ECLI:NL:RBGEL:2013:5424

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
AWB-13_7690
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot sluiting horeca-inrichting Club8 onvoldoende gemotiveerd

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, h.o.d.n. Club 8, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Arnhem om de horeca-inrichting voor zes weken te sluiten, ingaande op 4 december 2013. Dit besluit volgde op een politie-inval op 1 december 2013, waarbij drugs en een steekwapen werden aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot schorsing van het besluit toegewezen, omdat de motivering van het besluit als te summier werd beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd waarom de sluiting noodzakelijk was, vooral gezien het feit dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet uitzonderlijk leek voor een dergelijke inrichting. Daarnaast waren de 'andere punten' die de burgemeester had genoemd, zoals een schijnconstructie met betrekking tot de eigendom van Club8 en de aanwezigheid van minderjarigen, niet voldoende onderbouwd in het besluit zelf. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoekster niet op de hoogte was van deze punten en zich hier niet op had kunnen voorbereiden. Gezien de financiële belangen van verzoekster, die haar tweejarig jubileum wilde vieren, heeft de voorzieningenrechter besloten het bestreden besluit te schorsen. Tevens is de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op € 944, en moet hij het griffierecht van € 318 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bestuursrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 13/7690
uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 6 december 2012 in het geding tussen
[naam], h.o.d.n. Club 8, verzoekster,
gevestigd te Arnhem, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels,
en
de burgemeester van de gemeente Arnhem, verweerder.

1.Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2013 heeft verweerder besloten tot sluiting van de horeca-inrichting “Club8” gelegen aan de [adres], voor de duur van zes weken, ingaande op 4 december 2013 om 20.00 uur en eindigend op 15 januari 2014 om 20.00 uur.
Tegen dit besluit heeft verzoekster op 4 december 2013 bezwaar gemaakt.
Op 4 december 2013 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 5 december 2013. Namens verzoekster is aldaar verschenen[naam bedrijfsleidster], bedrijfsleidster, bijgestaan door mr. P.J.G. Poels. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.M.M. Kapteijn, juridisch adviseur bij verweerder, A. Stroink, manager veiligheid, en H. van Haarlem, unithoofd bij de politie Arnhem-Noord.

2.Overwegingen

Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 2.3.1.16, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening van Arnhem (APV) kan de burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horeca-inrichtingen, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.15 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Ingevolge het tweede lid geldt het in het eerste lid bepaalde niet voor zover artikel 13b Opiumwet van toepassing is.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Verweerder is tot het bestreden besluit gekomen nadat bij een politie-inval op 1 december 2013 in Club8 bij een aantal personen middelen als bedoeld in lijst 1 van de Opiumwet zijn aangetroffen. Voorts is er bij één persoon een steekwapen aangetroffen. Ten tijde van het bestreden besluit vond nader onderzoek naar de aangetroffen drugs plaats. Verweerder is in afwachting van een politieadvies over eventueel te nemen bestuurlijke maatregelen. Dan zal hij zich laten leiden door de “beleidsregels inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet ten aanzien van voor het publiek toegankelijke lokalen, anders dan toegestane coffeeshops”.
In afwachting van dat moment heeft hij, onder toepassing van artikel 2.3.1.16 van de APV een tijdelijke sluiting gelast met het oog op –onder meer- de openbare orde.
Met betrekking tot de punten die wel zijn genoemd in het bestreden besluit overweegt de voorzieningenrechter dat uit het bestreden besluit blijkt dat er naar de exacte hoeveelheid en samenstelling van deze drugs op dit moment nog onderzoek wordt gedaan. Ter zitting is door verweerder desgevraagd meegedeeld dat de hoeveelheid aangetroffen drugs zeer waarschijnlijk niet uitzonderlijk is voor een inrichting als de onderhavige. Naast de aanwezigheid van deze drugs is in het bestreden besluit alleen nog de aanwezigheid van een steekwapen bij één persoon als redengevend voor de sluiting genoemd.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is hetgeen in de motivering van het besluit staat vermeld tegen de achtergrond van de gegeven toelichting te summier om dat besluit te kunnen dragen.
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat hij in zijn besluitvorming nog een aantal andere punten heeft meegewogen. Onder meer heeft verweerder het vermoeden, dat er een schijnconstructie is met betrekking tot de eigendom van Club8. Voorts zijn er bij de politie-inval op 1 december jongstleden minderjarigen in de inrichting aangetroffen, is er een vuurwapen in de auto van een bij de inrichting betrokken derde aangetroffen en waren er personen in de inrichting werkzaam die niet op de loonlijst stonden. Ook heeft de wijkagent vastgesteld, dat de portiers van de inrichting worden overruled als zij bepaalde personen de toegang willen weigeren.
Verweerder heeft betoogd dat hij eventuele gebreken in het besluit, zoals een te summiere motivering, in bezwaar kan herstellen
De voorzieningenrechter overweegt dat deze “andere punten” in het besluit niet zijn genoemd. Voor zover deze ter zitting aan de orde zijn gesteld zijn ze zeer beperkt onderbouwd met bewijsstukken, anders dan met een aantal anonieme verklaringen van informanten over de gang van zaken in Club8.
Verzoekster heeft ter zitting betoogd dat zij er niet van op de hoogte was dat deze “andere punten” ook aan het bestreden besluit ten grondslag lagen en dat zij zich hier niet op heeft kunnen voorbereiden.
Gelet hierop kunnen deze punten naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dienen ter nadere motivering van het besluit.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zou de schriftelijke waarschuwing van 5 februari 2013 mee kunnen wegen bij de beoordeling van de redelijkheid van verweerders besluit. Daartoe zou echter moeten worden vastgesteld dat er geen gevolg is gegeven aan deze waarschuwing. Verzoekster heeft dit betwist en verweerder heeft niet onderbouwd dat deze waarschuwing niet in acht is genomen. Met name heeft verweerder onvoldoende verifieerbaar onderbouwd dat de afspraken over beveiliging niet zijn nagekomen..
Nu thans nog niet is gebleken van de daartoe noodzakelijke nadere onderbouwing, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de financiële belangen bij verzoekster bij openstelling van de inrichting in de komende periode waarin zij op 6 december 2013 haar tweejarig jubileum wil vieren en waarin de feestdagen vallen, aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 944 aan kosten van rechtskundige bijstand. Van andere kosten in dit verband is niet gebleken.
Beslist wordt als volgt.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 944;
bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht ad € 318 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Verzonden op: