ECLI:NL:RBGEL:2013:4962

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
05/801047-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 21-jarige vrouw in een zaak van poging doodslag en openlijk geweld

Op 2 december 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 21-jarige vrouw, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en openlijk geweld tegen haar ex-zwager. De tenlastelegging betrof incidenten die zich op 22 juni 2013 in Westervoort hebben voorgedaan, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd haar ex-zwager met een mes te steken en openlijk geweld zou hebben gepleegd in vereniging met anderen. Tijdens de zitting op 18 november 2013 werd de verdachte bijgestaan door haar advocaat, mr. K.K. Hansen-Löve, en de officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, presenteerde het openbaar ministerie.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], en getuigen zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van [slachtoffer 1] over het steken summier waren en onvoldoende duidelijkheid boden over de omstandigheden van het incident. Bovendien gaven getuigen aan de verdachte niet met een mes te hebben gezien, en het technisch bewijs, namelijk het bloed op de hand van de verdachte, was niet overtuigend genoeg om haar schuld te bewijzen. De rechtbank oordeelde dat er te veel onzekerheden waren en dat de verdediging een plausibel alternatief scenario had gepresenteerd.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding afgewezen, omdat de gestelde schade niet rechtstreeks was toegebracht door enig bewezenverklaard feit. De rechtbank besloot ook dat de inbeslaggenomen kleding van de verdachte teruggegeven moest worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. M.M.L.A.T. Doll, met mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. C. van Linschoten als leden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/801047-13
Datum zitting : 18 november 2013
Datum uitspraak : 2 december 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. K.K. Hansen-Löve, advocaat te Amsterdam.
Officier van justitie : mr. A.M. Fellinger.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 juni 2013 te Westervoort ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp voorwerp
in/bij de borst, althans in het bovenlichaam heeft gestoken, althans geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 22 juni 2013 te Westervoort ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
met een mes, althans een scherp voorwerp in/bij de borst, althans in het
bovenlichaam heeft gestoken, althans geraakt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
zij op of omstreeks 22 juni 2013 te Westervoort opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]), met een mes, althans een scherp voorwerp, in de
borst, althans in het bovenlichaam heeft gestoken, althans geraakt, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; II zij op of omstreeks 22 juni 2013 te Westervoort met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of een personenauto met het kenteken[kenteken], welk geweld bestond uit meermalen, althans éénmaal, duwen en/of slaan en/of
stompen en/of trappen en/of schoppen;
II.
zij op of omstreeks 22 juni 2013 te Westervoort met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of een personenauto met het kenteken[kenteken], welk
geweld bestond uit meermalen, althans éénmaal, duwen en/of slaan en/of
stompen en/of trappen en/of schoppen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 18 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. K.K. Hansen-Löve, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer 1].
De officier van justitie, mr. A.M. Fellinger, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, poging doodslag van aangever [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]). Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 subisidiair ten laste gelegde feit, poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1], wettig en overtuigend bewezen kan worden. Vast staat dat [slachtoffer 1] is gestoken en dat verdachte bloed van [slachtoffer 1] op haar hand had. Verdachte had gelegenheid en heeft een voorstelbaar motief. Dat [slachtoffer 1] zichzelf heeft gestoken is onaannemelijk.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van feit 2 dient te worden vrijgesproken nu wel wettig, maar niet overtuigend bewezen kan worden dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken of enig geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]. Verdachte dient te worden vrijgesproken voor feit 1 en 2. Er is geen steekwapen gevonden. De belastende verklaring van [slachtoffer 1] wordt door geen enkele getuige ondersteund, terwijl er meerdere getuigen ter plaatse waren. Er is een bloedmatch, maar het bloed van [slachtoffer 1] kan ook op andere wijze op de hand van verdachte terecht zijn gekomen. Er ontbreken te veel schakels in het verhaal om tot een wettig en overtuigend bewijs te komen. Daarbij is een alternatief scenario mogelijk en heeft verdachte geen motief.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt zowel ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde tot vrijspraak.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij minstens 5 maal is gestoken door verdachte. De verklaring van [slachtoffer 1] over dit steken is echter vrij summier en geeft onvoldoende duidelijkheid ten aanzien van de vraag op welke wijze en op welk moment hij door verdachte zou zijn gestoken en waar hij zich precies in of bij de auto bevond op het moment van steken. Meerdere getuigen hebben voorts verklaard dat zij verdachte niet hebben gezien met een mes, of een vergelijkbaar scherp voorwerp. Uit de getuigenverklaringen blijkt ook niet dat iemand heeft gezien dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt of dat [slachtoffer 1] zich op enig moment daartegen verweerde, terwijl dat, gelet op de door [slachtoffer 1] omschreven gedragingen en het grote aantal omstanders dat daarbij stond en zijn zus die naast hem in de auto zat, wel in de lijn van de verwachting zou hebben gelegen. Ook het technisch bewijs, te weten het bloed op de hand van verdachte, waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer 1], geeft onvoldoende steun aan de verklaring van verdachte. Het gaat immers maar om een zeer geringe hoeveelheid bloed, terwijl verdachte ter plaatse contact heeft gehad met haar moeder, die naar eigen zeggen en de verklaring van [slachtoffer 1], met [slachtoffer 1] heeft gevochten en hem zou hebben gekrabd. Ook zij heeft bloed op haar hand gehad. Hoewel dit bloed niet is onderzocht, is het aannemelijk dat dit bloed van [slachtoffer 1] afkomstig kan zijn. Het is daarmee niet onaannemelijk dat het bloed via haar op de hand van verdachte is overgedragen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft gestoken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan enig geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] of de auto van [slachtoffer 2].
ConclusieDe rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en feit 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.Beslag

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen kleding van verdachte terug te geven aan verdachte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de inbeslaggenomen kleding van verdachte, voor zover nog aanwezig, teruggegeven dienen te worden aan verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de kleding van verdachte, dienen teruggegeven te worden aan verdachte.
5. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.778,39.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering omdat de gestelde schade niet rechtstreeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.

6.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder
1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten kleding, aan de veroordeelde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
2 december 2013.