In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 1 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over een huurovereenkomst voor kantoorruimte met een looptijd van 10 jaar. De huurder, vertegenwoordigd door mr. M.W.R. Hoogstraten, heeft tegenbewijs geleverd tegen de voorshands bewezen geachte huurovereenkomst. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 22 maart 2013 bepaald dat de huurder in de gelegenheid werd gesteld om tegenbewijs te leveren. De huurder heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om de overeenkomst te ondertekenen en dat hij dacht dat de huurovereenkomst voor 5 jaar was, gebaseerd op eerdere contracten met de verhuurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. U. van der Linden, heeft echter verklaard dat de huurovereenkomst voor 10 jaar door de huurder zelf was voorgesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de huurder in een nadelige positie hebben gebracht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet is geslaagd in het leveren van tegenbewijs. De verklaringen van de huurder zijn niet voldoende om aan te tonen dat er sprake was van misbruik van omstandigheden door de verhuurder. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurder in conventie toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.889,68, vermeerderd met rente en huurbetalingen. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De huurder is in de proceskosten veroordeeld.
De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder direct aanspraak kan maken op de toegewezen bedragen, ongeacht een eventuele hoger beroep.