van de maatregel is mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 700,75 (€ 125,75 aan materiële schade en € 575,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu uit het dossier niet blijkt dat een jas en horloge zijn beschadigd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman geen opmerkingen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is van oordeel dat vergoeding voor de jas en het horloge kan worden toegewezen. De benadeelde partij[slachtoffer] heeft in zijn aangifte aangegeven dat de verdachte aan zijn rugzak trok en dat[slachtoffer] zijn kleding of rugzak hoorde scheuren. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat de jas is gescheurd tijdens de worsteling en dat het horloge is beschadigd doordat het slachtoffer met zijn armen en handen de klappen in zijn gelaat heeft gepoogd af te weren. [10] Het verzochte bedrag van € 125,75 acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk.
Nu de vordering voor het immateriële deel niet is betwist en zij de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal deze worden toegewezen.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 700,75 (€ 125,75 + € 575,00). Het toe te wijzen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2013. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 45, 77c, 77g, 77h, 77s, 77v 77gg, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Feit 1: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd

gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op een
openbare weg;

Feit 2 primair:Poging tot zware mishandeling.

 verklaart verdachte strafbaar;
 legt aan verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 3 jaren en adviseert dat deze behandeling zal plaatsvinden in De [verblijfadres] te Eindhoven.
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feiten 1 en 2 primair tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij[slachtoffer], van een bedrag van
€ 700,75vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 700,75 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 (vijftien) dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gerbranda, voorzitter, Van Apeldoorn en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0623 2013061143, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 12 mei 2013.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p. 56.
3.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer], p. 57.
4.Schriftelijk bescheid zijnde een geneeskundige verklaring van [arts], arts, van 11 mei 2013, p. 62.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 36.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44 en 49.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 50.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 51.
10.Proces-verbaal van aangifte door aangever [slachtoffer], p. 57.