ECLI:NL:RBGEL:2013:5956

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
2178921 BH VERZ 13-13498 (BM 5660)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkomingen van de bewindvoerder in de zorg voor verzoekster zonder schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.P. Rietveld, de bewindvoerder aansprakelijk stelde voor tekortkomingen in zijn zorg. De bewindvoerder was niet verschenen op een zitting op 16 november 2012, waartegen hij door de Stichting Portaal was gedagvaard. Verzoekster stelde dat deze tekortkoming had geleid tot schade, waaronder huurachterstanden en bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelde echter dat, hoewel de bewindvoerder tekortgeschoten was in zijn zorg door niet te verschijnen, er geen schade was ontstaan voor verzoekster. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster geen belang had bij de vaststelling van de tekortkoming van de bewindvoerder.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 juni 2013 was ingediend, waarin verzoekster verzocht om vaststelling van de tekortkoming van de bewindvoerder en om schadevergoeding. De kantonrechter heeft de relevante stukken bekeken, waaronder de dagvaarding van Portaal en de reactie van de bewindvoerder. De bewindvoerder had aangevoerd dat de huurachterstand deels betrekking had op perioden vóór de aanstelling en dat hij niet in de procedure was verschenen omdat er geen middelen waren om de huurachterstand te voldoen.

De kantonrechter concludeerde dat de bewindvoerder niet in strijd had gehandeld met zijn verplichtingen, omdat verzoekster zelf had nagelaten de bewindvoerder als procespartij op te nemen in de kort geding procedure en de verzetprocedure. Hierdoor was de bewindvoerder niet verantwoordelijk voor de gevolgen van zijn afwezigheid. De kantonrechter wees alle verzoeken van verzoekster af en veroordeelde haar in de kosten van de procedure, die op nihil waren begroot aan de zijde van de bewindvoerder.

Uitspraak

Rechtbank gelderland

Afdeling civiel
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens 2178921 BH VERZ 13-13498 (BM 5660)
Beschikking van de kantonrechter d.d. 17 december 2013
Inzake het verzoek van
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. I.P. Rietveld,
toevoeging nr. 2EO9501,

1.De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • het op 4 juni 2013 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen
  • de op 19 augustus 2013 ontvangen reactie van de [bewindvoerder], met bijlagen
  • de aantekeningen van de griffier van de op 28 november 2013 gehouden mondelinge behandeling.

2.Het verzoek

Verzoekster verzoekt dat de rechtbank:
zal vaststellen dat de bewindvoerder is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder
zal bepalen dat de bewindvoerder rekening en verantwoording dient af te leggen over de verrichte betalingen en de verrichte werkzaamheden
de bewindvoerder zal veroordelen tot het voldoen aan verzoekster van de door haar als gevolg van het tekortschieten van de bewindvoerder geleden schade, welke vooralsnog begroot kan worden op € 1.895,38.

3.De beoordeling

3.1
De goederen van verzoekster zijn bij beschikking van 13 juli 2011 onder bewind gesteld, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder. Deze beschikking is op 20 juli 2011 verzonden, zodat het bewind is ingegaan op 21 juli 2011.
3.2
Verzoekster huurt een woning, gelegen aan de [adres] te [plaats], van de
Stichting Portaal. Verzoekster stelt dat de bewindvoerder vier maanden huur onbetaald heeft gelaten. Portaal heeft op 8 november 2012 verzoekster, haar toenmalige partner en de bewindvoerder gedagvaard tegen 16 november 2012.
In de daarop volgende procedure heeft Portaal gevorderd dat de huurovereenkomst met – onder meer – verzoekster wordt ontbonden en dat de gedaagde partijen hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand van € 1.741,11, vermeerderd met € 109,43 aan wettelijke rente berekend tot 1 december 2012 en € 535,50 aan buitengerechtelijke kosten. Uit de dagvaarding kan niet worden opgemaakt op welke maanden de huurachterstand betrekking heeft. Wel valt op te maken dat de achterstand vier maanden bedraagt.
De rechtbank heeft de vordering bij verstek toegewezen.
3.3
De kantonrechter stelt voorop dat het tot de taak van de bewindvoerder behoort om namens de rechthebbende in een procedure te verschijnen. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat hij dit niet heeft gedaan, omdat de huurachterstand deels betrekking had op de periode vóór aanvang van het bewind en deels op de periode van het opstarten van het bewind. In die opstartfase gold bovendien dat op 22 december 2011 de echtscheiding tussen verzoekster en haar toenmalige partner is uitgesproken en dat verzoekster pas vanaf oktober 2011 inkomen had. Omdat er ook geen middelen waren om de huurachterstand te voldoen, heeft de bewindvoerder ervoor gekozen niet te verschijnen in de procedure.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de bewindvoerder hiermee tekortgeschoten in de uitoefening van zijn taak. Naast de betaling van de huurachterstand werd immers ook de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gevorderd. Daarmee was het evident in het belang van verzoekster dat de bewindvoerder namens haar verweer zou voeren en zou trachten die ontbinding en ontruiming te voorkomen.
3.4
Op 13 februari 2013 is het verstekvonnis aan verzoekster en de bewindvoerder betekend en is de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 12 maart 2013.
3.5
Namens verzoekster heeft mr. Rietveld een kort geding aanhangig gemaakt dat diende op 7 maart 2013. De gemachtigde heeft er voor gekozen om de bewindvoerder niet als procespartij bij dit kort geding te betrekken. Dit is in strijd met artikel 1:441 lid 1 BW, waarin staat dat de bewindvoerder de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt. De gemachtigde heeft de bewindvoerder op 5 maart bericht gedaan van de mondelinge behandeling van het kort geding op 7 maart, doch dit was – mede door de afwezigheid van een medewerker van de bewindvoerder op 6 maart 2013 – te kort dag voor de bewindvoerder. Hij is dan ook niet verschenen bij de mondelinge behandeling van het kort geding.
3.6
De gemachtigde van verzoekster stelt dat bij de mondelinge behandeling van het kort geding een vaststellingsovereenkomst is gesloten, waarbij de ontruiming van het gehuurde is voorkomen.
Volgens de bewindvoerder is hij in maart 2013 in overleg getreden met Portaal en heeft dit overleg erin geresulteerd dat de ontruiming is voorkomen.
3.7
Zelfs indien moet worden uitgegaan van de juistheid van de lezing van verzoekster, geldt dat aan de bewindvoerder geen verwijt kan worden gemaakt dat hij bij het kort geding niet is verschenen. Het is de – onjuiste – keuze geweest van de gemachtigde van verzoekster om de bewindvoerder daarin niet als procespartij op te voeren en hem bovendien pas zeer kort van te voren van de mondelinge behandeling op de hoogte te stellen.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de bewindvoerder inderdaad overleg heeft gehad met Portaal, de verhuurder van verzoekster.
Vast staat dat de aangekondigde ontruiming op 12 maart 2013 is voorkomen. Niet kan worden vastgesteld op wiens initiatief dit is bereikt. Uit het voorgaande volgt dat de bewindvoerder geen verwijt kan worden gemaakt van het niet verschijnen bij de mondelinge behandeling in kort geding. Van handelen in strijd met hetgeen van een goed bewindvoerder mag worden verwacht is in deze omstandigheden geen sprake. Er is dus ook geen sprake van door de bewindvoerder veroorzaakte schade, bestaande uit extra kosten.
3.8
De gemachtigde van verzoekster heeft behalve het kort geding, ook een verzetprocedure namens verzoekster aanhangig gemaakt. Ook hier geldt dat de gemachtigde onterecht de bewindvoerder niet in deze procedure heeft gekend en hem evenmin als procespartij heeft vermeld in het verzet. Deze omissie zijdens verzoekster heeft geleid tot het volgende vonnis in verzet. De kantonrechter heeft bij vonnis van 20 september 2013 geoordeeld dat hij ambtshalve dient te beoordelen of Portaal ontvankelijk was in haar vorderingen tegen verzoekster. Vervolgens is in dat vonnis geoordeeld dat Portaal alsnog niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering tegen verzoekster, met veroordeling van Portaal in de kosten van de procedure.
3.9
Omdat de gemachtigde van verzoekster ervoor heeft gekozen de bewindvoerder niet in de verzetdagvaarding op te nemen als procespartij, is het verstekvonnis tegen de bewindvoerder in stand gebleven. Welk verwijt verzoekster de bewindvoerder hier maakt, is onduidelijk. De fout ligt aan de zijde van (de gemachtigde van) verzoekster. Zij had de bewindvoerder moeten betrekken in de verzetprocedure.
3.1
Ook ten aanzien van de verzetprocedure is op grond van het voorgaande geen sprake van handelen in strijd met de zorg die een goed bewindvoerder in acht heeft te nemen.
3.11
Vervolgens is de vraag of uit het ene verwijt dat de bewindvoerder kan worden gemaakt, de gestelde schade is voortgevloeid.
3.12
De kantonrechter stelt hierbij voorop dat de bewindvoerder onweersproken heeft gesteld dat alle huurtermijnen van 2012 zijn voldaan. De bewindvoerder heeft eveneens onweersproken gesteld dat verzoekster pas vanaf oktober 2011 over inkomen beschikte. Vanaf die datum is volgens de bewindvoerder de huur voldaan. De bewindvoerder heeft daarbij aangegeven dat de huur van december 2011 in januari 2012 is voldaan. Hierbij moet ook nog in ogenschouw worden genomen dat de ex-partner van verzoekster op 1 september 2011 het gehuurde heeft verlaten. Onduidelijk is of hij vanaf die datum nog aansprakelijk was voor de betaling van de huur. Het geheel overziend is de kantonrechter van oordeel dat verzoekster onvoldoende heeft aangegeven waarom het niet betalen van de huur aan de bewindvoerder is toe te rekenen. Verzoekster heeft niet gesteld welke maanden de bewindvoerder onbetaald zou hebben gelaten en evenmin heeft zij onderbouwd waarom dat de bewindvoerder te verwijten is. Gelet op de gemotiveerde stellingen van de bewindvoerder, had dat bepaald op haar weg gelegen. Van een tekortschieten in de zorg van een goed bewindvoerder is op dit punt derhalve geen sprake.
3.13
Verzoekster begroot haar schade op:
  • de buitengerechtelijke kosten als vermeld in het verstekvonnis, zijnde € 535,50
  • de rente van € 109,43
  • de proceskosten in het verstekvonnis, groot € 684,95
  • de kosten voor de kort geding procedure, zijnde € 75,00 griffierecht en € 38,50 aan eigen bijdrage voor de toevoeging
  • de kosten van de verzetprocedure, zijnde € 75,00 griffierecht en € 77,00 aan eigen bijdrage voor de toevoeging
  • een bedrag van € 300,00 wegens het door verzoekster niet (tijdig) verlengen van de inschrijving bij het Arbeidsbureau.
3.14
Met betrekking tot deze schadeposten geldt het volgende.
3.15
Verzoekster heeft geen stellingen betrokken, op grond waarvan kan worden aangenomen dat de vordering van Portaal, indien de bewindvoerder zou zijn verschenen in de procedure, zou zijn afgewezen. In tegendeel; door de wijze van procederen van verzoekster staat nu in rechte vast dat de veroordeling van de bewindvoerder overeind blijft. Hoewel de bewindvoerder een verwijt kan worden gemaakt dat hij niet in de initiële procedure is verschenen op 16 november 2012, staat daarmee vast dat hierdoor geen schade is ontstaan voor verzoekster.
3.16
De kosten van de kort geding procedure moeten voor rekening van verzoekster blijven, omdat zij ten onrechte de bewindvoerder niet in deze procedure betrokken heeft. Overigens ontbreekt causaal verband tussen de gestelde schadeposten en het niet verschijnen van de bewindvoerder in de procedure op 16 november 2012.
3.17
Ten aanzien van de kosten van de verzetprocedure geldt eveneens dat verzoekster de bewindvoerder ten onrechte niet in die procedure betrokken heeft. Dat is reeds grond om te oordelen dat die kosten voor haar rekening moeten blijven. Bovendien geldt dat de kosten van de verzetprocedure door Portaal moeten worden voldaan. Anders dan verzoekster stelt, is voor een verzetprocedure geen griffierecht verschuldigd. De vergoeding van de eigen bijdrage die verzoekster betaald heeft, valt onder de vergoeding van € 300,00 aan salaris gemachtigde die Portaal moet vergoeden. Op deze punten is geen sprake van door verzoekster geleden schade. Overigens ontbreekt causaal verband tussen de gestelde schadeposten en het niet verschijnen van de bewindvoerder in de procedure op 16 november 2012.
3.18
Resteert de bespreking van het bedrag van € 300,00 wegens het niet (tijdig) verlengen van de inschrijving bij het Arbeidsbureau. De bewindvoerder heeft met stukken onderbouwd gesteld dat er geen strafkorting is opgelegd. Verzoekster heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Ook op dit punt is van schade geen sprake.
3.19
Het geheel overziend komt de kantonrechter tot de volgende conclusie.
De bewindvoerder is tekortgeschoten in de zorg die van hem als goed bewindvoerder verwacht mocht worden, door niet te verschijnen op 16 november 2012, zijnde de dag waartegen hij was gedagvaard door Portaal. Hieruit is echter geen schade voortgevloeid voor verzoekster. Dit laatste brengt mee dat verzoekster geen belang heeft bij de verzochte vaststelling dat de bewindvoerder is tekortgeschoten in de zorg die van hem mocht worden verwacht.
3.2
Verzoekster heeft nog verzocht te bepalen dat de bewindvoerder rekening en verantwoording moet afleggen over de verrichte betalingen en de verrichte werkzaamheden. Ook hier heeft verzoekster geen belang bij, omdat de bewindvoerder op grond van de wet verplicht is rekening en verantwoording af te leggen over het door hem gevoerde bewind.
3.21
Alle verzoeken zullen worden afgewezen, met veroordeling van verzoekster in de kosten van de procedure, tot de uitspraak van deze beschikking aan de zijde van de bewindvoerder begroot op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
Wijst de verzoeken af.
Veroordeelt verzoekster in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bewindvoerder begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Haasnoot en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 december 2013.
WH