ECLI:NL:RBGEL:2013:5253

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
5 december 2013
Zaaknummer
05/861995-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Gerbranda
  • J. de Bie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon in Apeldoorn

Op 4 december 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. De zaak vond plaats in Zutphen en betreft een incident dat zich voordeed in de nacht van 28 op 29 juni 2013 in Apeldoorn. De verdachte werd vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor het meer subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, dat hierbij ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de betrokkenen, camerabeelden en letselrapportages. De verdachte en zijn medeverdachten ontkenden aanvankelijk hun betrokkenheid, maar er waren voldoende aanwijzingen dat zij gezamenlijk geweld hadden gebruikt. De rechtbank concludeerde dat het geweld dat door de verdachte en zijn medeverdachten was gebruikt, bestond uit slaan en schoppen, en dat dit geweld fors was geweest gezien het letsel van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan het slachtoffer van €500,-. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer alleen hebben achtergelaten terwijl hij gewond was, wat de ernst van het delict vergrootte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond het geweld dat was gepleegd onacceptabel en een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/861995-13
Uitspraak d.d. 4 december 2013
Tegenspraak / dip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring [adres 1].
raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 juni 2013 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht
- in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd heeft geschopt en/of geslagen en/of gestompt
en/of
- in diens zij en/of in diens rug(streek) en/of in diens maag(streek) heeft geslagen en/of
gestompt en/of geschopt en/of
- met zodanige kracht in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens
lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of geduwd dat deze hard
(voorover) ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 juni 2013 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (indeuking/breuk voorhoofdsholte en neusbreuk en oogkasbreuk, hersenschudding), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht in diens gezicht en/of tegen diens hoofd te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of deze met zodanige kracht in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd en/of elders op/tegen diens lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen
en/of te duwen dat deze hard (voorover) ten val is gekomen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de nacht van 28 op 29 juni 2013 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Hoofdstraat en/of Caterplein en/of Korenstraat en/of Deventerstraat, in elk geval op of aan een of meer openbare wegen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht die [slachtoffer] in diens gezicht en/of op/tegen diens hoofd en/of in diens zij en/of in diens rug(streek) en/of in diens maag(streek) en/of tegen diens
be(e)n(en) en/of elders op/tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen en/of die [slachtoffer] met zodanige kracht tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen dat deze hard (voorover) ten val is gekomen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op 29 juni 2013 omstreeks 03.40 uur kreeg de meldkamer Oost-Nederland een melding dat in de Hoofdstraat in Apeldoorn, ter hoogte van de winkel Le Ballon (Hoofdstraat 118) een man met een bebloed gezicht op de grond lag. Verbalisanten zagen ter plaatse een man, naar later bleek [slachtoffer], op de grond zitten. [slachtoffer] werd door de ambulancedienst meegenomen naar het Gelre Ziekenhuis in Apeldoorn. Diezelfde dag heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Op 12 augustus 2013 werd verdachte aangehouden en in verzekering gesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Er is geen sprake van voorwaardelijk opzet. Verdachte wilde het slachtoffer van zich afhouden en hij heeft hem tegen het hoofd geslagen vanuit een aanhoudende dreigende situatie die verdachte overkwam. De raadsman heeft in dit verband relevant geacht dat het slachtoffer in het dossier naar voren komt als een grote, stevige man. Verdachte heeft het slachtoffer geen trap gegeven en deze is hem niet aan te rekenen, omdat de trap aan het einde van de confrontatie werd gegeven en in het gevecht niet eerder zulk zwaar geweld was toegepast en die trap voor verdachte niet was te voorzien. De verdachte dient in ieder geval van het schoppen te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van het meer subsidiaire tenlastegelegde nietigheid van de dagvaarding bepleit.
De raadsman heeft subsidiair een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 29 juni 2013 omstreeks 03:40 uur kregen verbalisanten opdracht van de meldkamer Oost-Nederland om naar de Hoofdstraat n Apeldoorn te gaan, ter hoogte van Le Ballon en Witteveen, omdat er een man met een bebloed hoofd op de grond zou liggen. Ter plaatse zagen verbalisanten een man, naar later bleek [slachtoffer], op de grond zitten. Het gezicht van het slachtoffer zat onder het bloed. Het slachtoffer gaf aan niet meer te weten wat er was gebeurd. Hij was in café Humphrey geweest en was onderweg naar huis. De fiets van het slachtoffer stond op ongeveer tien meter afstand van de plek waar het slachtoffer was aangetroffen. Verbalisanten zagen dat het linkeroog van het slachtoffer blauw en opgezwollen was en er een deuk tussen de wenkbrauwen zat. [2] Een van de verbalisanten heeft aangegeven dat [slachtoffer] heeft verklaard dat hij drie jongens inhaalde en dat hij vervolgens een klap voelde. [3]
Op 29 juni 2013 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij vrijdagavond
28 juni 2013 zijn fiets in de bewaakte fietsenstalling in het centrum van Apeldoorn had gestald. Omstreeks 03:00 uur is hij op de fiets naar een snackbar op het Caterplein in Apeldoorn gefietst. Daarna wilde hij via het Caterplein over de Hoofdstraat richting het station fietsen. Toen hij richting de Hoofdstraat fietste, heeft hij drie jongens op de fiets ingehaald. Hij heeft deze jongens niet aangesproken. Hij heeft met niemand ruzie gehad. Wat er daarna is gebeurd, kan hij zich niet meer herinneren. [4]
Uit het dossier blijkt verder dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en[medeverdachte 2] meerdere verklaringen bij de politie hebben afgelegd. Zij zijn eerst als getuigen gehoord en daarna als verdachten. Daarbij hebben zij wisselende verklaringen afgelegd, ieder voor zich maar ook onderling vergeleken. Uiteindelijk hebben verdachte en zijn medeverdachten toegegeven ter plaatse te zijn geweest, maar hebben zij een andere lezing van de toedracht. De kern van hun uiteindelijke verklaringen is dat aangever de agressor was en dat zij zich hebben verdedigd tegen het geweld van aangever.
Behalve aangever, die volgens zijn verklaring een beperkte herinnering aan de gebeurtenissen heeft, en verdachte en zijn medeverdachten, zijn er geen directe ooggetuigen (mensen die de gebeurtenissen zelf hebben gezien). Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt dat [slachtoffer] met een bebloed gezicht alleen is aangetroffen op de grond in het centrum van Apeldoorn. Bij het aantreffen van [slachtoffer] heeft niemand zich gemeld die mogelijk betrokken was bij het incident. [slachtoffer] werd derhalve alleen en gewond achtergelaten. [5]
De rechtbank zal derhalve eerst de andere onderzoeksresultaten beoordelen. Daarbij spelen de camerabeelden, de telefoontaps, het bij aangever vastgestelde letsel en de door verdachte en zijn medeverdachten (bij de politie) afgelegde verklaringen een belangrijke rol.
De toedracht
- De tijd
Door de politie is onderzoek verricht naar de aanwezigheid van camerabeelden kort voor, tijdens en na het incident. [6]
Uit beelden van een camera bevestigd aan de Museumpassage blijkt dat [slachtoffer] om 03:34:45 uur naar de ingang van de fietsenstalling loopt. Vervolgens fietst [slachtoffer] weg in de richting van de Nieuwstraat. Omstreeks 03:35:09 uur verdwijnt hij uit beeld.
Uit de beelden van een camera gemonteerd aan de Hoofdstraat met een overzicht van de Paslaan aan de linkerzijde en de Hoofdstraat aan de rechterzijde blijkt dat om 03:35:57 uur drie personen aanstalten maken om weg te fietsen. Om 03:36:12 verdwijnen de drie personen uit beeld, fietsend in de richting van de Hoofdstraat in de richting van het station. Omstreeks 03:37:15 uur fietst een persoon komende uit de richting van de Paslaan de Hoofdstraat op. [7]
Er zijn door de politie ook camerabeelden opgevraagd van een camera van de winkel [naam winkel], gevestigd aan de[adres 2]. Deze winkel bevindt zich volgens de politie globaal 33 meter van de plaats waar [slachtoffer] de bewuste nacht werd aangetroffen. Uit die camerabeelden blijkt dat om 03:47:14 [slachtoffer] op de fiets voorbijkomt. Hij komt uit de richting van de Paslaan en fietst in de richting van de Deventerstraat. [slachtoffer] lijkt flink door te fietsen, aldus de politie. Om 03:47:18 uur is te zien hoe drie personen voorbij komen fietsen. Zij komen uit dezelfde richting als [slachtoffer] en gaan ook in dezelfde richting als [slachtoffer] verder. De snelheid waarmee deze personen fietsen lijkt aanmerkelijk lager te liggen dan de snelheid van [slachtoffer]. Om 03:48:43 uur komen twee personen voorbijfietsen. Zij komen uit de richting van de Paslaan en fietsen in normaal tempo door in de richting van de Deventerstraat. [8] Uit onderzoek blijkt dat de camera van [naam winkel] elf minuten en tien seconden voorloopt op de werkelijke tijd. [9]
Uit het proces-verbaal over de camerabeelden van [naam winkel] blijkt dat aangever op korte afstand van de plaats delict (33 meter) een voorsprong van 4 seconden heeft op de groep van 3 fietsers, waarvan uit het dossier blijkt dat het verdachte en zijn medeverdachten betreft. De laatsten hebben op dat moment een voorsprong van 1 minuut en 25 seconden op de twee volgende fietsers, waarvan uit het dossier volgt dat het gaat om getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de gebeurtenissen zich derhalve in minder dan anderhalve minuut hebben afgespeeld, omdat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaard hebben dat zij niemand meer zagen toen zij aangever gewond aantroffen [10] .
- Het letsel
Uit de geneeskundige verklaring van 17 juli 2013 blijkt dat [slachtoffer] een indeuking/breuk voorhoofdsholte had. Tevens was er een neusbreuk en een oogkasbreuk. Er waren meerdere afgebroken stukken van de voortanden. Er zou een operatie plaatsvinden voor het vastzetten van de voorhoofdsholte, de oogkas via een incisie op het achterhoofd en het vervolgens afschuiven van de voorhoofdshuid tot over de oogkassen. Vervolgens het vastzetten met titaniumplaten en terugzetten van de neusbreuk. De duur van de genezing werd geschat op zes weken tot negen maanden.
Uit het letselrapport van de GGD, Noord- en Oost Gelderland van 30 juni 2013 (met aanvullingen d.d. 30 september 2013) blijkt dat er geen letsel is opgegeven bij hals, romp, armen en benen. Wel letsel van het hoofd. De oogleden zijn beiderzijds zowel boven als onder fors gezwollen, ogen zijn enkele millimeters open. In de neusgaten zijn resten oude bloedvaatjes. De neus is fors gezwollen, er lijkt enige scheefstand naar de linkerzijde. Op de neusrug en daarboven is oud bloed aanwezig, enkele, streepvormige letsels, deels onderbreking van de huid, deels blauw-rode verkleuring, met name boven het linker oog is een patroon zichtbaar. De kin heeft een rode verkleuring met mogelijk iets zwelling. Onder rechter oor en op oorlel enkele blauw-rode verkleurde streepvormige en puntvormige letsels. Naast het linker oor is een kleine streepvormige onderbreking van de huid te zien. Boven op het hoofd zijn kleine deels streepvormige, parallel verlopende, deels puntvormige, blauw-rood verkleurde letsels, kleine onderbrekingen van de huid. Er was sprake van een inwendig trauma in het hoofd en fracturen van de beenderen van het hoofd. Een hersenschudding lijkt gezien de aard van de letsels waarschijnlijk.
In het letselrapport is verder vermeld dat het geconstateerde letsel kan passen bij de toedracht die gesuggereerd wordt door de partner van [slachtoffer], namelijk toegebracht door stomp trauma in het gelaat, bijvoorbeeld met een schoen. Er is een forse impact geweest door contact met een stomp, redelijk plat voorwerp, mogelijk met een profiel. Eenmalig contact met een stomp voorwerp lijkt meest waarschijnlijk, meerdere impacten zijn niet uitgesloten. Gezien de aard van het letsel is het minder waarschijnlijk dat het letsel is veroorzaakt door contact met eigen onderarm/elleboog (met kracht in beweging gezet door andere persoon). Daarbij zou de kracht op deze onderarm aanzienlijk moeten zijn geweest, het is vreemd dat [slachtoffer] geen pijn/letsel aangeeft aan deze arm. Op 30 juni 2013 werd [slachtoffer] van het Gelre Ziekenhuis in Apeldoorn overgeplaatst naar het UMC in Utrecht voor een operatie. [11]
Op grond van vorenstaande medische informatie komt de rechtbank tot de conclusie dat aangever ernstig gewond op straat is achtergebleven. Het gaat bovendien om letsel dat als zeer zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij enkele dagen na het incident last heeft gehad van een opgezette hand vanwege een klap die hij [slachtoffer] heeft gegeven. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een blessure aan zijn voet heeft overgehouden door het geven van een trap tegen een been van [slachtoffer]. [13]
Van ander letsel bij verdachte en diens medeverdachten is de rechtbank niet gebleken.
- De telefoontaps / uitlezen telefoon
Er is onderzoek verricht naar de telecommunicatie op de telefoonlijnen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Uit tapgesprekken blijkt het volgende. Nummer 395 is medeverdachte [medeverdachte 1]. Nummer 385 is medeverdachte [medeverdachte 2] en nummer 449 is verdachte [14] .
Uit het opgenomen tapgesprek tussen beller NNman395 en gebelde blijkt het volgende. Op 24 juli 2013 om 00:41:11 uur:

NN-man395 belt uit met NN-man.
NN-man vraagt of hij [verdachte] aan de telefoon mag. Hierna wordt [verdachte] geroepen.
op de achtergrond roept iemand "[medeverdachte 2]", kennelijk om te verduidelijken dat
[medeverdachte 2] aan de telefoon is. op de achtergrond roept iemand "nergens over
praten' .
vervolgens wordt hieronder letterlijk weergegeven:
NN-man: Joh.
NN-man395: He [medeverdachte 2]. Hoe heet dat? Jij bent toch ook al geweest?
[medeverdachte 2]: He ?
NN-man395: "Jij bent toch al geweest voor eh dinge?
[medeverdachte 2]: Ja.
NN-man395: moest je een route tekenen?
[medeverdachte 2]: wat ze~ je ? Ja.
NN395: ben Je via Mango gegaan of .... onverstaanbaar.
[medeverdachte 2]: ja, ja ja.
NN395: Ben je via Mango gegaan?
[medeverdachte 2]: ja.
NN395: of via Hangar, dat stukje?
[medeverdachte 2]: Nee, Mango.
NN395: Mango en dan dinge .... (onverstaanbaar) ?
[medeverdachte 2]: praat, praat niet over de telefoon jonge.
NN395: Jonge, dat kenne ze niet hacken, Jonge.
[medeverdachte 2]: Hmm?
NN395: dat kunnen ze niet .. (onverstaanbaar) volgen.
[medeverdachte 2]: Neeeh, ik heb, ik heb via via Appie zijn we toen gegaan toch?
NN395: ja.
[medeverdachte 2]: Appie, Marktplein over ...
NN395: Marktplein ..
[medeverdachte 2]: langs Mango. En toen zijn we linksaf gegaan waar die auto's alleen maar
van een kant af konden.
NN395: ja, ja, ja.
[medeverdachte 2]: en toen daar naar rechts het fietspad op. Over die brug en dan langs het
kanaal naar huis.
NN395: langs kanaal, oh ja, ik weet het al.
[medeverdachte 2]: ja maar .....
NN395: Quinty.
[medeverdachte 2]: Wat?
NN395: Quinty's Crew toch?
[medeverdachte 2]: wat zeg je ?
NN395: Quinty s Crew.
[medeverdachte 2]: ik kan je niet verstaan joh.
NN395: Quinty's crew, daar, dat die, voorlangs ... toch?
[medeverdachte 2]: eeh, ik weet niet, ik kon alleen maar tekenen tot aan eeh, waar we, waar we links gingen.
NN395: ooh, oke, nee, dan is het goed man.
[medeverdachte 2]: Ja ?
NN395: ja. oke, is cool.
[medeverdachte 2]: oke.
NN395: kalm.
[medeverdachte 2]: jeuh.” [15]
Op 24 juli 2013 om 15:00:03 uur belt NNman395 met NNMan981. Uit dit gesprek blijkt het volgende:

nnman1: Kankerhonden, ze vragen godverdomme vier keer hetzelfde joh, op een
andere manier. Ik zeg de hele tijd, dat zeg ik net net als met [medeverdachte 2].
Kankerirritant jonge.
nnman2: Klopt.
nnman1: (…)
Kankerirritant jonge, dat gedrag van hun.
(..)
De hele tijd kankerirritant doorvragen alsof ik kankerverdachte wordt, opkankeren man, ik werd helemaal gek daar.
(..)
Kankerirritant jonge, doen ze
net alsof ze mij te pakken hebben ofzo, opkankeren.” [16]
Op 27 juli 2013 om 22:24:43 uur belt NN-man449 met NN-man395. Uit het gesprek blijkt het volgende:

395: Die eh, hoe heet dat, zaak is stopgezet, man. Want ze hebben te weinig
bewijs.
449: hoe weet je dat?
395: eh, ik heb eh gechat. Ik ging kijken voor die [betrokkene 1] toch, van die ogen incident toch ?
449: ja.
395: daar stond opeens zo'n eh, een website met eh, ik ... (onverstaanbaar) of zo.
449: ja
395: Maar ik ging opzoeken, kwam ik opeens op de site. Maar daar stond zijn verhaal ook op maar ook alle ... (onverstaanbaar) topic van 25 mei ... 26 mei. 25 mei was het eh van de zaak van mishandeling stopgezet. Ik dacht fuck ... . 38-jarige man in elkaar geslagen bij de Korenstraat. Dat is waar wij hem in elkaar hebben geslagen.
449: ja.
(…)
En eh, maar nu is het alleen wachten op kijken wat[betrokkene 2] (fon )zegt, toch?
449: hmmm, beter, beter.
395: maar eh, de zaak wordt gewoon stopgezet maar ik bedoel ze hebben te weinig bewijs en als ze veel (fon) bewijs, dan wordt het nog wel herhaald maar dat denk ik niet, want ja, jongen, die vent was ook dronken en die trap van mij, dat was gewoon een knock-out trap en hij weet gewoon helemaal niks meer.
(..)
395: Jaah, ik weet niet, van [betrokkene 2] weet ik eigenlijk niet, maar ik bedoel, als ze zegt: ja, dat zijn [medeverdachte 2] [verdachte] en [medeverdachte 2], ja, dan komen we toch weer ... (onverstaanbaar), waar waren we dan? Ik bedoel, ze hebben ons op de camera zien staan bij de Kijkshop.
449: ja precies.
395: DUS daar gewoon.
449: das ook de enige die ze hebben.
(…)
395: nee, maar dat maakt niet zoveel uit, ik bedoel als ze een naam (fon) krijgen. Ik bedoel ik blijf gewoon bij mijn hele verhaal want hoe erger je in je verhaal gelooft. Ik bedoel ik geloof heel erg in mijn verhaal omdat ik elke keer met jullie zit te praten en ik [betrokkene 3] (fon) sms'st (fon) me ook wel en belt me ook van ja, ik heb weer nieuw nieuws en zo en hij begint elke keer dit en dat te zeggen.
449: ja
395: En 'dan weet je ook niet meer anders. Ik bedoel ik weet wel wat er was gebeurd maar elke keer wordt het wel anders. En toch, je moet wat anders bedenken dit en dat.
449: hmmmm.
395: nou elke keer dacht van, ik geloof toch dat ik het in een keer dat kan en toen geloofde ik gewoon zelf dat ik gewoon zelf niks had gedaan toch?
449: ja precies
395: als je dat gelooft kom je nog wel geloofwaardig over.
(..)
395: Ja, ik bedoel als een volgende keer dit weer gebeurt, ik zou zeggen van eh, ja de vorige keer met die gozer dan, ah als dat nog weer eens met ... (onverstaanbaar) dan zou ik gewoon zeggen van tegen die vent ja, laat het gewoon zitten weet je.
449: ja precies
395: ... (onverstaanbaar) gewoon geen zin om te vechten en als je dan nog, ik bedoel, ik bedoel als hij dan toch .... (onverstaanbaar) oke, dan zal ik hem nog wel slaan weet je. Gewoon gelijk boem, weet ik veel wat. Maar ik bedoel, wat vorige keer ging eigenlijk om niks maar. omdat ik toen sowiezo al frustraties had en zo weet ik nog(fon)
449: ja ja ja.” [17]
Uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt van een berichtenuitwisseling (Whatsappberichten) tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] op 29 juni 2013.
“[medeverdachte 2] kk mooi werk
[medeverdachte 2] ik kan niet meer lopen gekik heb kanker pijn[medeverdachte 2] heb je een bult op je poot
[medeverdachte 2] ja” [18]
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het vorenstaande naar voren dat tussen verdachten gesproken wordt over geweld dat door verdachte en zijn medeverdachten is gebruikt tegen het slachtoffer
(“Dat is waar wij hem in elkaar hebben geslagen”, “ze hebben te weinig bewijs” en “die trap van mij, dat was gewoon een knock-out trap”, “kk mooi werk”). Verder blijkt daaruit dat verdachten afspraken hebben gemaakt over de af te leggen verklaringen.
- Verdachtenverklaringen over het geweld
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 14 augustus 2013 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij zag dat [slachtoffer] op [medeverdachte 2] afliep en [medeverdachte 2] wilde slaan. [medeverdachte 1] liep naar de man toe en gaf hem een klap met zijn rechtervuist. De man gleed uit en viel vervolgens op de grond tussen het bankje en een prullenbak. Toen [slachtoffer] daar lag, gaf [medeverdachte 1] hem met zijn linkerbeen met kracht een trap tegen zijn rechter bovenarm/schouder. Hij zag dat [slachtoffer] zijn armen omhoog deed, terwijl [slachtoffer] op de grond lag en [medeverdachte 1] hoorde [slachtoffer] snurken, nadat hij die trap had gegeven. [19]
Op 19 augustus 2013 heeft [medeverdachte 1] bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij [slachtoffer] met zijn linker vuist met kracht een klap in het gezicht heeft gegeven. [slachtoffer] viel op een gegeven moment achterover en tijdens de val zag [medeverdachte 1] dat [slachtoffer] met zijn rechterhand een klap wilde opvangen, maar daarbij met zijn rechterhand het bankje raakte. [slachtoffer] viel met de rechterkant van zijn hoofd tegen het bankje. Hij viel verder achterover op de grond en [medeverdachte 1] hoorde een doffe knal. [slachtoffer] wilde omhoog komen. Hij kwam met zijn bovenlichaam omhoog waarbij hij zich op de grond afzette met zijn beide handen. [medeverdachte 1] liep op [slachtoffer] af en gaf hem met zijn linkerbeen met kracht een trap. Het zou kunnen dat de trap ook zijn gezicht raakte. [medeverdachte 1] weet in ieder geval wel dat [slachtoffer] na de trap als een lappenpop met zijn armen bewoog en direct knock-out ging. [medeverdachte 1] hoorde ook dat [slachtoffer] direct daarna snurkte en had direct voordat hij de trap gaf, geen zichtbare verwondingen in het gezicht van [slachtoffer] gezien buiten een bebloede lip. Direct na de knock-out trap is [medeverdachte 1] naar zijn fiets gerend en naar huis gefietst. Hij had nog tegen verdachte en [medeverdachte 2] geschreeuwd: “Kom, kom jongens, we gaan.” en zij gingen gelijk mee.
[medeverdachte 1] had enkele dagen na het incident last gehad van een opgezette rechter hand. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de man een duw gaf. [medeverdachte 2] gaf de man een trap. [medeverdachte 2] zag dat de man de trap afweerde door zijn knie omhoog te brengen, [medeverdachte 2] blesseerde zich daarbij. [medeverdachte 2] maakte een slaande beweging naar de man maar weet niet of het raak was. Volgens [medeverdachte 2] sloeg [medeverdachte 1] de man in het gezicht waardoor deze viel. De man wilde zich omhoog drukken en toen gaf [medeverdachte 1] de man een trap in het bovenste deel van het gezicht, waarna de man knock-out ging [21] .
Verdachte heeft op 19 augustus 2013 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij was uitgegleden op straat. [slachtoffer] kwam op hem af. Verdachte denkt dat het [medeverdachte 2] was die [slachtoffer] met twee handen van hem wegduwde. Verdachte stond op en sloeg met zijn rechter vuist in het gezicht van [slachtoffer]. [slachtoffer] viel toen op de grond. Hij probeerde op te staan door te steunen op zijn handen en knieën. Op het moment dat [slachtoffer] op zijn handen en knieën zat, sloeg verdachte hem tweemaal met zijn rechtervuist in zijn zij. Volgens verdachte heeft [medeverdachte 1] de man met de vuisten geslagen toen de man op handen en knieën zat en wilde [medeverdachte 1] de man ook een trap geven. Verdachte zag dat de man bleef liggen. [22]
- Conclusie omtrent toedracht
Gelet op het vorenstaande zelfstandig en in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat er iets moet zijn gebeurd tussen aangever en verdachte en zijn medeverdachten dat leidde tot een treffen dat minder dan anderhalve minuut moet hebben geduurd en dat er mee eindigde dat aangever ernstig gewond op straat is achtergebleven. Mede gelet op de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten staat vast dat zij alle drie - samen en in vereniging - geweld hebben gebruikt tegen aangever die alleen was. Dat geweld bestond uit schoppen en slaan (met de vuisten) en moet fors zijn geweest gezien het bij aangever vastgestelde letsel.
Het aandeel van medeverdachte [medeverdachte 1] in het geweld bestond uit het geven van een vuistslag in het gezicht van aangever en het schoppen van aangever in diens gezicht terwijl deze op de grond lag danwel bezig was overeind te komen. Dit volgt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en wordt ondersteund door de letselrapportage.
Verdachte heeft aangever meerdere vuistslagen gegeven, een tegen het gezicht waardoor aangever viel en twee in de zij toen aangever op de grond lag. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft aangever geduwd en getrapt.
Verdachten hebben niet of nauwelijks letsel. Uit voormelde telefoontaps (onder meer passages: “
Dat is waar wij hem in elkaar hebben geslagen”, “ze hebben te weinig bewijs”; “
die vent was ook dronken en die trap van mij, dat was gewoon een knock-out trap en hij weet gewoon helemaal niks meer”)en het Whatsappbericht blijkt eveneens dat verdachte en zijn medeverdachten de plegers zijn van het geweld jegens aangever.
Alternatief scenario verdachte en medeverdachten
Verdachte en zijn medeverdachten hebben over de aanleiding en de toedracht een scenario geschetst, dat er op neerkomt dat aangever de agressor was en dat zij zich slechts hebben verdedigd.
Kort samengevat houdt het relaas van verdachte en zijn medeverdachten in dat [slachtoffer] hen op de fiets heeft ingehaald en hij verdachte toen een klap op diens achterhoofd heeft gegeven. [medeverdachte 2] heeft, anders dan verdachte en [medeverdachte 1], nog verklaard dat [slachtoffer] racistische opmerkingen heeft gemaakt. Volgens verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] vervolgens de fiets neergezet en is hij dreigend op de jongens afgekomen. Ter verdediging heeft [medeverdachte 2] hem een duw en een schop gegeven en heeft verdachte hem in de zij geslagen. [slachtoffer] heeft de confrontatie gezocht en zij hebben zich (en elkaar) tegen hem verdedigd, aldus verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De rechtbank overweegt dat voor dit scenario, anders dan in de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten, geen enkel aanknopingspunt is te vinden in het dossier. Uit het dossier blijkt dat verdachten lange tijd hun betrokkenheid bij danwel aandeel in het incident hebben ontkend. Zij hebben de tijd en de gelegenheid gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Dat er onderling is gesproken over deze zaak blijkt ook uit de voormelde tapgesprekken en voormeld Whatsappbericht. [medeverdachte 1] spreekt zelfs van het in elkaar slaan van het slachtoffer en dat hij het slachtoffer een knock-out trap heeft gegeven. Uit geen van die gesprekken/berichten komt het beeld naar voren van jongens die door een man zijn aangevallen en/of bedreigd waarna zij niet anders konden dan geweld gebruiken om zich te verdedigen of weg te komen. Verdachte heeft bovendien verklaard dat zij onderling hadden afgesproken een verhaaltje te vertellen, om er vanaf te komen. [23]
Naast de opstelling van verdachte en de medeverdachten weegt de rechtbank mee de omstandigheid dat verdachte en [medeverdachte 1] nauwelijks tot geen letsel hebben opgelopen tijdens de confrontatie met het slachtoffer. [medeverdachte 2] heeft een bult op de voet, maar dit is veroorzaakt door de schop die hij aangever tegen het been heeft gegeven, toen aangever nog stond.
Uit de hiervoor weergegeven camerabeelden, 33 meter van de plaats delict, blijkt voorts dat [slachtoffer] voorop fietst in een snel tempo en dat verdachten er in een langzamer tempo achteraan fietsen. Over de volgorde van inhalen en het beweerdelijk geven van een klap door [slachtoffer], zoals door verdachte is geschetst, is in de beschikbare camerabeelden geen steun te vinden. Het gaat ook om punten waarover door verdachte en zijn medeverdachten uiteenlopend is verklaard (voor of na de kruising, stoppen voor of ook na de klap in de nek van verdachte, al dan niet zonder iets terug te zeggen doorfietsen van verdachte en medeverdachten, al dan niet tussen verdachte en zijn medeverdachten doorfietsen). Opvallend is bovendien dat verdachte en [medeverdachte 1] niet hebben verklaard over discriminerende opmerkingen die aangever volgens [medeverdachte 2] zou hebben gemaakt. Deze verschillen maken de verklaringen omtrent de alternatieve toedracht te minder aannemelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geschetste scenario niet aannemelijk is geworden.
Juridische betekenis van het gebruikte geweld
Vrijspraak van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde
Primair is verdachte tenlastegelegd dat hij een poging tot doodslag heeft gepleegd en subsidiair een poging tot zware mishandeling, telkens “tezamen en in vereniging met een ander of anderen”. Daarvan kan sprake zijn indien op grond van bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat tussen verdachte en de medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgehad bij de verwezenlijking van het te plegen delict.
Vaststaat dat het tegen slachtoffer door verdachte en zijn medeverdachten gebruikte geweld bestond uit slaan (met de vuisten) en schoppen. Verdachte heeft niet geschopt, hij heeft het slachtoffer wel met zijn vuisten geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van het aan deze verdachte te verwijten medeplegen van een poging doodslag.
Het slaan met de vuisten of de schop tegen het been leveren in dit geval niet dergelijk medeplegen op.
De vraag is dan of de schop die een medeverdachte het slachtoffer in het gezicht heeft gegeven, aan verdachte als medepleger kan worden toegerekend. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Uit het dossier blijkt niet van een gezamenlijk plan ten aanzien van de schop of dat verdachte bij het geven van die schop door de medeverdachte een rol heeft gespeeld (bijv. opruien, aanmoedigen). Na die schop, waarmee het geweld eindigde, zijn verdachte en zijn medeverdachten vertrokken. Van de vereiste bewuste en nauwe samenwerking, zoor zover dit ziet op de schop in het gezicht van [slachtoffer] en het daardoor ontstane letsel, is de rechtbank derhalve niet gebleken. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het primair tenlastegelegde medeplegen van de poging doodslag en van het subsidiair tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
- Nietigheidsverweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging voor wat betreft het meer subsidiair tenlastegelegde, nietig dient te worden verklaard nu niet in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht kan worden bewezen dat verdachte de schop heeft gegeven en dit ook niet is tenlastegelegd. Verdachte dient van de schop tegen het hoofd te worden vrijgesproken, maar dat is bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank berust dit standpunt van de raadsman op een onjuiste wetsuitleg, omdat de wet niet vereist dat ieder afzonderlijk opzet alle geweldsuitingen heeft. Het verweer kan derhalve niet slagen zodat het wordt verworpen.
- Bewezenverklaring openlijke geweldpleging
Gelet op het voorgaande, dat hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde op na te noemen wijze heeft begaan. In de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten geweld jegens het slachtoffer hebben gebruikt, ligt besloten dat zij dit geweld samen, openlijk en in vereniging, hebben gepleegd. De omstandigheid dat een van verdachtes medeverdachten het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt, doet aan de bewezenverklaring van het feit zoals het ten laste is gelegd, niet af.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de nacht van 28 op 29 juni 2013 te Apeldoorn met anderen, op of aan de openbare weg, Hoofdstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal met zeer veel kracht die [slachtoffer] in diens gezicht en tegen diens hoofd en in diens zij en in diens maag(streek) en tegen diens
been slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen en/of die [slachtoffer] met zodanige kracht tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of duwen dat deze hard ten val is gekomen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Meer subsidiair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van het feit en de verdachte
- Bespreking van het beroep op noodweer(exces)
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces en ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Het slachtoffer is de agressor, de initiator in dit dossier. Het slachtoffer, een grote, sterke man, schreeuwt, scheldt, is onder invloed, en blijft maar aanvallen, en hij zegt ook dat dat hij ze alle drie wil pakken. Op het moment van de stompen door verdachte in de maag/zij van het slachtoffer was sprake van een noodweersituatie. Vrijwel alle geweld voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Verdachte werd tot drie maal toe aangevallen. Al liggend op de grond werd er op hem ingetrapt en het slachtoffer bleef maar doorgaan. Het is aannemelijk dat verdachte onder invloed van de emoties, de boosheid, de adrenaline de twee klappen in de zij van [slachtoffer] heeft gegeven.
Volgens de officier van justitie is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Er is sprake van noodweer als het feit is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk gevaar voor zo een aanranding. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Voor het scenario van verdachte, dat er op neerkomt dat aangever de agressor was, zijn zoals hiervoor reeds overwogen, geen aanknopingspunten te vinden in het dossier. Hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen omtrent de toedracht dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Het beroep van verdachte op noodweer dan wel noodweerexces kan derhalve niet slagen zodat het wordt verworpen.
- Persoonsrapportage
Door drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, is op 6 november 2013 een rapport over verdachte opgemaakt. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd:
Verdachte functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau. Er is geen sprake van agressieregulatieproblemen. Er zijn geen incidenten bekend waarbij de controle van betrokkene over zijn agressieve impulsen te kort schoot. Wel is sprake van de neiging gevoelens van angst en onzekerheid te loochenen. Ten tijde van het tenlastegelegde was er geen sprake van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling. Er was dan ook geen sprake van een doorwerking van een van beide in het delict.
Geadviseerd wordt betrokkene volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de psycholoog over en komt, gezien de persoonlijkheidsproblematiek en de context waarin het bewezen verklaarde feit is gepleegd tot het oordeel dat verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde feit volledig toerekeningsvatbaar is.
Verdachte is derhalve strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft ter zake de poging tot doodslag gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een eventuele strafoplegging voor openlijk geweld een geheel voorwaardelijke werkstraf of een lage werkstraf van enkele tientallen uren passend is. De raadsman heeft betoogd dat verdachte in deze zaak eerder slachtoffer is dan dader. Verdachte is tot driemaal toe aangevallen. Hij is getergd en uitgelokt. De raadsman heeft voorts gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en op het reclasseringsrapport waarin is vermeld dat het recidiverisico laag wordt ingeschat en een gevangenisstraf zeer onwenselijk wordt gevonden.
De raadsman heeft ten slotte verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis, te betrekken bij de beoordeling in raadkamer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf, te weten openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon. Hij heeft slachtoffer [slachtoffer] meerdere malen geslagen, een keer in het gezicht, waardoor [slachtoffer] viel, en twee vuistslagen in de maagstreek/zij toen [slachtoffer] lag. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] tegen het been geschopt. [slachtoffer] heeft vooral door de trap van medeverdachte [medeverdachte 1], die het slachtoffer ook met de vuist in het gezicht heeft geslagen, zwaar letsel aan zijn hoofd opgelopen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Naast het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] hierbij heeft opgelopen, waarvan hij nog steeds last ondervindt, en de littekens waarmee hij achterblijft, leert de ervaring dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarvan is ook hier sprake, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer]. Het gaat om een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachten [slachtoffer] alleen hebben achtergelaten terwijl [slachtoffer] gewond, knock-out, op de grond lag. Daarnaast wordt het verdachte aangerekend dat hij lange tijd zijn betrokkenheid bij het incident heeft ontkend en dat hij en zijn medeverdachten onderling hebben afgesproken een verhaaltje te vertellen om er vanaf te komen. De rechtbank acht het bedenken van een samenweefsel van verdichtsels om strafvervolging te voorkomen ook laakbaar.
Omtrent de onderlinge rol van de verdachten is de rechtbank van oordeel dat de medeverdachte [medeverdachte 1] een groter aandeel in de geweldshandelingen heeft gehad dan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers de schop in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegeven waardoor [slachtoffer] het meest ernstige letsel heeft opgelopen. Met het verschil in aandeel zal de rechtbank bij de strafoplegging tevens rekening houden.
De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het eerder vermelde rapport van [psycholoog], GZ-psycholoog, en met het reclasseringsadvies van 29 oktober 2013.
Door de psycholoog is naar voren gebracht dat de kans op recidive niet voortvloeit uit pathologie, dus vanuit die zin hier geen uitspraak over is te doen. Wel is oriënterend gekeken naar de kans op (gewelddadig) grensoverschrijdend gedrag in de toekomst met behulp van de Savry (risicotaxatie voor gewelddadig gedrag) en het diagnostisch onderzoek. Hieruit komt naar voeren dat de kans op (gewelddadig) grensoverschrijdend gedrag als zeer laag ingeschat kan worden. Protectieve factoren zijn de betrokkenheid en goede band met moeder en familie, het deel uitmaken van een pro sociale groep jongeren (voetbalclub), de positieve gerichtheid op school en werk, het goed om kunnen gaan met tegenslag en de veerkrachtige persoonlijkheid van betrokkene. Geadviseerd wordt om betrokkene een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Betrokkene is een jongen met een duidelijk toekomstdoel waar hij zich goed voor inzet. Het is wenselijk dat betrokkene zijn gewone leven, inclusief opleiding en sociale inbedding, zo snel als mogelijk wordt geacht, weer oppakt, aangezien dit de kans op recidive positief beïnvloedt.
De reclassering heeft naar voren gebracht dat de kans op herhaling als laag wordt ingeschat. Rapporteur schat in dat er sprake was van een incident (met ernstige gevolgen) en dat de recidivekans (als die al aanwezig was) door de gevolgen tot nu toe (preventieve hechtenis) laag is. Geadviseerd wordt de strafzaak zonder verplicht contact met de reclassering af te doen.
Alle omstandigheden in aanmerking nemend, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. De rechtbank legt op een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis wordt gelet op het vorenstaande afgewezen; wel zal de voorlopige hechtenis worden opgeheven op termijn, namelijk met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.681,63 (€ 2.181,63 aan materiële schade en € 8.500,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard. Hij heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met een mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman aangegeven dat de post “schoenen” niet voor vergoeding in aanmerking komt nu de schoenen zijn teruggegeven aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangegeven dat smartengeld van deze hoogte niet op zijn plaats is, daar waar iemand zo aanhoudend de confrontatie, het gevecht zoekt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij door verdachte en zijn medeverdachten is geslagen, geschopt en geduwd. Dit handelen heeft zoals hiervoor reeds is beschreven een grote impact op de benadeelde partij gehad zowel in fysieke als in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit het schadeonderbouwingsformulier en de schriftelijke slachtofferverklaring van de benadeelde partij. De rechtbank neemt in aanmerking dat de benadeelde partij door het handelen van medeverdachte [medeverdachte 1] een titaniumplaat in zijn hoofd heeft, een litteken heeft boven op zijn hoofd van oor tot oor en hij nog een operatie moet ondergaan. Ook ondervindt hij (tijdelijke) vermindering van zijn reuk- en smaakvermogen en kan hij niet langer “onbezorgd” van het uitgaansleven genieten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden. Ten aanzien van de hoogte van de vordering overweegt de rechtbank dat het forse letsel van [slachtoffer] in het bijzonder is veroorzaakt door de schop van medeverdachte [medeverdachte 1]. Derhalve zal het vorderingsbedrag voor wat betreft deze verdachte worden gematigd. De rechtbank acht een bedrag tot € 500,- aannemelijk geworden als vergoeding voor immateriële schade. Daarbij heeft de rechtbank mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen. Zij zal dit bedrag hoofdelijk toewijzen en de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte is veroordeeld voor overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht en het ontstane letsel en de daaruit vloeiende kosten voor rekening van medeverdachte [medeverdachte 1] dienen te komen en niet voor verdachte.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2013. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De rechtbank ziet gelet op het procesdossier en de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit geen aanleiding rekening te houden met enige vorm van medeschuld van het slachtoffer zoals door verdachte aangevoerd.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 14a, 14b, 14c, en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder primair en subsidiair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het
meer subsidiairtenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Meer subsidiair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
twee (2) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij[slachtoffer], van een bedrag van
€ 500,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal tien (10) dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;

wijst af het verzoek tot opheffingvan het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Gerbranda en De Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2013.
Mr. De Bie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620/2013085710, Regiopolitie Oost Nederland, team recherche Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2013 door [verbalisant], werkzaam bij team recherche Apeldoorn.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45-46.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2013, p. 53.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 31-32.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2013, p.45-46, en proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2013, p. 53.
6.Stamproces-verbaal, p. 14.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 150-151.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 199-200.
9.Stamproces-verbaal, p. 15.
10.Processen-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1], p. 70 en [getuige 2], p. 103.
11.Letselrapportage van de GGD, Noord- en Oost Gelderland van [arts], arts M & G forensische geneeskunde van 30 juni 2013 (met aanvullingen 30 september 2013), p. 236-238.
12.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 284.
13.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 694.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 6 augustus 2013, p 229.
15.Tapgesprek, p. 221-222.
16.Tapgesprek, p. 222-223.
17.Tapgesprek, p. 224-227.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 234.
19.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 270-271.
20.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 284.
21.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2], p. 694.
22.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 578-579.
23.Proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 591.