45XTC-pillen (MDMA), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of ongeveer 9,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
hij op of omstreeks 16 juli 2013 in de gemeente Aalten,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 56,33 gram van een gebruikelijk vast
mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan
geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 15,58 gram en/of 5
hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot
en met 16 juli 2013 te Aalten en/of Bredevoort,
(telkens) een of meer geldbedrag(en) (ca. 5700 euro) heeft verworven en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet of van
genoemd geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist dat dit/deze
geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig
misdrijf.
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleitdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe -kort gezegd- aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de in de woningen en de loods aangetroffen goederen ook daadwerkelijk vervalst waren. De aangevers zijn immers niet aan te merken als ‘deskundigen’ in de zin van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien wordt uit de stukken in het dossier niet duidelijk dat de bemonstering door onderzoekers van het bedrijf [benadeelde 2] representatief is voor de in de woningen en de loods aangetroffen goederen.
Evenmin is aangetoond dat daadwerkelijke verkoop van grote hoeveelheden vervalste producten heeft plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. Hieruit volgt dat geen sprake kan zijn van het tenlastegelegde beroeps- of bedrijfsmatig handelen van verdachte. Subsidiair dient verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel invoeren, doorvoeren en uitvoeren van vervalste waren, nu hiervoor geen bewijs in het dossier is aangetroffen.
Op de verdere verweren wordt hieronder voorzover relevant ingegaan.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 refereert de raadsman van verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het bezit van ruim elfhonderd gram amfetamine.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman gesteld dat uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende blijkt dat de gevonden hoeveelheid geld afkomstig was van de handel in vervalste artikelen en/of enig ander strafbaar feit. Verdachte heeft verklaard dat een gedeelte van het geld toebehoort aan zijn zoon en het overige geldbedrag gebruikt werd voor de handel in koelkasten en auto’s. Uit de ter zitting aan het dossier toegevoegde werkgeversverklaringen blijkt dat de zoon van verdachte rond € 2000,- heeft verdiend in de periode voor de zoeking. Daarnaast is bekend dat het gebruikelijk is voor handelaren om een bedrag aan contanten beschikbaar te hebben. De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van feit 4 en het in beslag genomen geldbedrag aan verdachte te retourneren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder feit 1 tenlastegelegde. Zij baseert haar oordeel op de hierna opgesomde gebeurtenissen en bewijsmiddelen.
Op 24 februari 2013 is door SBS6 het programma Undercover in Nederland uitgezonden, waarin een onderzoek naar de handel in valse merkartikelen te Aalten is getoond. Verdachten en de woningen van verdachten worden tijdens het bekijken van deze uitzending door de politie van Regio Noord- en Oost Gelderland, team Aalten herkend.De beelden van de uitzending van Undercover zijn op verzoek van de officier van justitie ook ter terechtzitting getoond. Op de beelden heeft de rechtbank personen herkend die een bijzonder sterke gelijkenis vertonen met verdachte en medeverdachte Kup. Op de beelden is te zien dat deze twee personen op twee verschillende tijdstippen – op 29 september 2012 en 5 december 2012 – goederen verkochten aan medewerkers van het programma Undercover. In combinatie met het proces-verbaal van herkenning en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting, houdt de rechtbank het er voor dat de twee personen die op de betreffende beelden zijn te zien, verdachten zijn.
Drie firma’s hebben uiteindelijk aangifte gedaan van verhandeling van vervalste producten en beschermde merkartikelen, te weten: [aangever 1] te Eindhoven namens benadeelde partij [benadeelde 1] op 20 maart 2013, [aangever 2] van de firma [benadeelde 2] te Amsterdam op 7 augustus 2013en [aangever 3] te Amsterdam op 6 augustus 2013namens benadeelde partij [benadeelde 3].
Op 16 juli 2013 zijn tijdens de doorzoeking in de woningen aan [adres 2], [adres 3]en [adres 1]te Aalten en perceel [adres 4] (loods) te Bredevoort, grote hoeveelheden (naar het zich toen al liet aanzien) valse merkkleding, sigaretten, soft- en harddrugs, administratie en datadragers aangetroffen en in beslag genomen. De loods aan de [adres 4] werd in die periode door verdachte gehuurden het dossier bevat meerdere getuigen verklaringen dat verdachte en medeverdachte Kup regelmatig werden gesignaleerd bij de loods.
De in de woningen en loods aangetroffen merkartikelen zijn op echtheid gecontroleerd door aangevers [aangever 1], [aangever 2] ([benadeelde 2])en [aangever 3], voornoemd en de Belastingdienst (ten aanzien van de aangetroffen sigaretten). Uit hun onderzoeken blijkt dat de in de woningen van verdachte en medeverdachte Kup en in de loods aan de [adres 4] aangetroffen producten vervalsingen zijn van producten van de benadeelden en niet door, dan wel in opdracht van, of met toestemming van de rechthebbende benadeelde partijen hier te lande zijn verhandeld of in voorraad zijn gehouden. De rechtbank heeft, in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van verdachte ter zitting naar voren bracht, geen redenen te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van genoemde onderzoeken naar de vervalsingen van de aangetroffen goederen, mede nu geen bewijs van het tegendeel van de expertise van onderzoekers is aangetoond door de verdediging, noch een verzoek tot contra-expertise is ingediend. Aangevers komen naar het oordeel van de rechtbank voldoende gezag en kundigheid toe om een oordeel te kunnen geven over de echtheid van de aangeboden goederen. Bovendien heeft de rechtbank verdachte en zijn medeverdachte in de uitzending van Undercover duidelijk en onomwonden horen verklaren, zakelijk weergegeven, dat de toen door hen aangeboden goederen namaak zijn en (onder meer) uit China komen.
De rechtbank is voorts – in tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft bepleit – van oordeel dat de verkoop van valse merkartikelen door verdachten een bedrijfsmatig karakter had. Op de beelden van de getoonde uitzending ziet de rechtbank dat verdachten hun goederen verkochten in een naar uiterlijke verschijningsvorm als “winkel” ingerichte ruimteen uit het proces-verbaal van de doorzoeking op 16 juli 2013 blijkt dat ter plekke grote hoeveelheden goederen in voorraad werden gehouden.
Bovendien blijkt uit onderzoek door het [team], de verklaringen van aangeversen de bevindingen omtrent Marktplaats.nl, dat op internetsite Marktplaats.nl een actief aanbod beleid werd gevoerd door verdachten, onder de usernames
[naam 1], met alias ‘[alias 1]’ en
[naam 2]), met alias ‘[alias 2]’. Het overgrote deel van de 1711 advertenties die verdachten op deze site plaatsten heeft betrekking op het aanbieden van merkkleding en schoenen.
Het in deze advertenties vermeldde telefoonnummer [telefoonnummer]werd door verdachten o.a. gebruikt voor het versturen van advertenties per sms naar andere telefoonnummers.Uit het proces-verbaal dat is opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek naar ontvangers van deze advertenties blijkt dat deze ontvangers goederen hebben gekocht bij verdachte en medeverdachte. Zo verklaart bijvoorbeeld getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven, dat hij verdachte al minstens zeven jaar kent en dat hij een setje van twee stuks [benadeelde 1] boxershorts van hem heeft gekocht voor de prijs van € 5,-.
Op de simkaart van de in de woning van verdachte aangetroffen NOKIA 6500 (imei [nummer] zijn nagenoeg alle opgeslagen nummers ingevoerd met de tekst:
[contact 1], [contact 2], [contact 3], [contact 4] of soortgelijk.
Uit onderzoeknaar de rekeningafschriften behorende bij het rekeningnummer [rekeningnummer] dat bij ABN AMRO is afgesloten door [betrokkene] (de zoon van verdachte) met als gemachtigde verdachteblijkt de rechtbank dat in de periode van 20-2-2011 tot en met 20-09-2013 op het saldo van de rekeninghouders telkens bedragen zijn bij geschreven, die verwijzen naar de aankopen van o.a. parfum, [benadeelde 1] kleding, Nike schoenen’ en Uggs. Bovendien ontving aangever [aangever 1] op 15 juli 2013 een sms, afkomstig van voornoemd telefoonnummer [telefoonnummer] met de tekst dat er opnieuw goederen werden aangeboden, waaronder kleding van het merk [benadeelde 1].
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde periode waarbinnen verdachten handelden in vervalste merkartikelen bewijs vindt in voornoemde rekeningafschriften, advertenties op marktplaats.nl en sms-berichten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende bewijs is aangetroffen voor bewezenverklaring van invoeren, doorvoeren en uitdelen van de vervalste goederen door verdachte en zij spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor veroordeling van verdachte van de onder feit 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
In het perceel [adres 1] te Aalten, woning van verdachte, en in de auto van verdachte zijn tijdens de zoeking op 16 juli 2013, hard- en softdrugs aangetroffen. Van deze doorzoeking is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.Uit het door het N.F.I. opgestelde test rapportblijkt dat de in de woning van verdachte aangetroffen drugs hard- en softdrugs betreffen.
Verdachte heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de aangetroffen hard- en softdrugs, met uitzondering van de in zijn vrieskist aangetroffen ruim elfhonderd gram amfetamine. Hierover heeft hij verklaard dat hij niet weet hoe die harddrugs daarin zijn terechtgekomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de amfetamine eveneens opzettelijk in zijn bezit heeft gehad. Deze amfetamine is als het ware tussen alle andere drugs aangetroffen, waarvan verdachte het bezit wel erkent. Aan de enkele ontkenning van verdachte gaat de rechtbank dan ook voorbij. Er is geen ander geloofwaardig scenario aannemelijk geworden, dan dat verdachte ook van die amfetamine, net als alle andere drugs, de eigenaar is geweest.
Verdachte heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat het in het huis van verdachte gevonden gelddeels toebehoort aan zijn zoon [betrokkene] en deels gebruikt werd om de handel in koelkasten en auto’s te financieren.Nu niet onomstotelijk is gebleken dat de verklaringen van verdachte omtrent de oorsprong van het geld onjuist zouden zijn en in de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende bewijs aanwezig is om het tenlastegelegde te bewijzen spreekt de rechtbank verdachte vrij van het hem onder feit 4 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2012 tot en met 16 juli 2013 te Aalten en/of te Bredevoort, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de
handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een
bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien,
en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of
een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking,
was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als
een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts
ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten kleding en schoeisel en sieraden en accessoires (o.a. tassen en riemen) en parfum en sigaretten, heeft verkocht, te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd en in voorraad heeft gehad, zulks terwijl verdachte het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend;
hij op 16 juli 2013 in de gemeente Aalten, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1114,3 gram amfetamine en
ongeveer 0,20 gram MDMA en