ECLI:NL:RBGEL:2013:5812

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
05/720376-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor afpersing met imitatievuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing. De verdachte, geboren in 1972 en thans gedetineerd, heeft op 1 oktober 2013 in Velp, gemeente Rheden, een caissière gedwongen om geld af te geven door bedreiging met geweld. Hij toonde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en eiste geld van de caissière. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, waarbij hij gebruik maakte van een imitatievuurwapen, wat de ernst van het delict vergroot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van de verdachte, die meerdere veroordelingen heeft voor vergelijkbare delicten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling bij Iriszorg, om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank benadrukt dat dergelijke delicten ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/720376-13
Datum zitting : 5 december 2013
Datum uitspraak : 18 december 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [1972] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. S. Ketelaar, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 oktober 2013 te Velp, gemeente Rheden, met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, - die winkel is binnen gegaan en/of(vervolgens) - tegen die [slachtoffer] (cassiere) heeft gezegd: "ik wil al je briefgeld" en/of
(vervolgens) - die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft getoond en/of duidelijk zichtbaar heeft voorgehouden en/of (vervolgens) - (nogmaals) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "niet doen, geef me gewoon je geld"
en/of (vervolgens) - de winkel met het geld heeft verlaten.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 05 december 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S. Ketelaar, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] namens [benadeelde], p. 13-15;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2013.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op 1 oktober 2013 te Velp, gemeente Rheden, met het oogmerk
om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [benadeelde], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
-die winkel is binnen gegaan en vervolgens
-tegen die [slachtoffer] (cassiere) heeft gezegd: "ik wil al je briefgeld" en die [slachtoffer] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en duidelijk zichtbaar heeft voorgehouden en vervolgens
-(nogmaals) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "niet doen, geef me gewoon je geld"
en vervolgens
-de winkel met het geld heeft verlaten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, meldplicht, ambulante behandeling, ook indien dit inhoudt begeleid wonen en, zo nodig, een klinische behandeling van maximaal 7 weken bij de polikliniek van Iriszorg, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De verdediging bepleit een deels voorwaardelijke straf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde behandeling.
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 november 2013; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 3 oktober 2013, betreffende verdachte;
 een pro justitia rapportage, opgemaakt door [psycholoog], forensisch psycholoog, gedateerd 28 november 2013.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met de conclusie in de laatstgenoemde rapportage dat het tenlastegelegde verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van een caissière in een winkel en hij heeft daarbij gebruik gemaakt van een imitatievuurwapen. Dit is een ernstig feit. Dergelijke delicten grijpen diep in in het leven van de slachtoffers. Daarnaast versterken deze feiten gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft voorts een justitiële documentatie die maar liefst 34 pagina’s beslaat en is al meerdere malen veroordeeld ter zake van vermogens- en geweldsdelicten. Naar het oordeel van de rechtbank doet een straf als bepleit door de verdediging absoluut geen recht aan de ernst van het feit en de recidive. Een forse, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf is daarentegen op zijn plaats. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de straf ten voordele van verdachte rekening houden met de omstandigheid dat verdachte zichzelf bij de politie heeft gemeld. Om die reden zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de officier van justitie zijn geëist.
Gezien de directe samenhang tussen verdachtes verslaving en het criminele gedrag van verdachte, zal de rechtbank verdachte de bijzondere voorwaarde opleggen dat hij zich laat behandelen bij de polikliniek van IrisZorg, dan wel een andere passende instelling.
De rechtbank zal daarbij tevens de bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte, indien de Reclassering dit nodig acht, na zijn detentie een korte klinische opname ondergaat ten behoeve van een crisis, detoxificatie, stabilisatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken.
Gelet op verdachtes problematiek acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar aangewezen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 8 (acht) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich meldt en zal blijven melden bij de Reclassering zolang de Reclassering dit nodig acht;
5. zich zal onderwerpen aan een ambulante behandeling bij Iriszorg of een soortgelijke instelling;
6. zich, indien de Reclassering dit noodzakelijk acht, laat opnemen in de kliniek van Iriszorg voor een behandeling ten behoeve van een crisis, detoxificatie, stabilisatie en/of diagnostiek, voor een periode van maximaal 7 weken;
7. zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, indien de Reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.M.A. ‘t Hart (voorzitter), mr. W.A. Holland en mr. G.M.L. Tomassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2013.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant(en)] [verbalisant] van de politie District Gelderland-Midden, Overvallenteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 07OVT13039, gesloten op 11 november 2013, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.