ECLI:NL:RBGEL:2013:4689

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
AWB 13/6189 en 13/6239
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • L. van Gijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het coffeeshopbeleid van de burgemeester van Apeldoorn met betrekking tot kwetsbare groepen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 21 november 2013, wordt het verzoek om voorlopige voorziening behandeld van twee verzoeksters tegen de burgemeester van Apeldoorn. De zaak betreft de gedoogverklaring voor een coffeeshop, afgegeven aan de vereniging Power Flower, en de impact daarvan op de woon- en leefomgeving van de verzoeksters. De burgemeester houdt in zijn coffeeshopbeleid rekening met kwetsbare groepen in de nabijheid van de coffeeshop, waarbij een straal van 350 meter wordt gehanteerd. De verzoeksters, waaronder Buitenschoolse opvang Kids-Base B.V., stellen dat de aanwezigheid van de coffeeshop hun woon- en leefklimaat negatief beïnvloedt, vooral door te verwachten overlast van bezoekers die met de auto komen.

De voorzieningenrechter overweegt dat de gedoogverklaring kan standhouden, omdat de coffeeshop past binnen de bestemming 'Gemengd - 2' van het bestemmingsplan en er geen ontoelaatbare nadelige invloed op de naastgelegen woning is aangetoond. De verzoeksters hebben niet overtuigend aangetoond dat de coffeeshop een negatieve impact heeft op hun woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat er geen aanleiding is om de gedoogverklaring te schorsen. De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van de voorzieningenrechter voorlopig is en niet bindend voor de bodemprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
zaaknummers: AWB 13/6189 en 13/6239
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 november 2013 op de verzoeken om voorlopige voorziening in het geding tussen
[verzoeksters sub 1],
Buitenschoolse opvang Kids-Base B.V., te Apeldoorn,
verzoeksters (gemachtigde: mr. O.V. Wilkens),
en
de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: vereniging
Power Flower, te Apeldoorn, gemachtigde: mr. S.H.O. Schaapherder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2013 heeft verweerder aan vereniging Power Flower een gedoogverklaring voor bepaalde tijd voor een coffeeshop afgegeven.
Het daartegen door verzoeksters gemaakte bezwaar heeft verweerder bij afzonderlijke besluiten van 2 september 2013 ongegrond verklaard.
Tegen deze besluiten hebben verzoeksters afzonderlijk beroep ingesteld. Tevens hebben zij afzonderlijk de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek van verzoeksters sub 1 is geregistreerd onder zaaknummer 13/6189 en het verzoek van verzoekster sub 2 onder zaaknummer 13/6239.
Het onderzoek ter zitting heeft in de zaken gevoegd plaatsgevonden op 7 november 2013. Verzoeksters sub 1 zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en verzoekster sub 2 is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G.L. ter Brugge, werkzaam bij de gemeente Apeldoorn. De derde-partij is vertegenwoordigd door [naam], bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemgedingen niet.
Zaak 13/6189
2.
Per 18 januari 2004 is binnen de gemeente Apeldoorn het coffeeshopbeleid in werking getreden, waarin is bepaald dat de coffeeshop niet in aanmerking komt voor een gedoogbeschikking indien:
[…]
2.
naar oordeel van verweerder moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de coffeeshop;
3.
een coffeeshop op minder dan 300 meter loopafstand van een onderwijsinstelling voor jongeren onder de 18 jaar of een instelling die in overwegende mate wordt bezocht door jongeren onder de 18 jaar wordt gevestigd;
4.
het aantal coffeeshops buiten de schil van de binnenstad meer dan één bedraagt;
[…]
3.
Ter plaatse van het perceel waarop de coffeeshop is gevestigd geldt het bestemmingsplan “Stadsdeel Zuid-Midden” (hierna: het bestemmingsplan). Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming “Gemengd - 2”.
Ingevolge artikel 6.1, aanhef en onder e, van de planvoorschriften zijn de voor “Gemengd - 2” aangewezen gronden bestemd voor horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, ter plaatse van de aanduiding “horeca”, met dien verstande dat de gezamenlijke voor horeca te gebruiken vloeroppervlakte op de percelen Arnhemseweg 155 t/m 213 niet meer bedraagt dan 400 m2, met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
In bijlage 2 “Lijst van toegelaten horecatypen” zijn voor categorie 1 onder meer café’s, bars, cafetaria’s en snackbars opgenomen.
4.
Verzoeksters sub 1 hebben betoogd dat hun woon- en leefklimaat door de aanwezigheid van de coffeeshop op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Daartoe voeren zij aan dat zij, gelet op de korte afstand tussen de coffeeshop en hun woning, grote overlast verwachten, temeer daar bezoekers van de coffeeshop vooral met de auto komen. Naast de achtertuin van verzoeksters is een parkeervoorziening gerealiseerd. Volgens verzoeksters is het blijkbaar de bedoeling dat klanten van de coffeeshop met de auto achter het pand parkeren, waarvan verzoeksters overlast zullen ondervinden in de vorm van geluidsoverlast en stankhinder (uitlaatgassen).
5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoeksters niet aannemelijk gemaakt dat er sprake van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat en/of de openbare orde. De voorzieningenrechter acht daarbij doorslaggevend dat het gebruik van het perceel ten behoeve van de vestiging en exploitatie van de coffeeshop past binnen de bestemming “Gemengd - 2”, omdat dit gebruik kan worden begrepen onder categorie 1 van de voornoemde bijlage 2 “Lijst van toegelaten horecatypen”. De coffeeshop beantwoordt immers aan een wezenlijke eigenschap van zowel een café alsook van een snackbar. In de coffeeshop worden namelijk waren verstrekt ten einde deze ter plaatse te nuttigen en tevens worden er waren verkocht voor gebruik anders dan ter plaatse. Gelet op de voornoemde ruime planologische bestemming heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een coffeeshop het woon- en leefklimaat niet nadeliger beïnvloedt dan een volgens het bestemmingsplan toegestane cafetaria of café.
Het betoog faalt.
6.
Verzoeksters hebben voorts betoogd dat verweerder onvoldoende kenbaar heeft gemaakt of het aantal coffeeshops buiten de schil van de binnenstad niet meer dan één bedraagt.
7.
Ter zitting heeft verweerder een kaartje overgelegd, waaruit blijkt dat het perceel Laan van de Mensenrechten 101 behoort tot de schil van de binnenstad. Gelet hierop en nu niet in geschil is dat slechts de coffeeshop van Power Flower buiten deze schil is gevestigd, slaagt het betoog niet.
8.
Verzoeksters hebben vervolgens betoogd dat er geen juiste toepassing is gegeven aan het zogenoemde aanvragerscriterium. Daartoe hebben zij aangevoerd dat er ook een aanvraag was ingediend voor een wiet-drive op een veel minder belastende locatie verderop aan de Arnhemseweg. Verzoeksters hebben gesteld dat er volgens verweerder geen tweede aanvraag zou zijn ingediend. Volgens verzoeksters is dit onjuist nu er op 4 maart 2013 door Ossewoud Makelaardij bij de gemeente een aanvraag voor een wiet-drive was ingediend.
9.
Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
In de door verweerder in mei 2011 vastgestelde aanvullende beleidsregels is opgenomen dat indien er meer aanvragen voor een gedoogverklaring zijn ingediend dan het beschikbare aantal gedoogverklaringen, en de aanvragen voldoen aan de geldende criteria voor een gedoogverklaring, de gedoogverklaring wordt toegewezen voor die aangevraagde gedooglocatie waar geen ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop valt te verwachten.
De voorzieningenrechter overweegt dat deze bepaling van de beleidsregels uitsluitend ertoe strekt om de toewijzing van een aanvraag voor een gedoogverklaring te reguleren. Verzoeksters zijn geen aanvraagsters van een gedoogverklaring en de beleidsregel strekt kennelijk niet tot bescherming van hun belangen. Daarom kan het betoog van verzoeksters, daargelaten of er sprake is van een andere aanvraag en of ter zake aan de geldende criteria wordt voldaan, ingevolge artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot de gevraagde voorlopige voorziening.
10.
Het betoog van verzoeksters ten slotte dat niet is gebleken dat er voor de toegang naar het pand een uitwegvergunning is verleend, faalt reeds omdat een dergelijke vergunning op grond van het bestemmingsplan niet is vereist.
Zaak 13/6239
11.
In de aanvullende beleidsregels van mei 2011 heeft verweerder onder meer de minimale loopafstand tussen de coffeeshop en een voorziening voor kwetsbare groepen en een onderwijsinstelling voor jongeren onder de 18 jaar gewijzigd van voorheen 300 meter in 350 meter.
12.
In het bestreden besluit van 2 september 2013 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat onder kwetsbare groepen in zijn beleid worden verstaan: instellingen voor verslaafden, dak- en thuislozenhuizen en crisisopvang voor jongeren. Ook vallen hier volgens verweerder gebruikers onder die ten gevolge van middelengebruik psychoses ontwikkelen. Gezien de doelstelling van het coffeeshopbeleid en wat normaal in het maatschappelijk verkeer onder kwetsbare groepen wordt verstaan, vallen een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang niet onder het begrip kwetsbare groepen, aldus verweerder.
13.
Verzoekster sub 2 heeft betoogd dat zij binnen het in verweerders beleid en de voornoemde aanvulling daarop vermelde afstandscriterium een buitenschoolse opvang exploiteert. Volgens verzoekster wordt van deze opvang ook gebruik gemaakt door kinderen tot een leeftijd van ongeveer 12 tot 14 jaar en zitten hierbij ook kinderen die al naar de middelbare school gaan. Verzoekster heeft gesteld dat een deel van de kinderen die gebruik maken van de buitenschoolse opvang van en naar de opvang gaat zonder begeleiding. Verzoekster is van mening dat, aangezien steeds meer kinderen van jonge leeftijd beginnen met blowen, de buitenschoolse opvang ten onrechte niet valt onder het door verweerder gehanteerde begrip kwetsbare groep.
14.
In de uitspraak van 19 september 2013 (AWB 13/5368) heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het begrip ‘kwetsbare groepen’ vol moet worden getoetst en dat, gelet op wat in het normale maatschappelijke verkeer onder kwetsbare groepen wordt verstaan, verweerder geen onjuiste invulling aan dit begrip heeft gegeven.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekster thans heeft betoogd geen aanleiding over de uitleg van het begrip ‘kwetsbare groepen’ anders te oordelen dan in de voornoemde uitspraak is gedaan. De aanwezigheid in de buitenschoolse opvang van, naar is gebleken, enige 13- of 14-jarigen, is onvoldoende om de buitenschoolse opvang in het verband van verweerders coffeeshopbeleid te scharen onder het begrip kwetsbare groep.
Het betoog faalt.
Conclusie
15.
Naar voorlopig oordeel is in hetgeen verzoeksters in beroep naar voren hebben gebracht geen grond te vinden voor het oordeel dat het bestreden besluit van 2 september 2013 niet in stand zal kunnen blijven. Bij afweging van de betrokken belangen bestaat er daarom geen aanleiding tot toewijzing van de verzochte schorsing van bestreden besluit, houdende de gedoogverklaring voor bepaalde tijd.
Ook anderszins bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
16.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.
17.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van Gijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Rosmalen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.