ECLI:NL:RBGEL:2013:4346

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
06/950654-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Cremers
  • Kleinrensink
  • A. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van gelden door echtpaar uit Nunspeet met schadevergoeding aan benadeelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn echtgenote betrokken was bij de verduistering van gelden van zijn schoonvader en oudtante. De tenlastelegging omvatte het verwerven, voorhanden hebben en omzetten van voorwerpen die afkomstig waren uit misdrijf, alsook het profiteren van de opbrengsten van deze misdrijven. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2008 en 15 september 2011 in de gemeenten Elburg en Oldebroek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als hoofdkostwinner, onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de financiële situatie van zijn gezin, ondanks dat hij zich bewust was van de ongewone uitgaven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig maakte aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan schuldwitwassen en schuldheling, en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een werkstraf van 120 uur, en schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de rechtbank rekening hield met de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de straf gematigd, onder andere vanwege het blanco strafblad van de verdachte en de gevolgen van zijn handelen voor zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/950654-11
Uitspraak d.d. 5 november 2013
Tegenspraak

VERKORT VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2013.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij omstreeks periode van 01januari 2008 tot en met 15 september 2011,
te ‘t Harde, gemeente Elburg en/of te Wezep, gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, (een) voorwerp(en), te
weten
- een hoeveelheid geld (tot een totaal van 91.529,31 euro), althans
- met voornoemd geldbedrag (in totaal 91.529,31 euro) aangeschafte goederen
waaronder onder meer
- een voertuig (Daihatsu Cuore, kenteken 34-JPP-8) en/of
- een scooter (Sym Xs50qt), en/of
- goederen t.b.v. inrichting van een woning en/of
- huishoudelijke goederen en/of
één of meer vakanties
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet, althans
van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest
vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420 quater lid 1 sub b)
en/of
hij omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 15 september 2011 te ‘t
Harde, gemeente Elburg en/of Wezep, gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen goed, te weten een
geldbedrag (van in totaal 91.529,82) voordeel heeft getrokken, terwijl hij
redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof, immers heeft hij, verdachte en/of zijn, verdachtes echtgenote
van voornoemd goed/een hoeveelheid geld (tot een totaal van 91.529,82) één of
meer goederen aangeschaft ten behoeve van de gezamenlijke huishouding
waaronder onder meer
* een voertuig (Daihatsu Cuore, kenteken 34-JPP-B) en/of
* een scooter (Sym Xs50qt, kenteken D-559-KN) en/of
* goederen t.b.v. inrichting van een woning en/of
* huishoudelijke goederen en/of
één of meer vakanties;
(artikel 4l7bis lid 2).
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding tot het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek was een aangifte op 21 september 2011 door de vader van verdachtes echtgenote, [medeverdachte], terzake van door zijn dochter gepleegde diefstal/verduistering van gelden. Op diezelfde datum werd ten behoeve een oudtante van genoemde[medeverdachte] eveneens aangifte gedaan van diefstal/verduistering. In de loop van het onderzoek is verdachte samen met zijn echtgenote op 10 april 2012 in verband daarmee aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, te weten voordeel trekken uit enig door misdrijf verkregen goed en witwassen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard geen weet te hebben gehad van de herkomst van het geld waarmee binnen zijn gezin diverse dingen werden betaald, aangezien hij zich nooit met geldzaken heeft bemoeid en zijn echtgenote altijd de geldzaken regelde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de gehanteerde bewijsmiddelen, te weten de bekennende verklaringen van [medeverdachte] [2] , de aangifte van [benadeelde 2] [3] , de verklaring van de getuige [getuige 1] [4] , het relaas van verbalisant[verbalisant] [5] , de aangifte van[benadeelde 1] [6] , het relaas van verbalisant[verbalisant] [7] , de verklaringen van [getuige 2] [8] en [getuige 3] [9] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de aan verdachte verweten feiten.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
Bewijsoverweging
Uit de verklaringen van de zoon en dochter van verdachte blijkt onder meer dat zij - gevraagd naar het bestedingspatroon van hun ouders - hun vader meerdere keren hebben horen roepen: ”waar doen we het toch allemaal van?”, dat vader het ook raar vond en dat moeder geen antwoord gaf op vragen van vader in dat verband. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich wel heeft afgevraagd waarmee alles werd bekostigd en dat hij zijn vrouw daar ook wel eens naar heeft gevraagd, maar dat hij er genoegen mee nam als zij zei dat het kon. Hij wilde geen ruzie en heeft daarom ook niet doorgevraagd. Verdachte had in die situatie, terwijl hij toch enigszins op de hoogte moet zijn van hetgeen hij als kostwinner van het gezin maandelijks verdient, redelijkerwijze hebben moeten vermoeden dat veel meer werd uitgegeven dan er aan inkomsten binnenkwam. Het had op de weg van verdachte gelegen om geen genoegen te nemen met de nietszeggende antwoorden van zijn vrouw en zich nader te vergewissen van de financiële situatie van zijn gezin. Verdachte heeft dusdoende naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich schuldig maakte aan de onderhavige feiten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij omstreeks de periode van 01januari 2008 tot en met 15 september 2011,
te ‘t Harde, gemeente Elburg en/of te Wezep, gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, voorwerpen, te weten goederen
waaronder onder meer
- een voertuig (Daihatsu Cuore, kenteken 34-JPP-8) en/of
- een scooter (Sym Xs50qt), en
- goederen t.b.v. inrichting van een woning en
- huishoudelijke goederen en
één of meer vakanties
voorhanden heeft gehad terwijl hij redelijkerwijs moest
vermoeden dat bovenomschreven voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
en
/of
hij omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 15 september 2011 te ‘t
Harde, gemeente Elburg en/of Wezep, gemeente Oldebroek, in elk geval in
Nederland, uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen goed, te weten een
geldbedrag voordeel heeft getrokken, terwijl hij
redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof, immers heeft hij, verdachte en/of zijn, verdachtes echtgenote
van voornoemd goed/een hoeveelheid geld één of
meer goederen aangeschaft ten behoeve van de gezamenlijke huishouding
waaronder onder meer
* een voertuig (Daihatsu Cuore, kenteken 34-JPP-B) en/of
* een scooter (Sym Xs50qt, kenteken D-559-KN) en
* goederen t.b.v. inrichting van een woning en
* huishoudelijke goederen en
één of meer vakanties.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert de navolgende strafbare feiten op:
eendaadse samenloop van
schuldwitwassen, meermalen gepleegd,
en
schuldheling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier heeft in haar strafafweging betrokken de ernst van de onderhavige feiten. Verdachte heeft als hoofdkostwinner nagelaten enig onderzoek te doen naar de bestedingen die binnen het gezin werden gedaan. Tevens heeft de officier rekening gehouden met de samenloopbepalingen, het toegevoegde leed, de richtlijnen die in dit soort zaken gelden en uitspraken die in vergelijkbare zaken zijn gedaan, alsmede met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft verder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode geprofiteerd van de gelden die zijn echtgenote op illegale wijze verkreeg door de financiële tegoeden van haar vader en oudtante voor het gezin aan te wenden. Zij heeft daarmee niet alleen financieel nadeel berokkend, maar ook in emotioneel opzicht groot leed toegebracht aan personen die haar juist dierbaar moesten zijn. Gelet op de lange duur en het berokkende nadeel is in beginsel een straf zoals door de officier van justitie gevorderd op zijn plaats. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om de straf te matigen, gelet op het blanco strafblad van verdachte en en op het feit dat verdachte samen met zijn echtgenote nog lange tijd de financiële gevolgen van zijn (niet) handelen zal moeten ervaren.
Vorderingen tot schadevergoeding en/of schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding – ter terechtzitting door de raadsman van de benadeelde, mr. De Ruiter, nader aangevuld - ten bedrage van € 71.633,31 terzake de geleden materiële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Tevens is door de benadeelde een bedrag van € 1.695,75 gevorderd in verband met kosten voor rechtsbijstand. Door de raadsman is aangevoerd dat uitzonderingen op het (kanton)liquidatietarief dat in het algemeen wordt gehanteerd, mogelijk is. In dit verband geldt dat extra kosten zijn gemaakt voor rechtsbijstand in verband met de kwetsbare (relationele) positie en de taalvaardigheid van [benadeelde 2].
De benadeelde partij[benadeelde 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 20.664,75 (materieel € 20.389,75, immaterieel € 275,00) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] kan worden toegewezen tot het bedrag dat de rechtbank met betrekking tot het terzake tenlastegelegde bewezen acht. De door de benadeelde gevorderde kosten voor rechtsbijstand kunnen worden toegewezen, nu deze kosten deugdelijk zijn onderbouwd en overigens ook niet buitensporig voorkomen.
De vordering van de benadeelde partij[benadeelde 1] kan integraal worden toegewezen.
Beide vorderingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente voor zover gevorderd en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot na te melden bedragen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorderingen zijn als zodanig niet door de verdachte betwist.
De rechtbank zal de vordering van de
benadeelde partij[medeverdachte]toewijzen voor zover – in lijn met de bewezenverklaring van feit 1 - de benadeling van[medeverdachte] in relatie kan worden gebracht met de tegoeden en kredieten bij de ING bank.
De verdwenen tegoeden bij de ABN - die door de raadsman van de benadeelde partij in de vordering zijn betrokken en ook zijn meegenomen in de voordeelsberekening door de politie (p. 198 e.v. van het proces-verbaal) - blijven hierbij dus buiten beschouwing. Immers, het verwijt dat verdachte zich wederrechtelijk geld heeft toegeëigend van de ABN rekening(en) van benadeelde, maakt geen deel uit van de tenlastelegging en bewezenverklaring van de verduistering onder feit 1. Aangezien de officier van justitie er kennelijk voor heeft gekozen om een mogelijk verwijt met betrekking tot het verdwenen geld van de ABN rekening(en) niet als afzonderlijk feit ten laste te leggen, maakt onder de gegeven omstandigheden dat de vordering van de benadeelde partij op het onderdeel van ABN tegoeden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor het wel toe te wijzen bedrag overweegt de rechtbank als volgt.
Aansluiting wordt gezocht bij de bedragen die de politie heeft gehanteerd bij de berekening van het verkregen wederrechtelijk voordeel (pagina 198 e.v. van het dossier).
Het totaalbedrag dat in de periode 2008 t/m 2011 aan betalingen en opnames door verdachte van de ING rekening is opgenomen, bedraagt totaal € 64.048,06 (11.872,85 + 20.128,45 + 25.058,23 + 6.988,53). Daaraan moeten worden toegevoegd het totaalbedrag dat verdachte heeft uitgegeven met behulp van de ING credit card (€ 2.282,85) en het totaalbedrag dat zij zich heeft toegeëigend van het bij deze bank lopende doorlopend krediet (€ 8.192,36). Dat geeft een totaalbedrag aan opnames en betalingen van € 74.523,27.
Van dat bedrag moeten worden afgetrokken het totaalbedrag aan terugstortingen door verdachte (€ 550,00) en het totaalbedrag dat de politie aan de hand van de aangifte heeft berekend aan periodieke betalingen van verdachte aan haar vader (totaal € 8.000,00). Voor zover verdachte op dit laatste punt naar voren heeft gebracht dat zij vaker dan berekend geld aan haar vader gaf of aankopen voor hem deed, overweegt de rechtbank dat dit niet aannemelijk is geworden.
Aldus resteert een totaal schadebedrag van €
65.973,27.
De vordering zal derhalve voor dat bedrag worden toegewezen.
De door de benadeelde partij [benadeelde 2] geclaimde proceskosten (honorarium advocaat) acht de rechtbank in dit geval, afgezet tegen de benadeling en gelet op de aangevoerde bijzondere omstandigheden, niet buitensporig. Deze kosten zullen dan ook worden toegewezen.
De vordering van de
benadeelde partij[benadeelde 1]zal integraal worden toegewezen, inclusief de gevorderde immateriële schade. Met betrekking tot de materiele schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de voordeelsberekening door de politie (zie onder meer het rapport van verbalisant[verbalisant] d.d. 16 oktober 2012) waarbij ook rekening is gehouden met door verdachte teruggestorte en voor haar oudtante gepinde bedragen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de immateriële schade dat er redenen zijn voor toewijzing, aangezien in het onderhavige geval de betamelijkheidsnorm is overtreden, gezien de relationele band die er bestond tussen slachtoffer en dader en het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van het door haar oudtante in haar gestelde vertrouwen. Dat dit psychische gevolgen heeft (gehad) voor deze hoogbejaarde vrouw is alleszins invoelbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedragen ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 55 en 417bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart, zoals hiervoor overwogen,
bewezendat verdachte
het tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

eendaadse samenloop van

schuldwitwassen, meermalen gepleegd,

en
schuldheling, meermalen gepleegd
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte tot
betaling van schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 2]van een bedrag van
€ 65.973,27, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2011 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding, bestaande uit de
advocaatkostenten bedrage van € 1.695,75 en de kosten van de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staatten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] voornoemdeen bedrag te betalen van
€ 65.973,27,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2012, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 304 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 veroordeelt verdachte tot
betaling van schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde 1]
van een bedrag van
€ 19.896,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2011 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de kosten van de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staatten behoeve van het slachtoffer[benadeelde 1]
[benadeelde 1] voornoemdeen bedrag te betalen van
€ 19.896,51,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2011, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 134 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Kleinrensink en Gerbranda, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Gelderland, District Noordwest-Veluwe, gedateerd 15 mei 2012, opgemaakt door de verbalisant brigadier[verbalisant] (voor zover niet anders is vermeld)
2.Verklaring verdachte[medeverdachte], doorgenummerde dossierpag. 295, 296, 297, 301, 304, 307, 308, 312, 392, 393, 394
3.Aangifte/verklaring [benadeelde 2], doorgenummerde dossierpag. 63 t/m 66, 71 t/m 74
4.Verklaring [getuige 1], doorgenummerde dossierpag. 78 t/m 83
5.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 221 en 224
6.Aangifte[benadeelde 1], doorgenummerde dossierpag. 366 t/m 369
7.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 374 en 375, alsmede de daarbij behorende bijlagen, doorgenummerde dossierpag. 376 t/m 38910 en 111
8.Verklaring [getuige 2], doorgenummerde dossierpag. 358
9.Verklaring [getuige 3], doorgenummerde dossierpag. 360