ECLI:NL:RBGEL:2013:5375

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 december 2013
Publicatiedatum
9 december 2013
Zaaknummer
05/740112-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarigen in Barneveld

Op 10 december 2013 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Barneveld, die werd beschuldigd van ontucht met meerdere minderjarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties ontuchtige handelingen heeft gepleegd met meisjes die nog geen zestien jaar oud waren. De feiten waren gepleegd in de periode van 1 juli 2011 tot en met 24 augustus 2013. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het betasten en likken van de genitaliën van de slachtoffers, wat leidde tot ernstige aantasting van hun fysieke integriteit.

Tijdens de zitting op 26 november 2013 heeft de verdachte bekend en is hij bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.D.A.J. Majoie. De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft een gevangenisstraf van twee jaar geëist, vergezeld van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat de veiligheid van de samenleving in het geding was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en TBS met dwangverpleging. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.000,- te betalen aan de benadeelde partijen, vertegenwoordigd door hun ouders. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft ook de noodzaak van behandeling en toezicht benadrukt, gezien de pedofiele neigingen van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740112-13
Datum zitting : 26 november 2013
Datum uitspraak : 10 december 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI [adres]
raadsman : mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is bij de nieuwe dagvaarding ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 augustus 2013 te Barneveld, met [slachtoffer 1], geboortedatum [geboortedatum 2], buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
het betasten van haar vagina en/of billen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2013 te Barneveld, met [slachtoffer 2], geboortedatum [geboortedatum 3], buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
het likken aan/van haar vagina en/of betasten van haar vagina, terwijl die[slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
3.
hij op of omstreeks 24 augustus 2013 te Barneveld, met [slachtoffer 3], geboortedatum [geboortedatum 4], buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het likken, althans betasten van haar vagina en/of billen, terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
4.
hij in of omstreeks de nacht van 18 februari 2013 op 19 februari 2013 te Barneveld, meermalen, met[slachtoffer 4], geboortedatum [geboortedatum 5], buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar vagina en/of billen, terwijl die [slachtoffer 4] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 augustus 2011 te Barneveld, meermalen, met [slachtoffer 5], geboortedatum[geboortedatum 6], buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar vagina, terwijl die[slachtoffer 5] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 november 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.D.A.J. Majoie, advocaat te Arnhem.
Ter terechtzitting zijn namens de slachtoffers verschenen:
 mr. L.H. Pomp namens de ouders van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Mr. Pomp heeft een vordering benadeelde partij ingediend ter hoogte van € 2.000,-;
 De ouders van [slachtoffer 3];
 De ouders van [slachtoffer 4].
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Er is met betrekking tot
alle aan verdachte tenlastegelegde feitensprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt per feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [ouder slachtoffer 1 en 2] namens [slachtoffer 1], p. 52-53;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2013.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [ouder slachtoffer 1 en 2] namens [slachtoffer 2], p. 52-53;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2013.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [ouder slachtoffer 3] namens [slachtoffer 3], p. 161-165;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2013.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever1] namens [slachtoffer 4], p. 183-187;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2013.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever2] namens[slachtoffer 5], p. 177-181;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 november 2013.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 t/m 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij 24 augustus 2013 te Barneveld, met [slachtoffer 1], geboortedatum [geboortedatum 2], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
het betasten van haar vagina en billen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op 24 augustus 2013 te Barneveld, met [slachtoffer 2], geboortedatum [geboortedatum 3], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
het likken van haar vagina en betasten van haar vagina, terwijl die[slachtoffer 2] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
3.
hij op 24 augustus 2013 te Barneveld, met [slachtoffer 3], geboortedatum [geboortedatum 4], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het likken van haar vagina en billen, terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
4.
hij in de nacht van 18 februari 2013 op 19 februari 2013 te Barneveld, meermalen, met[slachtoffer 4], geboortedatum [geboortedatum 5], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar vagina en billen, terwijl die [slachtoffer 4] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
5.
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 augustus 2011 te Barneveld, meermalen, met [slachtoffer 5], geboortedatum[geboortedatum 6], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van haar vagina, terwijl die[slachtoffer 5] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5 telkens:
‘met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Tevens heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een kortere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist. Verdachte moet behandeld worden en een gevangenisstraf staat daaraan in de weg.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 21 oktober 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 30 augustus 2013, betreffende verdachte;
 een voorlichtingsrapportage van Stichting Reclassering Nederland, d.d. 21 november 2013, betreffende verdachte;
 een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 21 november 2013 en van drs. [psychiater], psychiater, gedateerd 22 november 2013.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting mede gelet op de navolgende door de officier van justitie - onder toezegging van afzonderlijke strafvervolging terzake te zullen afzien - ad informandum gevoegde zaak welke door verdachte is erkend, te weten: ontucht met een minderjarige in de periode van 1 maart 2013 tot en met 8 augustus 2013 in Barneveld.
Voorts overweegt de rechtbank in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zes verschillende jonge meisjes van maximaal acht jaar oud. De rechtbank rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij met zijn handelen de fysieke integriteit van jonge meisjes ernstig heeft aangetast. Hij is zonder meer te kenschetsen als een pedofiel. Onduidelijk is nog hoeveel schade dit op lange termijn zal veroorzaken. De ervaring leert dat – mede afhankelijk van hoe goed ook de ouders met het trauma weten om te gaan – deze schade achteraf desondanks vaak ernstig blijkt te zijn. Het is maar de vraag in hoeverre deze kinderen een verder normale en ongestoorde ontwikkeling in hun eigen seksualiteit kunnen en zullen hebben. Het recht dat kinderen op een dergelijke gezonde en normale ontwikkeling hebben is door verdachte in ernstige mate geschonden. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan strafbare feiten die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS) noodzakelijk is en overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
De bewezen feiten zoals tenlastegelegd betreffen feiten waarvoor - gezien het strafmaximum van de feiten - TBS is toegestaan. Om tot oplegging van de maatregel van TBS te kunnen komen, dient bij verdachte ten tijde van de feiten sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Ook moet de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel deze maatregel eisen (artikel 37a onder 1 Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank acht ten aanzien van het eerste vereiste van belang dat psycholoog
drs. [psycholoog] en psychiater mevr. drs. [psychiater] beiden hebben geconcludeerd dat verdachte met betrekking tot de verweten feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd gelet op de bij hem aanwezige stoornissen alsmede de pedofiele geaardheid. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat hij derhalve verminderd toerekeningsvatbaar is.
Ten aanzien van het tweede vereiste oordeelt de rechtbank dat de algemene veiligheid van personen het zonder meer noodzakelijk maakt dat deze maatregel wordt opgelegd.
Verdachte kwam, zoals hij heeft verklaard, tot het plegen van ontuchtige handelingen als gevolg van fantasieën die hij had over jonge meisjes (leeftijd 5 tot en met 8 jaar oud). Uit deze fantasieën kwam een lust voort om (seksueel) contact te krijgen met jonge meisjes. Naar aanleiding hiervan ging verdachte op zoek naar kansen om zijn fantasieën uit te voeren en kwam hij uiteindelijk tot het plegen van de delicten.
Verdachte is volgens zijn documentatie reeds eerder veroordeeld voor ontucht met een minderjarig meisje. Bij deze veroordeling werd destijds door de rechtbank als bijzondere voorwaarde verplicht hulpverleningscontact opgelegd. Dit resulteerde in diverse behandelingen, zowel klinisch als ambulant, teneinde te voorkomen dat hij nogmaals ontucht zou plegen.
De behandelingen werden positief afgerond en de behandelaars dachten dat de fantasieën niet meer bestonden bij verdachte. Achteraf bleek echter dat de fantasieën gedurende de laatste (ambulante) behandeling teruggekomen waren. Verdachte had alle kans om dit met een behandelaars te bespreken maar koos ervoor om dit niet te doen en de schijn op te houden dat het goed met hem ging. Hij liet zijn behandelaars in de waan dat de therapie aansloeg en de fantasieën gestopt waren. Verdachte heeft hiermee doelbewust de hulpverleners om de tuin te geleid. Hoewel verdachte ogenschijnlijk openheid van zaken gaf, gebeurde er in zijn hoofd dingen die het daglicht niet konden verdragen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wat betreft het leggen van contact met minderjarige meisjes een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij wordt, zo bevestigt hij zelf ook, planmatiger en sluwer. In het verleden wilde verdachte eerst een vertrouwensband met een slachtoffer opbouwen. Daarvan is nu geen sprake meer. Een vluchtig en ongezien moment is voldoende voor verdachte om toe te slaan. Verdachte maakt een plan en creëert hierbij mogelijkheden om zijn fantasieën uit te voeren. Onduidelijk is hoe zijn fantasieën zich verder zullen ontwikkelen.
De rechtbank is bang dat deze ontwikkelingen niet zullen stoppen zonder harde interventie van de zijde van justitie en dat verdachte nog planmatiger en sluwer zal worden. Daarmee wordt hij dus onberekenbaarder en derhalve een groter gevaar voor veiligheid van jonge meisjes en dus van de samenleving. Daarmee is het risico voor de fysieke en psychische integriteit en de algemene veiligheid van personen gegeven.
De raadsman van verdachte heeft het verzoek gedaan om de zaak aan te houden teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van het multidisciplinaire rapport zodat bezien kan worden of zij een TBS met voorwaarden als optie reëel achten. Daarbij zou uitgezocht kunnen worden wat deze voorwaarden kunnen zijn.
De rechtbank ziet het als zijn taak om een maximale waarborg aan de samenleving te bieden dat er geen nieuwe slachtoffers gemaakt worden.
De rechtbank stelt in dit verband allereerst vast dat alle deskundigen, zowel de psycholoog, de psychiater, als de reclassering, stellen dat de kans op recidive groot is en dat derhalve een TBS met dwangverpleging de meeste zekerheid op veiligheid biedt aan de maatschappij.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte te kennen heeft gegeven dat hij wil stoppen met de ontucht maar dat hij het niet onder controle heeft. Zoals hiervoor besproken, hebben de eerdere intensieve klinische- en ambulante behandeling er niet toe geleid dat verdachte niet in herhaling is vervallen.
Gelet hierop heeft de rechtbank de overtuiging dat een TBS met voorwaarden onvoldoende waarborgt dat verdachte niet weer de fout in zal gaan. Het recidiverisico is groot en dit is – zoals is gebleken - niet binnen een ambulant kader in te dammen. Er is immers geen enkele zekerheid dat verdachte bij een nieuwe ambulante behandeling wel eerlijk zal zijn tegen zijn behandelaars en dat hij, als hij bemerkt dat de drang tot het plegen van ontucht hem te veel wordt, passende hulp zal vragen om dit te voorkomen. De rechtbank ziet dan ook geen enkele ruimte voor een TBS met voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel, gelet op al het bovenstaande, dat de oplegging van de maatregel van TBS met bevel tot verpleging geboden is. Dit is de enige manier waarop de veiligheid van personen maximaal gewaarborgd kan worden
De rechtbank is van oordeel dat naast de maatregel van TBS met verpleging een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten, de hoeveelheid slachtoffers en de planmatigheid van verdachte, geen reden om af te wijken van de gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven computer (merk Acer Aspire X3400) toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft hun vader, [ouder slachtoffer 1 en 2], vertegenwoordigd door mevr. mr. L.H. Pomp zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 2.000,- (voor beide slachtoffers).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen en voorts om heeft de verdediging verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de slachtoffers is door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveeltovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelastdat veroordeelde
ter beschikking wordt gestelden
beveeltdat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveeltde teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven computer (merk Acer Aspire X3400), aan de veroordeelde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [ouder slachtoffer 1 en 2] namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [ouder slachtoffer 1 en 2] namens de slachtoffers, te betalen € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers, te betalen € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. D.R. Sonneveldt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 december 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, KL/Leiding/Staf, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07AH 2013112874, gesloten op 28 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.