ECLI:NL:RBGEL:2013:5794

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
C-05-242859 - HZ ZA 13-2
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en bestemmingswijziging in verband met illegale hennepkwekerij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, heeft eiser, eigenaar van onroerende zaken, een vordering ingesteld tegen Achmea Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van een brand die op 15 september 2012 in zijn loods heeft gewoed. De loods, die in het verleden een agrarische bestemming had, was op het moment van de brand in gebruik als stalling voor caravans en bevatte een koelcel die door eiser was verhuurd. Achmea heeft de schadevergoeding geweigerd op basis van een bestemmingswijziging, omdat in de koelcel een illegale hennepkwekerij zou zijn gevestigd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de verzekeringsovereenkomst die eiser had afgesloten met Interpolis, een label van Achmea. De rechtbank oordeelde dat de kern van het geschil draait om de vraag of de brand en de daaruit voortvloeiende schade gedekt zijn onder de verzekering. Achmea beroept zich op uitsluitingen in de polis, waaronder de uitsluiting van dekking bij bestemmingswijziging. Eiser betwist dat er sprake was van een hennepkwekerij en stelt dat hij niet op de hoogte was van de activiteiten van zijn huurder. De rechtbank heeft bepaald dat eiser moet bewijzen dat de brand niet is veroorzaakt door de hennepkwekerij. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal opnieuw worden behandeld op 8 januari 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/242859 / HZ ZA 13-2
Vonnis van 18 december 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats, gemeente],
eiser,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Schoonen te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 juni 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 september 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 november 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van onroerende zaken, gelegen aan de [adres te plaats], die in het verleden een agrarische bestemming hebben gehad. Een van die onroerende zaken is een loods, opgetrokken uit gasbeton en staal en gedekt met asbesthoudende golfplaten, hierna: de loods, met een afmeting van circa 25 x 70 meter. In de loods bevond zich een separate ruimte (ruimte A en B) met een afmeting van circa 5 x 8 meter, hierna te noemen de koelcel.
2.2.
[eiser] heeft vóór 1 januari 2006 voor zijn onroerende zaken via Rabobank Dommelstreek te Geldrop met Interpolis, een van de labels van Achmea, een zogenoemde Bedrijven Compact Polis MKB gesloten. De Bedrijven Compact Polis MKB is een combinatieverzekering. Voor de onderhavige procedure zijn de Gebouwenverzekering (hoofdstuk 1), de aansprakelijkheidsverzekering (hoofdstuk 5) en de milieuschadeverzekering (hoofdstuk 7) relevant. De Algemene bepalingen (hoofdstuk 8) zijn op alle onderdelen van toepassing.
2.3.
Als hoofdactiviteit van [eiser] is vermeld:
"autoparkeer- en caravanstallingbedrijf". Dit geldt als de verzekerde hoedanigheid van [eiser].
2.4.
Paragraaf 11 van de "Algemene bepalingen" luidt, voor zover hier relevant:
"Veranderingen die gemeld moeten worden
Geldt voor: Hoofdstuk 1 t/m 3
Als wijgebouwen(en/of roerende zaken) verzekeren, achtenwij onsvoldoende bekend met de ligging, de bouwaard, de inrichting en het gebruik van degebouwen(waarin de roerende zaken zich bevinden) zoals die waren op het moment dat de verzekering is gesloten.
Na het sluiten van de verzekering moet de verzekerde de volgende veranderingen zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen 60 dagen aanonsmelden. Als de verzekerde dit niet tijdig meldt, hoevenwijgeen schade te vergoeden.
Het betreft in ieder geval:
• een verandering in bouwaard en of gebruik van degebouwendie op het verzekeringsbewijs zijn omschreven;
• het buiten gebruik of onbewoond raken ervan;
• het extern verbouwen van diegebouwen.
Als door die veranderingonsrisico wordt verzwaard hebben wij het recht de premie en/of de voorwaarden te herzien, dan wel de verzekering te beëindigen.
(…)
Geldt voor: Hoofdstuk 5 § 1 t/m 11, 15
Risicowijzigingen die in de loop van een verzekeringsjaar optreden, en die vooronseen risicoverzwaring inhouden, zijn gedekt, maar alleen als zij:
· binnen de grenzen van de verzekerde hoedanigheid blijven, en
· binnen twee maanden na het optreden van de risicowijziging aanonszijn gemeld.
(…)
In hoofdstuk 1 "Gebouwen" is onder meer het volgende bepaald:
"(…)
Uitsluitingen
(…)
12 Bestemmingswijziging
De verzekering geeft geen dekking in geval van bestemmingswijziging van het gebouw waardoor dit gebouw aan meer gevaar wordt blootgesteld en wij de verzekering niet of niet op dezelfde voorwaarden zouden hebben afgesloten. Hierbij is niet van belang of u of verzekerde wetenschap had van de bestemmingswijziging.(hierna: uitsluiting 12)
(…)"
In paragraaf 1 van Hoofdstuk 1 "Gebouwen" is onder meer het volgende bepaald:
Brand
(…)
Uitsluitingen
De volgende uitsluitingen zijn van toepassing (de tekst van deze uitsluitingen leestuin het algemene deel van dit hoofdstuk)
(…)
· bestemmingswijziging (12)
(…)"
In hoofdstuk 5 "Aansprakelijkheid" is onder meer het volgende bepaald:
"Uitsluitingen
(…)
8
8 Milieuaantastinghierna: uitsluiting 8)
Niet verzekerd is de aansprakelijkheid voorschadein verband met eenmilieuaantasting. Evenmin zijn verzekerd de kosten van verweer.
(…)
24 Verontreiniginghierna: uitsluiting 24)
Niet verzekerd zijn alle kosten die verband houden met luchtverontreiniging en/of aantasting van bodem, lucht, water en overige zaken.
(…)
34 Asbesthierna: uitsluiting 34)
Niet verzekerd is de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door, voortvloeiend uit of verband houdend met asbest of asbesthoudende zaken.
(…)"
2.5.
Met ingang van 1 augustus 2012 heeft [eiser] de koelcel verhuurd aan de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]) voor de prijs van € 200,00 per maand. In de huurovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
"(…)
Artikel 6 Gebruik van het gehuurde.
De opslagruimte is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor particuliere doeleinden zoals bijvoorbeeld opslag van (tuin) gereedschappen, (tuin) meubilair, personenauto, rijwielen en motorfietsen, etc.
(…)"
2.6.
In de nacht van 14 op 15 september 2012 is de loods met de koelcel inclusief de zich in de loods en koelcel bevindende goederen, door brand verwoest. Bij deze brand is asbest vrijgekomen dat onder meer bij de buren van [eiser] is neergedaald.
2.7.
In opdracht van Achmea is vanaf 15 september 2012 een technisch onderzoek naar de oorzaak van de brand ingesteld door Biesboer Expertise B.V. (hierna: Biesboer). Daarnaast heeft [eiser] op 18 september 2012 een verklaring afgelegd in aanwezigheid van[naam 2], registerexpert bij Achmea en van [naam 3] van Rabobank Dommelstreek. Deze verklaring luidt, voor zover relevant:
"(…)
De voormalige stallen worden door mij niet onderverhuurd. Ik ben de enige gebruiker.
(…)
Toen de agrarische bestemming ter plaatse ophield heb ik op zeker moment van die koelcel een ruimte gemaakt waar ik af en toe eens een auto-onderdeel in de goede kleur spoot. Met die werkzaamheden ben ik ongeveer 6 jaar geleden gestopt en sinds die tijd stond de ruimte leeg.
Tot ongeveer juli van dit jaar was die situatie van kracht. Toen kwam ik via een Hongaarse oud collega in contact met een man uit Letland die meubeltjes wilde gaan spuiten.
(…)
De Let kwam bij mij langs omstreeks 20 juli[2012, rechtbank]
en we kwamen overeen dat hij de ruimte van de voormalige koelcel zou huren.
(…)"
2.8.
Het door Biesboer opgestelde expertiserapport d.d. 12 oktober 2012 vermeldt onder meer het volgende:
"8. Samenvatting en conclusie
Gezien het vorenstaande, kan als resultaat van de ingestelde technische expertise en daarbij gelet op gedane mededelingen en de afgelegde verklaring[van [eiser], rechtbank]
, worden gesteld dat:
- Op 15 september 2012, omstreeks 00.15 uur, brand is ontdekt in een loods van [eiser] (verzekerde);
- deze loods in gebruik was als stallingruimte, voornamelijk voor caravans (commerciële verhuur);
- (…)
- in de stallingruimte geen sporen en/of aanwijzingen zijn aangetroffen waarmee het ontstaan van de brand kon worden verklaard;
- in de loods een separate ruimte was gesitueerd, een voormalige koelruimte annex spuitwerkplaats (ruimte A);
- deze ruimte ingericht was als kweekruimte ten behoeve van hennepteelt;
- in de kweekruimte een kleinere ruimte (B) was gesitueerd alwaar, gezien de brandresten, de elektrische installatie ten behoeve van de kweekruimte was geïnstalleerd;
- binnen dit gebied in technische zin geen exacte brandoorzaak meer kon worden vastgesteld (destructie);
- is vastgesteld dat de elektrische voedingskabel van de elektrische installatie ten behoeve van de hennepkwekerij ten tijde van de brand spanningsvoerend was;
Resumerend wordt dan ook gesteld, dat het ontstaan van de brand een relatie heeft met de in de loods van verzekerde, in ruimte A en B ingerichte en in bedrijf zijnde hennepkwekerij. Hoewel vanwege de destructie geen precieze brandoorzaak meer kon worden vastgesteld is het meer dan waarschijnlijk dat de brand ontstaan in ruimte B het gevolg is van een elektrisch technisch mankement en/of overbelasting van de aldaar geïnstalleerde elektrische installatie ten behoeve van de hennepkwekerij. Sporen en/of aanwijzingen die duiden op een andere dan voormelde brandoorzaak zijn gedurende de expertise niet aangetroffen.
(…)"
2.9.
Bij brief van 20 november 2012 heeft Interpolis het beroep van [eiser] op dekking onder de polis afgewezen, omdat sprake is van een risicowijziging leidend tot een risicoverzwaring die in de loop van het verzekeringsjaar is opgetreden, niet binnen de grens van de verzekerde hoedanigheid blijft en niet binnen 2 maanden is gemeld.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
a. zal verklaren voor recht dat Achmea op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst gehouden is om de schade die [eiser] heeft geleden ten gevolge van de brand in de loods te vergoeden en zal bepalen dat de schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend bij wet en
b. Achmea zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt [eiser] in het licht van de feiten de stelling ten grondslag dat Achmea op grond van de tussen partijen gesloten Bedrijven Compact Polis MKB is gehouden de schade te vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
Achmea concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met zijn uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de proceskosten.
4.2.
Achmea voert gemotiveerd verweer. Voor zover van belang zal hierop in het navolgende worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Kern van het geschil is dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat de brand en de daaruit voortvloeiende schades een gedekt voorval onder de polis betreft, maar Achmea met een beroep op de uitsluiting "bestemmingswijziging", alsmede op grond van artikel 293 Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) aanvoert dat zij niet tot uitkering is gehouden.
5.2.
[eiser] heeft de Bedrijven Compact Polis MKB afgesloten vóór 1 januari 2006, zodat ingevolge artikel 221 lid 9 Overgangswet BW artikel 293 WvK (oud) op de overeenkomst van toepassing is. Dit brengt onder meer mee dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een wijziging van de bestemming van het verzekerde object in de zin van artikel 293 WvK doorslaggevend is of de feitelijke bestemming een andere is dan de bestemming die partijen in de verzekeringsovereenkomst aan het verzekerde object hebben toegekend. Bovendien is de toepassing van artikel 293 WvK beperkt tot duidelijk sprekende gevallen van bestemmingswijziging. Tussen partijen is niet in geschil dat de feitelijke bestemming van de loods, een voormalige stal van het agrarisch bedrijf, bij het aangaan van de overeenkomst autoparkeer- en caravanstalling was. De koelcel was destijds een eierlokaal en stond de laatste jaren leeg.
5.3.
Op grond van artikel 150 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) moet Achmea stellen en - zo nodig - bewijzen dat de bestemming die het pand ten tijde van het verzekerde voorval had, wezenlijk afwijkt van - kort gezegd - de verzekerde bestemming. Onder verwijzing naar het expertiserapport van Biesboer voert Achmea aan dat ten tijde van het uitbreken van de brand in een gedeelte van het verzekerde gebouw een hennepkwekerij in bedrijf was.
Art. 150Van der Palen heeft betwist dat in de koelcel een hennepkwekerij was gevestigd toen de brand uitbrak. Indien de huurder van de koelcel deze heeft gebruikt voor een hennepkwekerij, is dat zonder medeweten of toestemming van [eiser] gebeurd, aldus [eiser].
5.4.
In het licht van de bevindingen in het expertiserapport, met name de beschrijving van ruimte A en B, heeft [eiser] zijn betwisting dat sprake is geweest van een hennepkwekerij onvoldoende onderbouwd, zodat op grond van artikel 149 lid 1 Rv heeft te gelden dat zich in dit gedeelte van het gebouw een hennepkwekerij heeft bevonden. Dat de koelcel slechts een deel van de loods uitmaakt, zoals [eiser] heeft aangevoerd, is niet relevant. Het gaat erom welke activiteit in de koelcel is uitgeoefend, en of deze activiteit tot een bestemmingswijziging leidt. Indien in een gedeelte van een gebouw met bestemming autoparkeer- en caravanstalling een illegale hennepkwekerij wordt geëxploiteerd, wordt met Achmea geoordeeld dat dit een duidelijk geval van bestemmingswijziging is dat er toe zou hebben geleid dat Achmea de brandverzekering had geweigerd althans niet op dezelfde voorwaarden had gesloten, indien zij van bedoelde illegale hennepkwekerij op de hoogte was geweest. Niet in de laatste plaats omdat het een feit van algemene bekendheid is dat een illegale hennepkwekerij de kans op brandgevaar aanzienlijk kan vergroten.
5.5.
Voorts kan ingevolge de jurisprudentie inzake artikel 293 WvK (vlg. HR 19 mei 1995, NJ 1995, 498) Achmea geen beroep doen op artikel 293 WvK als tussen de bestemmingswijziging en het risico zoals zich dat heeft verwezenlijkt onvoldoende causaal verband bestaat. [eiser] heeft de conclusie van het expertiserapport van Biesboer dat het ontstaan van de brand een relatie heeft met de hennepkwekerij betwist en heeft aangevoerd dat vanwege de destructie geen precieze brandoorzaak meer kan worden vastgesteld. De bewijslast van het ontbreken van causaal verband rust op [eiser]. Hij heeft bewijs aangeboden door het horen van personen die betrokken zijn geweest bij het technisch onderzoek van de brand. Hem zal bewijs worden opgedragen als na te melden.
5.6.
Voorts wordt het volgende overwogen. Voor zover [eiser] zich heeft beroepen op een gebrek aan wetenschap kan hem dit niet baten, gelet op de polisvoorwaarde inzake ‘bestemmingswijziging (12)’, waarin is bepaald dat wetenschap van de bestemmingswijziging niet relevant is.
5.7.
Het verweer van Achmea dat [eiser] niet uiterlijk binnen 60 dagen aan haar heeft gemeld dat hij de koelcel aan [naam 1] had verhuurd, treft geen doel. Niet de verhuur van de koelcel is de relevante bestemmingswijziging, maar het feit dat in de koelcel een illegale hennepkwekerij is aangetroffen. Hiervan was [eiser] niet op de hoogte, zodat van schending van de meldingsplicht geen sprake is.
5.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat de brand niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid is veroorzaakt door de illegale hennepkwekerij,
6.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 januari 2014voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
6.3.
bepaalt dat [eiser], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4.
bepaalt dat [eiser], indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2014 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.A.M. Strens-Meulemeester in het gerechtsgebouw te Zutphen aan De Martinetsingel 2,
6.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2013.
HW/St