ECLI:NL:RBGEL:2013:4308

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
844651
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst kantoorruimte met looptijd van 10 jaar en tegenbewijs door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 1 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over een huurovereenkomst voor kantoorruimte met een looptijd van 10 jaar. De huurder, vertegenwoordigd door mr. M.W.R. Hoogstraten, heeft tegenbewijs geleverd tegen de voorshands bewezen geachte huurovereenkomst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 22 maart 2013 bepaald dat de huurder in de gelegenheid werd gesteld om tegenbewijs te leveren. De huurder heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om de overeenkomst te ondertekenen en dat hij dacht dat de huurovereenkomst voor 5 jaar was, gebaseerd op eerdere contracten met de verhuurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. U. van der Linden, heeft echter verklaard dat de huurovereenkomst voor 10 jaar door de huurder zelf was voorgesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de huurder in een nadelige positie hebben gebracht.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs. De verklaringen van de huurder zijn niet voldoende om aan te tonen dat er sprake was van misbruik van omstandigheden door de verhuurder. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder in conventie toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.889,68, vermeerderd met rente en huurbetalingen. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De huurder is in de proceskosten veroordeeld.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder direct aanspraak kan maken op de toegewezen bedragen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 844651 \ CV EXPL 12-6091 \ 407 \ 391
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[verhuurder]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. U. van der Linden (Seuren, Van der Vlies & Van Heijnsbergen Gerechtsdeurwaarders-Juristen)
tegen
[huurder]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. M.W.R. Hoogstraten
Partijen worden hierna [verhuurder] en [huurder] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2013 en de daarin genoemde processtukken;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor aan de kant van [huurder];
- de akte na enquête van de kant van [huurder];
- de akte na enquête van de kant van [verhuurder].

2.De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 22 maart 2013.
2.2.
In rechtsoverweging 6.1. van dat tussenvonnis is beslist dat [huurder] in de gelegenheid wordt gesteld
tegenbewijste leveren tegen de voorshands bewezen geachte huurovereenkomst kantoorruimte met een looptijd van 10 jaar.
Voorts is in rechtsoverweging 6.2. van dat tussenvonnis beslist, zakelijk weergegeven, dat [huurder] in de gelegenheid wordt gesteld
bewijste leveren van zijn stelling dat hij bij het aangaan van de huurovereenkomst met [verhuurder] in bijzondere omstandigheden verkeerde en dat [verhuurder] daarvan misbruik heeft gemaakt.
2.3.
[huurder] heeft daartoe twee getuigen laten horen, zichzelf en [verhuurder].
2.4.
Voor zover van belang overweegt de kantonrechter omtrent de positie van [huurder] als ‘partij-getuige’ het volgende.
2.5.
Op de voet van artikel 164 lid 2 Rv kan een verklaring door een partij, die als getuige is gehoord, omtrent door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. Gelet op deze rechtsregel moet de verklaring van [huurder], voor zover deze is afgelegd omtrent het probandum zoals neergelegd in rechtsoverweging 6.2. van het tussenvonnis van 22 maart 2013, als een ‘partij-getuige-’verklaring in de door artikel 164 lid 2 Rv bedoelde zin worden beschouwd. Voor zover [huurder] heeft verklaard omtrent het probandum als bedoeld in rechtsoverweging 6.1. geldt deze beperking evenwel niet.
2.6.
[huurder] heeft, voor zover van belang, als volgt verklaard:
(…)
Ik ging ervan uit dat de huurovereenkomst voor de duur van 5 jaar was. De voorafgaande contracten die ik met [verhuurder] had gesloten waren ook steeds 5 jaar en ik ging er vanuit dat het gebruikelijk was. Ik heb de overeenkomst van te voren niet gelezen. Hij werd me onder de neus geschoven. We hebben voor het ondertekenen niet gesproken over de duur van de overeenkomst. Ik voelde me onder druk gezet. In mijn beleving was het een kwestie van kiezen of delen. Als ik de huurovereenkomst niet zou tekenen dan zou [verhuurder] de huurovereenkomst met [naam klinieken] niet sluiten.
(…)
Voor mij was het heel belangrijk dat de huurovereenkomst met [naam klinieken] tot stand zou komen omdat ik anders weer zou moeten zoeken naar een nieuw pand nadat ik al een investering van € 50.000,- had gedaan in dit pand. Bovendien zou het slecht zijn voor mijn reputatie.
(…)
Ik wist op het moment van ondertekenen niet wat er zou gebeuren als ik niet zou tekenen. Op dat moment liepen de onderhandelingen met de [naam klinieken].
(…)
Nadat ik had gezien dat ik een overeenkomst had getekend waarin de termijn van 10 jaar stond heb ik niet gereageerd naar [verhuurder] omdat ik ervan uitging dat je een huurovereenkomst altijd tussentijds kon opzeggen.
(…)
Het moment waarop die overeenkomst werd gesloten was een belangrijk moment, mijn toekomst hing ervan af.
(…)
Ik voelde me psychisch onder druk gezet. [verhuurder] hield mij het stuk voor zodat ik moest tekenen.
(…)
[verhuurder] heeft niet met zoveel woorden gezegd dat als ik niet zou tekenen hij het contract met de [naam klinieken] zou afblazen, maar ik voelde wel de druk.
(…)
2.7.
[verhuurder] heeft, onder meer, het volgende verklaard:
(…)
De overeenkomst heb ik zelf opgesteld. Het is een standaard waarin ik het bedrag heb opgenomen dat hij ([huurder] – toevoeging kantonrechter) had genoemd, de betreffende ruimte en de periode. [huurder] is zelf gekomen met het voorstel van 10 jaar. Ik vond dat wel billijk (…) Ik heb hem het contract gegeven, hij heeft het enige tijd onder zich gehad en vervolgens getekend aan mij teruggegeven. We hebben niet meer gediscussieerd over de inhoud van de overeenkomst, hij heeft er ook geen kanttekeningen bij geplaatst. De overeenkomst is pas weer ter sprake gekomen op het moment dat [huurder] niet meer betaalde.
(…)
In de periode dat de overeenkomst werd gesloten waren er bij mij of in de relatie tussen mij en [huurder] geen bijzonderheden. Ik weet niet of [huurder] gespannen was. In die tijd werkten wij allemaal. De overeenkomst met de [naam klinieken] en mij is vlot tot stand gekomen.
(…)
Ik heb niet het initiatief genomen met betrekking tot de verhuizing van de fysiotherapeut naar beneden. [huurder] had daar belang bij om zo de eerste verdieping leeg te krijgen. We hebben het nooit gehand over huurderving.
(…)
Ik heb nooit tegen [huurder] gezegd dat het ging om de huur van een fictieve ruimte. Ik heb nooit gezegd dat de overeenkomst een constructie was om betalingen van [huurder] aan mij handen en voeten te geven.
(…)
2.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [huurder] niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs ter zake het probandum zoals neergelegd in rechtsoverweging 6.1. Uit hetgeen [huurder] heeft verklaard kan niet worden afgeleid dat een huurovereenkomst voor 5 jaar is aangeboden. Sterker nog, [huurder] heeft, kort gezegd, verklaard dat hij voor het ondertekenen van de huurovereenkomst geen kennis zou hebben genomen van de inhoud van de huurovereenkomst en dat over de inhoud van de huurovereenkomst niet zou zijn gesproken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat, zoals in het tussenvonnis van 22 maart 2013 is overwogen (in het bijzonder de rechtsoverwegingen 5.4. en 5.5.), een huurovereenkomst met een looptijd van 10 jaar is gesloten.
2.9.
Voorts is, nu [verhuurder] de verklaring van [huurder] weerspreekt en [huurder] geen ander (onvolledig) bewijs van zijn stelling dat hij onder bijzondere omstandigheden verkeerde en dat [verhuurder] daarvan misbruik heeft gemaakt heeft geleverd, [huurder] niet geslaagd in het leveren van het bewijs ter zake het probandum als neergelegd in rechtsoverweging 6.2.
Daarmee is niet komen vast te staan dat er sprake is van misbruik van omstandigheden (door [verhuurder]), zodat ook het uiterst subsidiaire verweer van [huurder] dient te worden gepasseerd.
2.10.
De slotsom is dan ook dat de vorderingen in conventie zullen worden toegewezen.
Nu de vorderingen in conventie zullen worden toegewezen behoeven de vorderingen in reconventie geen nadere besprekingen meer.
2.11.
Aannemelijk is dat [verhuurder] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 833,00 is in overeenstemming met de gebruikelijke en redelijke tarieven en wordt daarom toegewezen.
2.12.
[huurder] wordt in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Aan informatiekosten/verschotten betreffende het opvragen van gegevens uit de GBA wordt niet meer dan het forfaitaire bedrag van € 1,97 toegewezen, omdat geen factuur is overgelegd waaruit blijkt dat hogere kosten zijn gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst per heden;
3.2.
veroordeelt [huurder] tot betaling aan [verhuurder] van € 15.889,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.976,64 vanaf 3 oktober 2012 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [huurder] tot betaling aan [verhuurder] ten titel van huur van € 1.232,89 per maand vanaf november 2012 tot 1 november 2013 ten titel van huur;
3.4.
veroordeelt [huurder] tot betaling aan [verhuurder] ten titel van schadevergoeding van
€ 1.232,89 per maand vanaf 1 november 2013 tot 1 juli 2016, dan wel tot aan de datum dat [verhuurder] het gehuurde opnieuw heeft verhuurd;
3.5.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verhuurder] in conventie begroot op € 94,14 aan dagvaardingskosten, € 437,00 aan griffierecht en € 900,00 aan salaris voor de gemachtigde;
3.6.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.8.
wijst de vorderingen af
3.9.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verhuurder] in reconventie begroot op € 375,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op