ECLI:NL:RBGEL:2013:5827

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2013
Publicatiedatum
18 december 2013
Zaaknummer
05-861788-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Bögemann
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedrijfsmatige handel in valse merkkleding en drugsbezit

Op 18 december 2013 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Aalten, die beschuldigd werden van bedrijfsmatige handel in valse merkkleding en het bezit van hard- en softdrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten tussen 1 april 2012 en 16 juli 2013 opzettelijk vervalste merkartikelen hebben verkocht en in voorraad hebben gehouden. Tijdens een doorzoeking op 16 juli 2013 zijn grote hoeveelheden valse merkkleding, sigaretten en drugs aangetroffen in de woningen van de verdachten en in een loods. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de resultaten van het onderzoek naar de echtheid van de aangetroffen goederen als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verkoop van valse merkartikelen door de verdachten een bedrijfsmatig karakter had, wat blijkt uit hun activiteiten op Marktplaats.nl en de grote hoeveelheden goederen die zij in voorraad hielden.

De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 10.000,- voor de hoofddader. De medepleger kreeg een werkstraf van 240 uur en een geldboete van € 5.000,-. De rechtbank sprak de verdachten vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het invoeren en doorvoeren van vervalste goederen, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schadevergoeding te ingewikkeld was voor behandeling in het strafproces. De uitspraak benadrukt de ernst van het handelen in vervalste merkartikelen en de gevolgen daarvan voor de rechthebbenden en de markt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Sector straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05-861788-13
Uitspraak d.d.: 17 december 2013
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] aan [adres 1].
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
29 oktober 2013 en 3 december 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2012
tot en met 16 juli 2013 te Aalten en/of te Bredevoort,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien,
en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten kleding en/of schoeisel en/of sieraden en/of accessoires (o.a. tassen
en/of riemen) en/of parfum en/of sigaretten,
heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden
en/of heeft afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad heeft gehad, zulks
terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt
en/of het plegen van dit misdrijf/misdrijven bedrijf heeft uitgeoefend;
art 337 lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2013 in de gemeente Aalten,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1114,3 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 0,20 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer
45
XTC-pillen (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of ongeveer 9,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2013 in de gemeente Aalten,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 56,33 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 15,58 gram en/of 5
hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot
en met 16 juli 2013 te Aalten en/of Bredevoort,
(telkens) een of meer geldbedrag(en) (ca. 5700 euro) heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet of van
genoemd geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat dit/deze
geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig
misdrijf.
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit [2] dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de in de woningen en de loods aangetroffen goederen ook daadwerkelijk vervalst waren. De aangevers zijn immers niet aan te merken als ‘deskundigen’ in de zin van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien wordt uit de stukken in het dossier niet duidelijk dat de bemonstering door onderzoekers van het bedrijf [benadeelde 2] representatief is voor de in de woningen en de loods aangetroffen goederen.
Evenmin is aangetoond dat daadwerkelijke verkoop van grote hoeveelheden vervalste producten heeft plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. Hieruit volgt dat geen sprake kan zijn van het tenlastegelegde beroeps- of bedrijfsmatig handelen van verdachte. Subsidiair dient verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel invoeren, doorvoeren en uitvoeren van vervalste waren, nu hiervoor geen bewijs in het dossier is aangetroffen.
Op de verdere verweren wordt hieronder voorzover relevant ingegaan.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 refereert de raadsman van verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bezit van ruim elfhonderd gram amfetamine.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman gesteld dat uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende blijkt dat de gevonden hoeveelheid geld afkomstig was van de handel in vervalste artikelen en/of enig ander strafbaar feit. Verdachte heeft verklaard dat een gedeelte van het geld toebehoort aan zijn zoon en het overige geldbedrag gebruikt werd voor de handel in koelkasten en auto’s. Uit de ter zitting aan het dossier toegevoegde werkgeversverklaringen blijkt dat de zoon van verdachte rond € 2000,- heeft verdiend in de periode voor de zoeking. Daarnaast is bekend dat het gebruikelijk is voor handelaren om een bedrag aan contanten beschikbaar te hebben. De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van feit 4 en het in beslag genomen geldbedrag aan verdachte te retourneren.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder feit 1 tenlastegelegde. Zij baseert haar oordeel op de hierna opgesomde gebeurtenissen en bewijsmiddelen.
Op 24 februari 2013 is door SBS6 het programma Undercover in Nederland uitgezonden, waarin een onderzoek naar de handel in valse merkartikelen te Aalten is getoond. Verdachten en de woningen van verdachten worden tijdens het bekijken van deze uitzending door de politie van Regio Noord- en Oost Gelderland, team Aalten herkend. [3] De beelden van de uitzending van Undercover zijn op verzoek van de officier van justitie ook ter terechtzitting getoond. Op de beelden heeft de rechtbank personen herkend die een bijzonder sterke gelijkenis vertonen met verdachte en medeverdachte Kup. Op de beelden is te zien dat deze twee personen op twee verschillende tijdstippen – op 29 september 2012 en 5 december 2012 – goederen verkochten aan medewerkers van het programma Undercover. In combinatie met het proces-verbaal van herkenning en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting, houdt de rechtbank het er voor dat de twee personen die op de betreffende beelden zijn te zien, verdachten zijn.
Drie firma’s hebben uiteindelijk aangifte gedaan van verhandeling van vervalste producten en beschermde merkartikelen, te weten: [aangever 1] te Eindhoven namens benadeelde partij [benadeelde 1] op 20 maart 2013 [4] , [aangever 2] van de firma [benadeelde 2] te Amsterdam op 7 augustus 2013 [5] en [aangever 3] te Amsterdam op 6 augustus 2013 [6] namens benadeelde partij [benadeelde 3].
Op 16 juli 2013 zijn tijdens de doorzoeking in de woningen aan [adres 2] [7] , [adres 3] [8] en [adres 1] [9] te Aalten en perceel [adres 4] (loods) te Bredevoort [10] , grote hoeveelheden (naar het zich toen al liet aanzien) valse merkkleding, sigaretten, soft- en harddrugs, administratie en datadragers aangetroffen en in beslag genomen. De loods aan de [adres 4] werd in die periode door verdachte gehuurd [11] en het dossier bevat meerdere getuigen verklaringen dat verdachte en medeverdachte Kup regelmatig werden gesignaleerd bij de loods. [12]
De in de woningen en loods aangetroffen merkartikelen zijn op echtheid gecontroleerd door aangevers [aangever 1] [13] , [aangever 2] ([benadeelde 2]) [14] en [aangever 3] [15] , voornoemd en de Belastingdienst (ten aanzien van de aangetroffen sigaretten) [16] . Uit hun onderzoeken blijkt dat de in de woningen van verdachte en medeverdachte Kup en in de loods aan de [adres 4] aangetroffen producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden en niet door, dan wel in opdracht van, of met toestemming van de rechthebbende benadeelde partijen hier te lande zijn verhandeld of in voorraad zijn gehouden. De rechtbank heeft, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte ter zitting naar voren bracht, geen redenen te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van genoemde onderzoeken naar de vervalsingen van de aangetroffen goederen, mede nu geen bewijs van het tegendeel van de expertise van onderzoekers is aangetoond door de verdediging, noch een verzoek tot contra-expertise is ingediend. Aangevers komen naar het oordeel van de rechtbank voldoende gezag en kundigheid toe om een oordeel te kunnen geven over de echtheid van de aangeboden goederen. Bovendien heeft de rechtbank verdachte en zijn medeverdachte in de uitzending van Undercover duidelijk en onomwonden horen verklaren, zakelijk weergegeven, dat de toen door hen aangeboden goederen namaak zijn en (onder meer) uit China komen. [17]
De rechtbank is voorts – in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft bepleit – van oordeel dat de verkoop van valse merkartikelen door verdachten een bedrijfsmatig karakter had. Op de beelden van de getoonde uitzending ziet de rechtbank dat verdachten hun goederen verkochten in een naar uiterlijke verschijningsvorm als “winkel” ingerichte ruimte [18] en uit het proces-verbaal van de doorzoeking op 16 juli 2013 blijkt dat ter plekke grote hoeveelheden goederen in voorraad werden gehouden. [19]
Bovendien blijkt uit onderzoek door het [team] [20] , de verklaringen van aangevers [21] en de bevindingen omtrent Marktplaats.nl [22] , dat op internetsite Marktplaats.nl een actief aanbod beleid werd gevoerd door verdachten, onder de usernames
[naam 1], met alias ‘[alias 1]’ en
[naam 2]), met alias ‘[alias 2]’. Het overgrote deel van de 1711 advertenties die verdachten op deze site plaatsten heeft betrekking op het aanbieden van merkkleding en schoenen.
Het in deze advertenties vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer] [23] werd door verdachten o.a. gebruikt voor het versturen van advertenties per sms naar andere telefoonnummers. [24] Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek naar ontvangers van deze advertenties blijkt dat deze ontvangers goederen hebben gekocht bij verdachte en medeverdachte. Zo verklaart bijvoorbeeld getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven, dat hij verdachte al minstens zeven jaar kent en dat hij een setje van twee stuks [benadeelde 1] boxershorts van hem heeft gekocht voor de prijs van € 5,-. [25]
Op de simkaart van de in de woning van verdachte aangetroffen NOKIA 6500 (imei [nummer] zijn nagenoeg alle opgeslagen nummers ingevoerd met de tekst:
[contact 1], [contact 2], [contact 3], [contact 4] of soortgelijk. [26]
Uit onderzoek [27] naar de rekeningafschriften behorende bij het rekeningnummer [rekeningnummer] dat bij ABN AMRO is afgesloten door [betrokkene] (de zoon van verdachte) met als gemachtigde verdachte [28] blijkt de rechtbank dat in de periode van 20-2-2011 tot en met 20-09-2013 op het saldo van de rekeninghouders telkens bedragen zijn bij geschreven, die verwijzen naar de aankopen van o.a. parfum [29] , [benadeelde 1] kleding [30] , Nike schoenen [31] ’ en Uggs [32] . Bovendien ontving aangever [aangever 1] op 15 juli 2013 een sms, afkomstig van voornoemd telefoonnummer [telefoonnummer] met de tekst dat er opnieuw goederen werden aangeboden, waaronder kleding van het merk [benadeelde 1]. [33]
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde periode waarbinnen verdachten handelden in vervalste merkartikelen bewijs vindt in voornoemde rekeningafschriften, advertenties op marktplaats.nl en sms-berichten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende bewijs is aangetroffen voor bewezenverklaring van invoeren, doorvoeren en uitdelen van de vervalste goederen door verdachte en zij spreekt verdachte daarvan vrij.
Feit 2 en feit 3
De rechtbank is van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor veroordeling van verdachte van de onder feit 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
In het perceel [adres 1] te Aalten, woning van verdachte, en in de auto van verdachte zijn tijdens de zoeking op 16 juli 2013, hard- en softdrugs aangetroffen. Van deze doorzoeking is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. [34] Uit het door het N.F.I. opgestelde test rapport [35] blijkt dat de in de woning van verdachte aangetroffen drugs hard- en softdrugs betreffen.
Verdachte heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de aangetroffen hard- en softdrugs, met uitzondering van de in zijn vrieskist aangetroffen ruim elfhonderd gram amfetamine. Hierover heeft hij verklaard dat hij niet weet hoe die harddrugs daarin zijn terechtgekomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de amfetamine eveneens opzettelijk in zijn bezit heeft gehad. Deze amfetamine is als het ware tussen alle andere drugs aangetroffen, waarvan verdachte het bezit wel erkent. Aan de enkele ontkenning van verdachte gaat de rechtbank dan ook voorbij. Er is geen ander geloofwaardig scenario aannemelijk geworden, dan dat verdachte ook van die amfetamine, net als alle andere drugs, de eigenaar is geweest.
Feit 4
Verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat het in het huis van verdachte gevonden geld [36] deels toebehoort aan zijn zoon [betrokkene] en deels gebruikt werd om de handel in koelkasten en auto’s te financieren. [37] Nu niet onomstotelijk is gebleken dat de verklaringen van verdachte omtrent de oorsprong van het geld onjuist zouden zijn en in de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende bewijs aanwezig is om het tenlastegelegde te bewijzen spreekt de rechtbank verdachte vrij van het hem onder feit 4 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2012 tot en met 16 juli 2013 te Aalten en/of te Bredevoort, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien,
en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten kleding en schoeisel en sieraden en accessoires (o.a. tassen en riemen) en parfum en sigaretten, heeft verkocht, te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd en in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend;
2.
hij op 16 juli 2013 in de gemeente Aalten, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1114,3 gram amfetamine en
ongeveer 0,20 gram MDMA en
45
XTC-pillen (MDMA) en
ongeveer 9,81 gram cocaïne,
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op 16 juli 2013 in de gemeente Aalten, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 56,33 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer 15,58 gram en 5 hennepplanten, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Medeplegen van:
het opzettelijk verkopen, te koop aanbieden, afleveren en in voorraad hebben van
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien,
en
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een geldboete van € 20.000,-.
De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met het feit dat zijn cliënt niet eerder is veroordeeld voor handel in vervalste merkkleding en dat verdachte en medeverdachte bovendien, mocht het tot een veroordeling komen, niet de grote jongens zijn in deze zaak en een werkstraf op zijn plaats zou zijn. Een gevangenisstraf zal terugbetaling van eventueel veroorzaakte schade in de weg staan. Bovendien heeft zijn cliënt reeds voldaan aan een vordering van de Belastingdienst van € 4.400,- en door de Belastingdienst is aangekondigd dat een tweede vordering zal volgen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, naast het aanwezig hebben van hard- en softdrugs, schuldig gemaakt aan het medeplegen van de handel in valse merkartikelen.
Niet alleen wordt met valse merkartikelen de rechthebbenden van de intellectuele eigendomsrechten op deze waren, schade toegebracht, maar tevens wordt bonafide bedrijven die wel aan hun verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de leidende rol die verdachte heeft vervuld bij het plegen van dit strafbare feit. Niet alleen was hij gemachtigd rekeninghouder van de rekening bij ABN AMRO, waarop de bedragen die werden verdiend met de verkoop van de goederen via internet binnen kwamen, ook was hij huurder van de loods waarin grote hoeveelheden vervalste goederen zijn aangetroffen.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 7 oktober 2013 blijkt de rechtbank dat geen gedragsverandering meer te verwachten valt bij verdachte en dat de kans op recidive aanwezig is. Blijkens het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2013 is hij bij herhaling voor een keur aan misdrijven veroordeeld. Verdachte laat zich aan die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen blijkbaar niets gelegen liggen.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend, alsmede een geldboete van na te melden hoogte. Om redenen van generale preventie kan - in aanmerking genomen de rol van verdachte - bij een grootschalige handel in nepkleding als de onderhavige niet met een werkstraf worden volstaan.
Nu verdachte van feit 4 wordt vrijgesproken, komt de rechtbank tot een iets lagere gevangenisstraf en geldboete dan door de officier van justitie geëist.
Vordering ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen items als vermeld op de aan het dossier toegevoegde beslaglijst als volgt gevorderd:
  • verbeurdverklaring van de items onder nummers 15 en 17;
  • onttrekken aan het verkeer van de items onder nummer 42 en 65;
  • retour aan verdachte de items onder de nummers 19, 36, 40, 68, 69 en 70.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de inbeslaggenomen geldbedragen terug te geven aan verdachte en refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van hetgeen de verdediging ten aanzien van feit 4 heeft aangevoerd niet aannemelijk is geworden dat het geldbedrag genoemd onder feit 4 inkomsten uit de handel van verdachte betreft. Er is geen sprake van één van de in artikel 33a Wetboek van Strafrecht genoemde situaties waarin voorwerpen verbeurd kunnen worden verklaard. De rechtbank zal derhalve de teruggave gelasten van het geldbedrag (nummers 15 en 17 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) aan verdachte.
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen goederen is zij van oordeel dat de nummers 42 en 65 dienen te worden onttrokken aan het verkeer en de nummers 19, 36, 40, 68, 69 en 70 aan verdachte dienen te worden terug gegeven.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde 1], vertegenwoordigd door [aangever 1], te Eindhoven heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 11.915,-, ter zitting aangevuld tot een bedrag van € 46.575,- ,vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. De benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht de vordering hoofdelijk op te leggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de gevorderde schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering nu de vordering te ingewikkeld is voor behandeling in de strafprocedure en de benadeelde partij met de vordering ook in een aparte civiele procedure terecht kan.
De rechtbank deelt die mening, in zoverre dat er ingewikkelde nadere instructie zou moeten komen over schade met betrekking tot de onderbroeken die uit de handel zijn genomen. Een andere vraag is of de consumenten die nep-merkkleding kopen ook - bij gebrek daaraan - de echte dure merkkleding zouden kopen. Beantwoording van deze vragen in rechte zou de strafzaak onevenredig belasten.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk verklaard worden in haar vordering en kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijk rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 27, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 91, 337 van het Wetboek van Strafrecht en de artt. 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1
Medeplegen van:
het opzettelijk verkopen, te koop aanbieden, afleveren en in voorraad hebben van
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de

handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en

c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien,
en
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent;
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarde op dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem (telefoonnummer 026-3555333). Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 10.000,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 dagen hechtenis;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de nummers 42 en 65 van de op de in het dossier opgenomen beslaglijst;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven goederen aan veroordeelde, te weten: de nummers 15, 17, 19, 36, 40, 68, 69 en 70;
 verklaart de benadeelde partij Björn [benadeelde 1] niet ontvankelijk in haar vordering;
 heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Bögemann en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL06472013111162, Regio Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Bronckhorst, getekend en gesloten te Doetinchem op 4 oktober 2013.
2.De pleitnota van de raadsman zal worden aangehecht aan het proces-verbaal ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 269 en 270
4.Aangifte [aangever 1] ([aangever 1] te Eindhoven) namens [benadeelde 1], pag. 131 t/m 135
5.Aangifte [aangever 2] ([benadeelde 2]), pag. 152 e.v.
6.Aangifte [aangever 3] ([aangever 3] Amsterdam), pag. 200
7.Proces-verbaal van bevindingen zoeking [adres 2], pag. 309-311
8.Proces-verbaal van bevindingen zoeking[adres 2], pag. 286
9.Proces-verbaal bevindingen zoeking [adres 1] (perceel C), pag. 291-294,
10.Proces-verbaal bevindingen zoeking loods [adres 4] pag. 296 t/m 300
11.Huurovereenkomst hal 3 [adres 4], pag. 244
12.Proces-verbaal getuigenverklaringen [getuige 2], pag. 239, [getuige 3], pag. 242, [getuige 4], pag.246
13.Aangifte [aangever 1], pag. 132 e.v.
14.Aangifte [benadeelde 2], blz. 157-159 en foto’s vervalste goederen, blz. 160-172
15.Aangifte [aangever 3] 200-202, fotobijlage pag. 203-218
16.Proces-verbaal Belastingdienst, pag. 26 t/m 30 en 41 t/m 44
17.Zie ook proces-verbaal bevindingen, pag. 269, laatste alinea
18.Zie ook proces-verbaal bevindingen zoeking, pag. 296
19.Proces-verbaal bevindingen zoeking, pag. 293, 297-300
20.Target Report [team], pag. 225-236
21.Printscreens aanbieding partijl [benadeelde 1], pag. 136 t/m 138 en foto’s picturetrail.com, pag. 139 t/m 151
22.Proces-verbaal gegevens marktplaats.nl, pag. 5, ordner ‘Vorderingen’.
23.Proces-verbaal bevindingen telefoon Kup, pag. 272
24.Proces-verbaal bevindingen, pag. 316
25.Proces-verbaal bevindingen, onderzoek sms contacten, pag. 322 - 324
26.Proces-verbaal bevindingen, pag. 308
27.Proces-verbaal gegevens bankrekening verdachte, pag. 77, ordner ‘Vorderingen’ en pag. 81 t/m 162 (afschriften)
28.Overeenkomst ABN-AMRO, pag. 79
29.Rekeningafschrift ABN-AMRO, pag. 88 van de ordner ‘Vorderingen’
30.Rekeningafschrift ABN-AMRO, pag. 97-100 en verder van de ordner ‘Vorderingen’
31.Rekeningafschrift ABN-AMRO, pag. 103 en verder van de ordner ‘Vorderingen’
32.Rekeningafschrift ABN-AMRO, pag. 112 en verder van de ordner ‘Vorderingen’
33.Proces-verbaal bevindingen pag. 316, en afbeeldingen 317, 318
34.Proces-verbaal bevindingen, pag. 385 t/m 387 en NFI
35.Rapport N.F.I., pag. 418
36.Proces-verbaal zoeking, pag. 290-295
37.Proces-verbaal bevindingen zoeking, pag. 341