ECLI:NL:RBGEL:2013:5146

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
05/740110-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Gerbranda
  • J. de Bie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon in Apeldoorn

Op 4 december 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 28 op 29 juni 2013 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in ernstig letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast moet de verdachte het slachtoffer een schadevergoeding van € 500,- betalen voor immateriële schade. De rechtbank heeft overwogen dat het geweld dat door de verdachte en zijn medeverdachten is gepleegd, als zeer ernstig moet worden aangemerkt, en dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen, omdat er geen bewijs was voor de stelling dat het slachtoffer de agressor was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en emotionele onrijpheid, maar heeft geoordeeld dat dit niet afdoet aan de ernst van het gepleegde geweld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: 05/740110-13
Uitspraak d.d. 4 december 2013
Tegenspraak / dip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1996],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
raadsvrouw: mr. M.J.G. Jolink, advocaat te Harderwijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 juni 2013 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Hoofdstraat en/of Caterplein en/of Korenstraat en/of Deventerstraat, in elk geval op of aan een of meer openbare wegen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht die [slachtoffer] in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd en/of in diens zij en/of in diens rug(streek) en/of in diens maag(streek) en/of tegen diens
be(e)n(en) en/of elders op/tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen en/of die [slachtoffer] met zodanige kracht tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen dat deze hard (voorover) ten val is gekomen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 juni 2013 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht in diens gezicht en/of tegen diens hoofd heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of deze met zodanige kracht in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd en/of
elders op/tegen diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of geduwd dat deze hard (voorover) ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 29 juni 2013 omstreeks 03.40 uur kreeg de meldkamer Oost-Nederland een melding dat in de Hoofdstraat in Apeldoorn, ter hoogte van de winkel Le Ballon (Hoofdstraat 118) een man met een bebloed gezicht op de grond lag. Verbalisanten zagen ter plaatse een man, naar later bleek [slachtoffer], op de grond zitten. [slachtoffer] werd door de ambulancedienst meegenomen naar het Gelre Ziekenhuis in Apeldoorn. Diezelfde dag heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Op 7 augustus 2013 werd verdachte voor de eerste keer aangehouden en in verzekering gesteld. Op 12 augustus 2013 werd verdachte in vrijheid gesteld. Vervolgens werd verdachte op basis van nieuw bekend geworden feiten in het onderzoek op 20 augustus 2013 voor de tweede keer aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en subsidiair vrijspraak bepleit van het medeplegen. Er is geen sprake geweest van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Er was geen intensieve samenwerking en er is vooraf ook niet overlegd. Ten slotte heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op noodweer en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 29 juni 2013 omstreeks 03:40 uur kregen verbalisanten opdracht van de meldkamer Oost-Nederland om naar de Hoofdstraat n Apeldoorn te gaan, ter hoogte van Le Ballon en Witteveen, omdat er een man met een bebloed hoofd op de grond zou liggen. Ter plaatse zagen verbalisanten een man, naar later bleek [slachtoffer], op de grond zitten. Het gezicht van het slachtoffer zat onder het bloed. Het slachtoffer gaf aan niet meer te weten wat er was gebeurd. Hij was in café Humphrey geweest en was onderweg naar huis. De fiets van het slachtoffer stond op ongeveer tien meter afstand van de plek waar het slachtoffer was aangetroffen. Verbalisanten zagen dat het linkeroog van het slachtoffer blauw en opgezwollen was en er een deuk tussen de wenkbrauwen zat. [2] Een van de verbalisanten heeft aangegeven dat [slachtoffer] heeft verklaard dat hij drie jongens inhaalde en dat hij vervolgens een klap voelde. [3]
Op 29 juni 2013 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij vrijdagavond
28 juni 2013 zijn fiets in de bewaakte fietsenstalling in het centrum van Apeldoorn had gestald. Omstreeks 03:00 uur is hij op de fiets naar een snackbar op het Caterplein in Apeldoorn gefietst. Daarna wilde hij via het Caterplein over de Hoofdstraat richting het station fietsen. Toen hij richting de Hoofdstraat fietste, heeft hij drie jongens op de fiets ingehaald. Hij heeft deze jongens niet aangesproken. Hij heeft met niemand ruzie gehad. Wat er daarna is gebeurd, kan hij zich niet meer herinneren. [4]
Uit het dossier blijkt verder dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] meerdere verklaringen bij de politie hebben afgelegd. Zij zijn eerst als getuigen gehoord en daarna als verdachten. Daarbij hebben zij wisselende verklaringen afgelegd, ieder voor zich maar ook onderling vergeleken. Uiteindelijk hebben verdachte en zijn medeverdachten toegegeven ter plaatse te zijn geweest, maar hebben zij een andere lezing van de toedracht. De kern van hun uiteindelijke verklaringen is dat aangever de agressor was en dat zij zich hebben verdedigd tegen het geweld van aangever.
Behalve aangever, die volgens zijn verklaring een beperkte herinnering aan de gebeurtenissen heeft, en verdachte en zijn medeverdachten, zijn er geen directe ooggetuigen (mensen die de gebeurtenissen zelf hebben gezien). Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer] met een bebloed gezicht alleen is aangetroffen op de grond in het centrum van Apeldoorn. Bij het aantreffen van [slachtoffer] heeft niemand zich gemeld die mogelijk betrokken was bij het incident. [slachtoffer] werd derhalve alleen en gewond achtergelaten. [5]
De rechtbank zal derhalve eerst de andere onderzoeksresultaten beoordelen. Daarbij spelen de camerabeelden, de telefoontaps, het bij aangever vastgestelde letsel en de door verdachte en zijn medeverdachten (bij de politie) afgelegde verklaringen een belangrijke rol.
De toedracht
- De tijd
Door de politie is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van camerabeelden kort voor, tijdens en na het incident. [6]
Uit beelden van een camera bevestigd aan de Museumpassage blijkt dat [slachtoffer] om 03:34:45 uur naar de ingang van de fietsenstalling loopt. Vervolgens fietst [slachtoffer] weg in de richting van de Nieuwstraat. Omstreeks 03:35:09 uur verdwijnt hij uit beeld.
Uit de beelden van een camera gemonteerd aan de Hoofdstraat met een overzicht van de Paslaan aan de linkerzijde en de Hoofdstraat aan de rechterzijde blijkt dat om 03:35:57 uur drie personen aanstalten maken om weg te fietsen. Om 03:36:12 verdwijnen de drie personen uit beeld, fietsend in de richting van de Hoofdstraat in de richting van het station. Omstreeks 03:37:15 uur fietst een persoon komende uit de richting van de Paslaan de Hoofdstraat op. [7]
Er zijn door de politie ook camerabeelden opgevraagd van een camera van de winkel [naam winkel], gevestigd aan de [adres 2] te Apeldoorn. Deze winkel bevindt zich volgens de politie globaal 33 meter van de plaats waar [slachtoffer] de bewuste nacht werd aangetroffen. Uit die camerabeelden blijkt dat om 03:47:14 [slachtoffer] op de fiets voorbijkomt. Hij komt uit de richting van de Paslaan en fietst in de richting van de Deventerstraat. [slachtoffer] lijkt flink door te fietsen, aldus de politie. Om 03:47:18 uur is te zien hoe drie personen voorbij komen fietsen. Zij komen uit dezelfde richting als [slachtoffer] en gaan ook in dezelfde richting als [slachtoffer] verder. De snelheid waarmee deze personen fietsen lijkt aanmerkelijk lager te liggen dan de snelheid van [slachtoffer]. Om 03:48:43 uur komen twee personen voorbijfietsen. Zij komen uit de richting van de Paslaan en fietsen in normaal tempo door in de richting van de Deventerstraat. [8] Uit onderzoek blijkt dat de camera van [naam winkel] elf minuten en tien seconden voorloopt op de werkelijke tijd. [9]
Uit het proces-verbaal over de camerabeelden van [naam winkel] blijkt dat aangever op korte afstand van de plaats delict (33 meter) een voorsprong van 4 seconden heeft op de groep van 3 fietsers, waarvan uit het dossier blijkt dat het verdachte en zijn medeverdachten betreft. De laatsten hebben op dat moment een voorsprong van 1 minuut en 25 seconden op de twee volgende fietsers, waarvan uit het dossier volgt dat het gaat om getuigen Bijsterbosch en Verboom. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gebeurtenissen zich derhalve in minder dan anderhalve minuut hebben afgespeeld, omdat de getuigen Bijsterbosch en Verboom verklaard hebben dat zij niemand meer zagen toen zij aangever gewond aantroffen [10] .
- Het letsel
Uit de geneeskundige verklaring van 17 juli 2013 blijkt dat [slachtoffer] een indeuking/breuk voorhoofdsholte had. Tevens was er een neusbreuk en een oogkasbreuk. Er waren meerdere afgebroken stukken van de voortanden. Er zou een operatie plaatsvinden voor het vastzetten van de voorhoofdsholte, de oogkas via een incisie op het achterhoofd en het vervolgens afschuiven van de voorhoofdshuid tot over de oogkassen. Vervolgens het vastzetten met titaniumplaten en terugzetten van de neusbreuk. De duur van de genezing werd geschat op zes weken tot negen maanden.
Uit het letselrapport van de GGD, Noord- en Oost Gelderland van 30 juni 2013 (met aanvullingen d.d. 30 september 2013) blijkt dat er geen letsel is opgegeven bij hals, romp, armen en benen. Wel letsel van het hoofd. De oogleden zijn beiderzijds zowel boven als onder fors gezwollen, ogen zijn enkele millimeters open. In de neusgaten zijn resten oude bloedvaatjes. De neus is fors gezwollen, er lijkt enige scheefstand naar de linkerzijde. Op de neusrug en daarboven is oud bloed aanwezig, enkele, streepvormige letsels, deels onderbreking van de huid, deels blauw-rode verkleuring, met name boven het linker oog is een patroon zichtbaar. De kin heeft een rode verkleuring met mogelijk iets zwelling. Onder rechter oor en op oorlel enkele blauw-rode verkleurde streepvormige en puntvormige letsels. Naast het linker oor is een kleine streepvormige onderbreking van de huid te zien. Boven op het hoofd zijn kleine deels streepvormige, parallel verlopende, deels puntvormige, blauw-rood verkleurde letsels, kleine onderbrekingen van de huid. Er was sprake van een inwendig trauma in het hoofd en fracturen van de beenderen van het hoofd. Een hersenschudding lijkt gezien de aard van de letsels waarschijnlijk.
In het letselrapport is verder vermeld dat het geconstateerde letsel kan passen bij de toedracht die gesuggereerd wordt door de partner van [slachtoffer], namelijk toegebracht door stomp trauma in het gelaat, bijvoorbeeld met een schoen. Er is een forse impact geweest door contact met een stomp, redelijk plat voorwerp, mogelijk met een profiel. Eenmalig contact met een stomp voorwerp lijkt meest waarschijnlijk, meerdere impacten zijn niet uitgesloten. Gezien de aard van het letsel is het minder waarschijnlijk dat het letsel is veroorzaakt door contact met eigen onderarm/elleboog (met kracht in beweging gezet door andere persoon). Daarbij zou de kracht op deze onderarm aanzienlijk moeten zijn geweest, het is vreemd dat [slachtoffer] geen pijn/letsel aangeeft aan deze arm. Op 30 juni 2013 werd [slachtoffer] van het Gelre Ziekenhuis in Apeldoorn overgeplaatst naar het UMC in Utrecht voor een operatie. [11]
Op grond van vorenstaande medische informatie komt de rechtbank tot de conclusie dat aangever ernstig gewond op straat is achtergebleven. Het gaat bovendien om letsel dat als zeer zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij enkele dagen na het incident last heeft gehad van een opgezette hand vanwege een klap die hij [slachtoffer] heeft gegeven. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij een blessure aan zijn voet heeft overgehouden door het geven van een trap tegen een been van [slachtoffer]. [13]
Van ander letsel bij verdachte en diens medeverdachten is de rechtbank niet gebleken.
- De telefoontaps / uitlezen telefoon
Er is onderzoek verricht naar de telecommunicatie op de telefoonlijnen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Uit tapgesprekken blijkt het volgende. Nummer 395 is medeverdachte [medeverdachte 2]. Nummer 385 is verdachte en nummer 449 is medeverdachte [medeverdachte 1] [14] .
Uit het opgenomen tapgesprek tussen beller NNman395 en gebelde blijkt het volgende. Op 24 juli 2013 om 00:41:11 uur:

NN-man395 belt uit met NN-man.
NN-man vraagt of hij [medeverdachte 1] aan de telefoon mag. Hierna wordt [medeverdachte 1] geroepen.
op de achtergrond roept iemand "[medeverdachte 2]", kennelijk om te verduidelijken dat
[medeverdachte 2] aan de telefoon is. op de achtergrond roept iemand "nergens over
praten' .
vervolgens wordt hieronder letterlijk weergegeven:
NN-man: Joh.
NN-man395: He [verdachte]. Hoe heet dat? Jij bent toch ook al geweest?
[verdachte]: He ?
NN-man395: "Jij bent toch al geweest voor eh dinge?
[verdachte]: Ja.
NN-man395: moest je een route tekenen?
[verdachte]: wat ze~ je ? Ja.
NN395: ben Je via Mango gegaan of .... onverstaanbaar.
[verdachte]: ja, ja ja.
NN395: Ben je via Mango gegaan?
[verdachte]: ja.
NN395: of via Hangar, dat stukje?
[verdachte]: Nee, Mango.
NN395: Mango en dan dinge .... (onverstaanbaar) ?
[verdachte]: praat, praat niet over de telefoon jonge.
NN395: Jonge, dat kenne ze niet hacken, Jonge.
Dan: Hmm?
NN395: dat kunnen ze niet .. (onverstaanbaar) volgen.
[verdachte]: Neeeh, ik heb, ik heb via via Appie zijn we toen gegaan toch?
NN395: ja.
[verdachte]: Appie, Marktplein over ...
NN395: Marktplein ..
[verdachte]: langs Mango. En toen zijn we linksaf gegaan waar die auto's alleen maar
van een kant af konden.
NN395: ja, ja, ja.
[verdachte]: en toen daar naar rechts het fietspad op. Over die brug en dan langs het
kanaal naar huis.
NN395: langs kanaal, oh ja, ik weet het al.
[verdachte]: ja maar .....
NN395: Quinty.
[verdachte]: Wat?
NN395: Quinty's Crew toch?
[verdachte]: wat zeg je ?
NN395: Quinty s Crew.
[verdachte]: ik kan je niet verstaan joh.
NN395: Quinty's crew, daar, dat die, voorlangs ... toch?
Dan: eeh, ik weet niet, ik kon alleen maar tekenen tot aan eeh, waar we, waar we links gingen.
NN395: ooh, oke, nee, dan is het goed man.
[verdachte]: Ja ?
NN395: ja. oke, is cool.
[verdachte]: oke.
NN395: kalm.
[verdachte]: jeuh.” [15]
Op 24 juli 2013 om 15:00:03 uur belt NNman395 met NNMan981. Uit dit gesprek blijkt het volgende:

nnman1: Kankerhonden, ze vragen godverdomme vier keer hetzelfde joh, op een
andere manier. Ik zeg de hele tijd, dat zeg ik net net als met [verdachte].
Kankerirritant jonge.
nnman2: Klopt.
nnman1: (…)
Kankerirritant jonge, dat gedrag van hun.
(..)
De hele tijd kankerirritant doorvragen alsof ik kankerverdachte wordt, opkankeren man, ik werd helemaal gek daar.
(..)
Kankerirritant jonge, doen ze
net alsof ze mij te pakken hebben ofzo, opkankeren.” [16]
Op 27 juli 2013 om 22:24:43 uur belt NN-man449 met NN-man395. Uit het gesprek blijkt het volgende:

395: Die eh, hoe heet dat, zaak is stopgezet, man. Want ze hebben te weinig
bewijs.
449: hoe weet je dat?
395: eh, ik heb eh gechat. Ik ging kijken voor die [betrokkene 1] toch, van die ogen incident toch ?
449: ja.
395: daar stond opeens zo'n eh, een website met eh, ik ... (onverstaanbaar) of zo.
449: ja
395: Maar ik ging opzoeken, kwam ik opeens op de site. Maar daar stond zijn verhaal ook op maar ook alle ... (onverstaanbaar) topic van 25 mei ... 26 mei. 25 mei was het eh van de zaak van mishandeling stopgezet. Ik dacht fuck ... . 38-jarige man in elkaar geslagen bij de Korenstraat. Dat is waar wij hem in elkaar hebben geslagen.
449: ja.
(…)
En eh, maar nu is het alleen wachten op kijken wat [betrokkene 2] (fon )zegt, toch?
449: hmmm, beter, beter.
395: maar eh, de zaak wordt gewoon stopgezet maar ik bedoel ze hebben te weinig bewijs en als ze veel (fon) bewijs, dan wordt het nog wel herhaald maar dat denk ik niet, want ja, jongen, die vent was ook dronken en die trap van mij, dat was gewoon een knock-out trap en hij weet gewoon helemaal niks meer.
(..)
395: Jaah, ik weet niet, van [betrokkene 2] weet ik eigenlijk niet, maar ik bedoel, als ze zegt: ja, dat zijn [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] en [verdachte], ja, dan komen we toch weer ... (onverstaanbaar), waar waren we dan? Ik bedoel, ze hebben ons op de camera zien staan bij de Kijkshop.
449: ja precies.
395: DUS daar gewoon.
449: das ook de enige die ze hebben.
(…)
395: nee, maar dat maakt niet zoveel uit, ik bedoel als ze een naam (fon) krijgen. Ik bedoel ik blijf gewoon bij mijn hele verhaal want hoe erger je in je verhaal gelooft. Ik bedoel ik geloof heel erg in mijn verhaal omdat ik elke keer met jullie zit te praten en ik [betrokkene 3] (fon) sms'st (fon) me ook wel en belt me ook van ja, ik heb weer nieuw nieuws en zo en hij begint elke keer dit en dat te zeggen.
449: ja
395: En 'dan weet je ook niet meer anders. Ik bedoel ik weet wel wat er was gebeurd maar elke keer wordt het wel anders. En toch, je moet wat anders bedenken dit en dat.
449: hmmmm.
395: nou elke keer dacht van, ik geloof toch dat ik het in een keer dat kan en toen geloofde ik gewoon zelf dat ik gewoon zelf niks had gedaan toch?
449: ja precies
395: als je dat gelooft kom je nog wel geloofwaardig over.
(..)
395: Ja, ik bedoel als een volgende keer dit weer gebeurt, ik zou zeggen van eh, ja de vorige keer met die gozer dan, ah als dat nog weer eens met ... (onverstaanbaar) dan zou ik gewoon zeggen van tegen die vent ja, laat het gewoon zitten weet je.
449: ja precies
395: ... (onverstaanbaar) gewoon geen zin om te vechten en als je dan nog, ik bedoel, ik bedoel als hij dan toch .... (onverstaanbaar) oke, dan zal ik hem nog wel slaan weet je. Gewoon gelijk boem, weet ik veel wat. Maar ik bedoel, wat vorige keer ging eigenlijk om niks maar. omdat ik toen sowiezo al frustraties had en zo weet ik nog(fon)
449: ja ja ja.” [17]
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt van een berichtenuitwisseling (Whatsappberichten) tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte op 29 juni 2013.
“[medeverdachte 2] kk mooi werk
[verdachte] ik kan niet meer lopen gekik heb kanker pijn[medeverdachte 2] heb je een bult op je poot
[verdachte] ja” [18]
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het vorenstaande naar voren dat tussen verdachten gesproken wordt over geweld dat door verdachte en zijn medeverdachten is gebruikt tegen het slachtoffer
(“Dat is waar wij hem in elkaar hebben geslagen”, “ze hebben te weinig bewijs” en “die trap van mij, dat was gewoon een knock-out trap”, “kk mooi werk”). Verder blijkt daaruit dat verdachten afspraken hebben gemaakt over de af te leggen verklaringen.
- Verdachtenverklaringen over het geweld
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 14 augustus 2013 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij zag dat [slachtoffer] op [verdachte] afliep en [verdachte] wilde slaan. [medeverdachte 2] liep naar de man toe en gaf hem een klap met zijn rechtervuist. De man gleed uit en viel vervolgens op de grond tussen het bankje en een prullenbak. Toen [slachtoffer] daar lag, gaf [medeverdachte 2] hem met zijn linkerbeen met kracht een trap tegen zijn rechter bovenarm/schouder. Hij zag dat [slachtoffer] zijn armen omhoog deed, terwijl [slachtoffer] op de grond lag en [medeverdachte 2] hoorde [slachtoffer] snurken, nadat hij die trap had gegeven.
Op 19 augustus 2013 heeft [medeverdachte 2] bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij [slachtoffer] met zijn linker vuist met kracht een klap in het gezicht heeft gegeven. [slachtoffer] viel op een gegeven moment achterover en tijdens de val zag [medeverdachte 2] dat [slachtoffer] met zijn rechterhand een klap wilde opvangen, maar daarbij met zijn rechterhand het bankje raakte. [slachtoffer] viel met de rechterkant van zijn hoofd tegen het bankje. Hij viel verder achterover op de grond en [medeverdachte 2] hoorde een doffe knal. [slachtoffer] wilde omhoog komen. Hij kwam met zijn bovenlichaam omhoog waarbij hij zich op de grond afzette met zijn beide handen. [medeverdachte 2] liep op [slachtoffer] af en gaf hem met zijn linkerbeen met kracht een trap. Het zou kunnen dat de trap ook zijn gezicht raakte. [medeverdachte 2] weet in ieder geval wel dat [slachtoffer] na de trap als een lappenpop met zijn armen bewoog en direct knock-out ging. [medeverdachte 2] hoorde ook dat [slachtoffer] direct daarna snurkte en had direct voordat hij de trap gaf, geen zichtbare verwondingen in het gezicht van [slachtoffer] gezien buiten een bebloede lip. Direct na de knock-out trap is [medeverdachte 2] naar zijn fiets gerend en naar huis gefietst. Hij had nog tegen verdachte en [verdachte] geschreeuwd: “Kom, kom jongens, we gaan.” en zij gingen gelijk mee.
[medeverdachte 2] had enkele dagen na het incident last gehad van een opgezette rechter hand.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 19 augustus 2013 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij was uitgegleden op straat. [slachtoffer] kwam op hem af. [medeverdachte 1] denkt dat het [verdachte] was die [slachtoffer] met twee handen van hem wegduwde. [medeverdachte 1] stond op en sloeg met zijn rechter vuist in het gezicht van [slachtoffer]. [slachtoffer] viel toen op de grond. Hij probeerde op te staan door te steunen op zijn handen en knieën. Op het moment dat [slachtoffer] op zijn handen en knieën zat, sloeg [medeverdachte 1] hem tweemaal met zijn rechtervuist in zijn zij. Volgens [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] de man met de vuisten geslagen toen de man op handen en knieën zat en wilde [medeverdachte 2] de man ook een trap geven. [medeverdachte 1] zag dat de man bleef liggen. [19]
Verdachte heeft op 23 augustus 2013 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij [slachtoffer] met twee handen in zijn rug of zijn rechter zij heeft geduwd. Hij heeft een trappende beweging gemaakt met zijn rechterbeen in de richting van [slachtoffer]. Hij zag dat [slachtoffer] de trap afweerde door zijn knie omhoog te brengen. Daardoor heeft verdachte een blessure aan zijn voet opgelopen. Verdachte heeft nog een slaande beweging in de richting van [slachtoffer] gemaakt. Daarna wilde verdachte hem nog een hoek geven met rechts. Medeverdachte [medeverdachte 1] gaf [slachtoffer] een hoek met rechts in het gezicht, waardoor [slachtoffer] naar de grond ging. [20] Toen de man zich wilde opdrukken, gaf medeverdachte [medeverdachte 2] [slachtoffer] een trap in het bovenste deel van het gezicht waardoor de man knock-out ging.
- Conclusie omtrent toedracht
Gelet op het vorenstaande zelfstandig en in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat er iets moet zijn gebeurd tussen aangever en verdachte en zijn medeverdachten dat leidde tot een treffen dat minder dan anderhalve minuut moet hebben geduurd en dat er mee eindigde dat aangever ernstig gewond op straat is achtergebleven. Mede gelet op de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten staat vast dat zij alle drie - samen en in vereniging - geweld hebben gebruikt tegen aangever die alleen was. Dat geweld bestond uit schoppen en slaan (met de vuisten) en moet fors zijn geweest gezien het bij aangever vastgestelde letsel.
Het aandeel van medeverdachte [medeverdachte 2] in het geweld bestond uit het geven van een vuistslag in het gezicht van aangever en het schoppen van aangever in diens gezicht terwijl deze op de grond lag danwel bezig was overeind te komen. Dit volgt uit de verklaring van medeverdachte [verdachte] en wordt ondersteund door de letselrapportage.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangever meerdere vuistslagen gegeven, een tegen het gezicht waardoor aangever viel en twee in de zij toen aangever op de grond lag. Verdachte heeft aangever geduwd en getrapt.
Verdachten hebben niet of nauwelijks letsel. Uit voormelde telefoontaps (onder meer passages: “Dat is waar wij hem in elkaar hebben geslagen”, “ze hebben te weinig bewijs” ; “die vent was ook dronken en die trap van mij, dat was gewoon een knock-out trap en hij weet gewoon helemaal niks meer”) en het Whatsappbericht blijkt eveneens dat verdachte en zijn medeverdachten de plegers zijn van het geweld jegens aangever.
Alternatief scenario verdachte en medeverdachten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben over de aanleiding en de toedracht een scenario geschetst, dat er op neerkomt dat aangever de agressor was en dat zij zich slechts hebben verdedigd.
Kort samengevat houdt het relaas van verdachte en zijn medeverdachten in dat [slachtoffer] hen op de fiets heeft ingehaald en hij verdachte toen een klap op diens achterhoofd heeft gegeven. [verdachte] heeft, anders dan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], nog verklaard dat [slachtoffer] racistische opmerkingen heeft gemaakt. Volgens verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] vervolgens de fiets neergezet en is hij dreigend op de jongens afgekomen. Ter verdediging heeft [verdachte] hem een duw en een schop gegeven en heeft [medeverdachte 1] hem in de zij geslagen. [slachtoffer] heeft de confrontatie gezocht en zij hebben zich (en elkaar) tegen hem verdedigd, aldus [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte.
De rechtbank overweegt dat voor dit scenario, anders dan in de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, geen enkel aanknopingspunt is te vinden in het dossier. Uit het dossier blijkt dat verdachten lange tijd hun betrokkenheid bij danwel aandeel in het incident hebben ontkend. Zij hebben de tijd en de gelegenheid gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Dat er onderling is gesproken over deze zaak blijkt ook uit de voormelde tapgesprekken en voormeld Whatsappbericht. [medeverdachte 2] spreekt zelfs van het in elkaar slaan van het slachtoffer en dat hij het slachtoffer een knock-out trap heeft gegeven. Uit geen van die gesprekken/berichten komt het beeld naar voren van jongens die door een man zijn aangevallen en/of bedreigd waarna zij niet anders konden dan geweld gebruiken om zich te verdedigen of weg te komen. [medeverdachte 1] heeft bovendien verklaard dat zij onderling hadden afgesproken een verhaaltje te vertellen, om er vanaf te komen.
Naast de opstelling van verdachte en de medeverdachten weegt de rechtbank mee de omstandigheid dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nauwelijks tot geen letsel hebben opgelopen tijdens de confrontatie met het slachtoffer. Verdachte heeft een bult op de voet, maar dit is veroorzaakt door de schop die hij aangever tegen het been heeft gegeven, toen aangever nog stond.
Uit de hiervoor weergegeven camerabeelden, 33 meter van de plaats delict, blijkt voorts dat [slachtoffer] voorop fietst in een snel tempo en dat verdachten er in een langzamer tempo achteraan fietsen. Over de volgorde van inhalen en het beweerdelijk geven van een klap door [slachtoffer], zoals door [medeverdachte 1] is geschetst, is in de beschikbare camerabeelden geen steun te vinden. Het gaat ook om punten waarover door verdachte en zijn medeverdachten uiteenlopend is verklaard (voor of na de kruising, stoppen voor of ook na de klap in de nek van verdachte, al dan niet zonder iets terug te zeggen doorfietsen van verdachte en medeverdachten, al dan niet tussen verdachte en zijn medeverdachten doorfietsen). Opvallend is bovendien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet hebben verklaard over discriminerende opmerkingen die aangever volgens verdachte zou hebben gemaakt. Deze verschillen maken de verklaringen omtrent de alternatieve toedracht te minder aannemelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het door [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte geschetste scenario niet aannemelijk is geworden.
Juridische betekenis van het gebruikte geweld
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals primair ten laste gelegd.
Voor zover de raadsvrouw heeft beoogd te betogen dat verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld en dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 2 juli 2013, NJ 2013, 407 waarin ten aanzien van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht het volgende is overwogen.
”Blijkens de wetsgeschiedenis, zoals weergegeven in HR 11 november 2003, LJN AL6209, is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt.”
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet onbetuigd gelaten in de confrontatie. Hij heeft [slachtoffer] geduwd en getrapt. Verdachte heeft niets gedaan - mondeling of handelend - om de ontstane geweldssituatie op te heffen, noch heeft hij op enige andere wijze laten blijken dat hij zich distantieerde van het door de medeverdachten gepleegde geweld. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat de verdachte, door [slachtoffer] aan te vallen en met de vechtpartij te beginnen en het vervolgens gepleegde geweld niet te beletten, zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen jegens [slachtoffer]. Het verweer dienaangaande wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de nacht van 28 op 29 juni 2013 te Apeldoorn met anderen, op of aan de openbare weg, Hoofdstraat openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht die [slachtoffer] in diens gezicht en tegen diens hoofd en in diens zij en in diens maag(streek) en tegen diens
been slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen en/of die [slachtoffer] met zodanige kracht tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen dat deze hard ten val is gekomen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van het feit en de verdachte
- Bespreking van het beroep op noodweer
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op noodweer en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Verdachte heeft [slachtoffer] geduwd ter verdediging van medeverdachte [medeverdachte 1]. [slachtoffer] wilde verdachte slaan en toen heeft verdachte getrapt om dit voorkomen.
Volgens de officier van justitie is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Er is sprake van noodweer als het feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk gevaar voor zo een aanranding. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Voor het scenario van verdachte, dat er op neerkomt dat aangever de agressor was, zijn zoals hiervoor reeds overwogen, geen aanknopingspunten te vinden in het dossier. Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen omtrent de toedracht dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Het beroep van verdachte op noodweer dan wel noodweerexces kan derhalve niet slagen zodat het wordt verworpen.
- Persoonsrapportage
Over verdachte is gerapporteerd door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog. In het rapport van 2 oktober 2013 wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd.
Bij betrokkene is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Wel is er sprake van een onrijpe emotionele ontwikkeling, waardoor hij moeilijk uiting kan geven aan hetgeen hem dwarsligt. Hij is geneigd om zich aan zijn omgeving aan te passen. Zijn copingvaardigheden in probleemsituaties zijn hierdoor beperkt. Ten tijde van het tenlastegelegde was hiervan sprake.
Betrokkene wordt in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van gewelddadig handelen, zoals bij het tenlastegelegde, in te zien. Hij wordt in staat geacht zijn wil conform dat besef te bepalen. Geadviseerd wordt betrokkene volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de psycholoog over en komt, gezien de persoonlijkheidsproblematiek en de context waarin het bewezen verklaarde feit is gepleegd, tot het oordeel dat verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde feit volledig toerekeningsvatbaar is.
Verdachte is derhalve strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Toepassing van het minderjarigenstrafrecht
In het rapport van de psycholoog wordt voorts geadviseerd om op grond van de emotionele onrijpheid van betrokkene niet het volwassenstrafrecht toe te passen.
De verdachte was ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde feit zeventien jaar. De rechtbank vindt – mede gelet op de inhoud van het over verdachte opgemaakte psychologisch rapport en het verhandelde te terechtzitting – grond recht te doen overeenkomstig de sanctiebepalingen voor minderjarigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaar, op te leggen met de bijzondere voorwaarden van toezicht door de jeugdreclassering en met de mogelijkheid voor de jeugdreclassering om hulpverlening voor de verdachte in te schakelen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een eventuele strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het geringe aandeel van verdachte bij het bewezenverklaarde feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten het blanco strafblad en het goede reclasseringscontact. De raadsvrouw heeft bepleit verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en een voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden van reclasseringscontact.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf, te weten openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. Verdachte heeft [slachtoffer] tegen het been geschopt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft slachtoffer [slachtoffer] meerdere malen geslagen, een vuistslag in het gezicht en twee vuistslagen in de maagstreek/zij gegeven. [slachtoffer] heeft door met name de trap van medeverdachte [medeverdachte 2], die het slachtoffer ook met de vuist in het gezicht heeft geslagen, zwaar letsel aan zijn hoofd opgelopen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Naast het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] hierbij heeft opgelopen, waarvan hij nog steeds last ondervindt, en de littekens waarmee hij achterblijft, leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarvan is ook hier sprake, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer]. Het gaat om een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachten [slachtoffer] alleen hebben achtergelaten terwijl [slachtoffer] gewond, knock-out, op straat lag. Daarnaast wordt het verdachte aangerekend dat hij lange tijd zijn betrokkenheid bij het incident heeft ontkend en dat hij en zijn medeverdachten onderling hebben afgesproken een verhaaltje te vertellen om er vanaf te komen. De rechtbank acht het bedenken van een dergelijk samenweefsel van verdichtsels om strafvervolging te voorkomen laakbaar.
Omtrent de onderlinge rol van de verdachten is de rechtbank van oordeel dat de medeverdachte [medeverdachte 2] een groter aandeel in de geweldshandelingen heeft gehad dan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft immers de schop in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegeven, waardoor [slachtoffer] het meest ernstige letsel heeft opgelopen met het verschil in aandeel zal de rechtbank bij de strafoplegging tevens rekening houden.
De rechtbank houdt verder rekening met het blanco strafblad van de verdachte.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het eerder vermelde rapport van [psycholoog], gz-psycholoog, en met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 november 2013.
Door de psycholoog is naar voren gebracht dat er een lage kans op recidive van soortgelijke en/of andersoortige strafbare feiten bestaat. Betrokkene staat op school en bij zijn familie niet bekend als een jongen die agressief gedrag laat zien. De indruk ontstaat dat het om een op zichzelf staand geweldsincident gaat. De psycholoog adviseert betrokkene een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat hij wordt begeleid door de jeugdreclassering en zich houdt aan de aanwijzingen die door de jeugdreclassering zullen worden gegeven. Daarnaast wordt gedacht aan een werkstraf. In verband met de geconstateerde emotionele onrijpheid van betrokkene, mede ten gevolge van de scheiding van zijn ouders, de hieruit voortvloeiende problemen met loyaliteit en de neiging om zich te veel aan te passen, waardoor hij zijn eigen gevoelens van ongenoegen en verdriet onvoldoende kenbaar kan maken, wordt betrokkene en zijn moeder geadviseerd hiervoor hulp te zoeken bij een GGZ-instelling.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Er is geen sprake van vaardigheidstekorten, noch sprake van risicofactoren op de domeinen gezin, vrije tijd, school/werk en/of relaties. Er wordt geen doorverwijzing naar jeugdzorg of andere hulpverlening geadviseerd.
Namens de reclassering is ter terechtzitting een toelichting verkregen van de deskundige [deskundige]. Hij heeft onder meer naar voren gebracht dat de contacten met verdachte goed verlopen. Verdachte communiceert goed met en hij is zeer zorgvuldig. Het gaat goed gaat met verdachte, maar reclassering wil verdachte nog een tijdje blijven volgen en de mogelijkheid openhouden voor eventuele hulpverlening voor verdachte.
Alles overwegende zal de rechtbank de verdachte overeenkomstig de eis van de officier van justitie een werkstraf opleggen voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van een (1) maand met een proeftijd van twee jaar. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld, een meldplicht en de bepaling dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte een ambulante behandeling zou moeten ondergaan, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.681,63 (€ 2.181,63 aan materiële schade en € 8.500,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat zij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw matiging van de vordering bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met de rol van het slachtoffer in deze zaak en de omstandigheid dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij niet meer zo veel last had van het letsel. De raadsvrouw heeft ten slotte aangevoerd dat bij de vaststelling van de hoofdelijkheid rekening dient te worden gehouden met de geringe rol van verdachte in deze zaak.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij door verdachte en zijn medeverdachten is geslagen en geschopt. Dit handelen heeft zoals hiervoor reeds is beschreven een grote impact op de benadeelde partij gehad zowel in fysieke als in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit het schadeonderbouwingsformulier en de schriftelijke slachtofferverklaring van de benadeelde partij. De rechtbank neemt in aanmerking dat de benadeelde partij door het handelen van medeverdachte [medeverdachte 2] een titaniumplaat in zijn hoofd heeft, een litteken heeft boven op zijn hoofd van oor tot oor en hij nog een operatie moet ondergaan. Ook ondervindt hij (tijdelijke) vermindering van zijn reuk- en smaakvermogen en kan hij niet langer “onbezorgd” van het uitgaansleven genieten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden. Ten aanzien van de hoogte van de vordering overweegt de rechtbank dat het forse letsel van [slachtoffer] in het bijzonder is veroorzaakt door de schop van medeverdachte [medeverdachte 2]. Derhalve zal het vorderingsbedrag voor wat betreft verdachte worden gematigd. De rechtbank acht een bedrag tot € 500,- aannemelijk geworden als vergoeding voor immateriële schade. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen. Zij zal dit bedrag hoofdelijk toewijzen en de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte is veroordeeld voor overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht en het ontstane letsel en de daaruit vloeiende kosten voor rekening van medeverdachte [medeverdachte 2] dienen te komen en niet voor verdachte.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2013. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet gelet op het procesdossier en de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit geen aanleiding rekening te houden met enige vorm van medeschuld van het slachtoffer zoals door verdachte aangevoerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77b, 77h, 77i, 7m, 77n, 77x, 77y, 77z , 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het
primairtenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van één (1) maand;
 bepaalt, dat de jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende
algemene-dan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich na afloop van zijn detentie op uitnodiging meldt bij de jeugdreclassering en zich blijft melden zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door de jeugdreclassering worden gegeven, ook als dit inhoudt dat veroordeelde een (ambulante) behandeling zou moeten ondergaan zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven door of namens de instelling/behandelaar;
 geeft de jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 een
werkstrafgedurende
honderd (100) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij[slachtoffer], van een bedrag van
€ 500,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal tien (10) dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, tevens kinderrechter, Gerbranda en De Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2013.
Mr. De Bie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620/2013085710, Regiopolitie Oost Nederland, team recherche Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2013 door [psycholoog], werkzaam bij team recherche Apeldoorn.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45-46.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2013, p. 53.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 31-32.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2013, p.45-46 , en proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2013, p. 53.
6.Stamproces-verbaal, p. 14.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 150-151.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 199-200.
9.Stamproces-verbaal, p. 15.
10.Processen-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1], p. 70 en [getuige 2], p. 103.
11.Letselrapportage van de GGD, Noord- en Oost Gelderland van [arts], arts M & G forensische geneeskunde van 30 juni 2013 (met aanvullingen 30 september 2013), p. 236-238.
12.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 284.
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 694.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 6 augustus 2013, p 229.
15.Tapgesprek, p. 221-222.
16.Tapgesprek, p. 222-223.
17.Tapgesprek, p. 224-227.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 234.
19.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 578-579.
20.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 694.