ECLI:NL:RBGEL:2013:6184

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
3 januari 2014
Zaaknummer
05/720364-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kropman
  • A. Gilhuis
  • O. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld in Harderwijk

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld op 20 september 2013 in Harderwijk. De verdachte heeft op die dag een medewerkster van een kledingwinkel bij de arm vastgepakt en haar gedwongen naar het kassablok te gaan, terwijl hij een pistool toonde. Daarnaast heeft hij een man bedreigd met een pistool en om geld gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen grote vrees heeft aangejaagd bij de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar is, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/720364-13
Uitspraak d.d.: 31 december 2013
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. Boeve, advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 december 2013.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2013 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1]
en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk
- ( gewapend met een pistool, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp) die kledingzaak is binnen gegaan en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] (bij de arm) heeft vastgepakt en/of vastgehouden (vervolgens)
- die [benadeelde 1] in de richting van de kassa heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft voorgehouden en/of heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 september 2013 te Harderwijk [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend gewapend met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een kledingzaak (alwaar die [benadeelde 1] werkzaam was) binnen gegaan en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, die [benadeelde 1] duidelijk zichtbaar dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en/of voorgehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 september 2013 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk
de deur van de personenauto van die [benadeelde 3] heeft geopend en/of (vervolgens) tegen die [benadeelde 3] heeft gezegd: "heb je 10 euro ik wil sigaretten kopen" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) die [benadeelde 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 20 september 2013 te Harderwijk [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de deur van de personenauto van die [benadeelde 3] geopend en/of (vervolgens) die [benadeelde 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (duidelijk)
zichtbaar getoond en/of voorgehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 20 september 2013 om 17:22 uur is bij de meldkamer Politie Oost Nederland een melding binnengekomen dat er een bedreiging van een automobilist met een vuurwapen had plaatsgevonden op de [straat] in Harderwijk. Kort daarna is een tweede melding binnengekomen bij de meldkamer dat een overval had plaatsgevonden bij [benadeelde 2] aan de [adres 2] in Harderwijk. Naar aanleiding hiervan is de politie een opsporingsonderzoek gestart.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde pogingen tot afpersing. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen verder opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 naar voren gebracht dat verdachte geen geweld heeft gebruikt en daar ook niet mee heeft gedreigd. Hij had weliswaar een wapen bij zich, maar dat was enkel omdat hij dat wapen wilde verkopen. In de winkel viel het wapen op de grond, waardoor hij het moest oppakken. Hoewel verdachte de medewerkster van de winkel wel bij de pols heeft gepakt, was dat omdat hij niet wilde dat de medewerkster het pistool zou zien dat op de grond was gevallen en hij een andere broek wilde. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte niets heeft gezegd en ook weer rustig de winkel is uitgelopen, hetgeen niet past bij een beroving met geweld, aldus de raadsman. Onvoldoende is gebleken dat verdachte het oogmerk had zich iets toe te eigenen of zichzelf te bevoordelen en hij hierbij geweld zou hebben gebruikt, zodat vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte het vuurwapen niet heeft getoond aan aangever. Hij heeft alleen gevraagd om geld voor sigaretten, maar is daarbij niet bedreigend geweest. Aan de verklaring van verdachte bij de politie dat hij wel een vuurwapen in handen heeft gehad, moet minder waarde worden gehecht, nu verdachte op dat moment in de war was en hij niet is verhoord met behulp van een tolk. Bij gesprekken in aanwezigheid van een tolk, zoals bij de psychiater en ter zitting, heeft verdachte ontkend een pistool te hebben getoond. Ook voor dit feit dient vrijspraak te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Door wettige bewijsmiddelen, welke hieronder verhalenderwijs zijn weergegeven, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de rechtbank, met de officier van justitie, de overtuiging verkregen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Aangever [benadeelde 3] heeft verklaard [2] dat hij op 20 september 2013 in Harderwijk op de bestuurdersstoel van zijn auto is gaan zitten. Hij zag dat een hem onbekende man kwam aanlopen. Deze man opende de bijrijdersdeur van de auto van aangever. Aangever hoorde de man tweemaal zeggen: “Heb je tien euro, ik wil sigaretten kopen.”, waarop aangever tegen de man zei dat hij geen geld zou krijgen. De man pakte een wapen uit zijn broeksband en hield de loop in de richting van zijn eigen linker broekspijp. Aangever kon niet zien of het een echt wapen of een nepwapen was. De man richtte het wapen op aangever en stapte vervolgens met zijn linkervoet de auto in. Aangever is hierop de auto uitgestapt en is naar de man toe gelopen. De man heeft toen het wapen opgeborgen en is weggelopen. Aangever heeft een signalement van de man gegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 september 2013 een man in een auto in Harderwijk om een tientje heeft gevraagd en dat hij op dat moment een pistool bij zich had.
Aangeefster [benadeelde 1] heeft, mede namens [benadeelde 2], gelegen aan de [adres 2] in Harderwijk, aangifte [3] gedaan. Op 20 september 2013 was aangeefster aan het werk toen een man haar in de winkel plotseling vastpakte bij haar rechteronderarm dan wel pols. Hij trok haar het kassablok in, waar hij zijn blouse omhoog deed en een pistool pakte. Hij toonde aangeefster het pistool, maar zei niets. Aangeefster had het idee dat de man wilde dat zij geld uit de kassa zou pakken. Zij schrok enorm en is de winkel uitgerend. Korte tijd daarna zag zij de man rustig de winkel uitlopen. Er is niets weggenomen uit de winkel.
Aangeefster heeft met haar telefoon een foto gemaakt van de camerabeelden en deze aan haar (Marokkaanse) vriend doorgestuurd omdat zij het vermoeden had dat de man van Marokkaanse afkomst was. De vriend van aangeefster heeft naar aanleiding hiervan de naam van verdachte genoemd.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd [4] dat hij op 20 september 2013 bij [benadeelde 2] de camerabeelden van die avond heeft bekeken. Aangeefster [benadeelde 1] heeft de beelden stilgezet zodat verbalisant [verbalisant 1] een foto van de dader kon maken [5] . Aangeefster heeft met haar mobiele telefoon zelf ook een foto gemaakt en die verzonden naar haar Marokkaanse vriend, [getuige 1]. Deze kwam enige tijd later naar de winkel en vertelde dat de man [verdachte] heet en woonachtig is aan de [adres 1] in Harderwijk.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard [6] dat hij zijn vriendin, die werkzaam is bij [benadeelde 2], telefonisch heeft gesproken naar aanleiding van berichten over een overval in de winkel. Zij heeft hem een foto van de dader gestuurd, die getuige heeft bekeken samen met zijn broertje, die de man herkende als ‘[verdachte]’ (fonetisch). Getuige herkende de man vervolgens ook en meende dat de man woonachtig was aan de [adres 1] in Harderwijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 september 2013 een kledingwinkel in Harderwijk is binnengegaan. Hij was op dat moment in de war. De verkoopster had drie broeken voor hem gepakt die hij op Marokkaanse wijze paste door de broek tegen zijn hals te houden. Tijdens het passen viel het pistool op de grond dat achter zijn broeksband zat. Omdat verdachte niet wilde dat de verkoopster het pistool zou zien, heeft hij haar bij de arm gepakt. Hij wilde het pistool pakken zonder dat zij het zag.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden bekeken die op 20 september 2013 bij [benadeelde 2] zijn gemaakt [7] . Hij heeft gerelateerd dat de camera ter hoogte van de balie en de kassa liet zien dat aangeefster in beeld kwam en vervolgens door verdachte bij de rechterarm werd vastgepakt en werd meegetrokken naar de zijkant van de balie/kassa. Er ontstond vervolgens een schermutseling waarbij aangeefster zich wist los te rukken. Een andere camera met zicht in de winkel liet zien dat aangeefster zich losrukte van verdachte en wegrende bij verdachte. Vervolgens was op die camera te zien dat verdachte iets achter zijn broeksband stopte en rustig achter aangeefster aan liep.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben gerelateerd [8] dat zij hebben begrepen dat er door een andere verbalisant een whats-app bericht is verzonden naar alle horecaondernemers met het signalement van de man die [benadeelde 2] had overvallen. Naar aanleiding hiervan heeft een medewerker van [bedrijf], [getuige], aangegeven de man op die dag,
20 september 2013, nog te hebben gezien in het [bedrijf]. De man had geprobeerd een vuurwapen te verkopen aan een klant [9] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 september 2013 in het [bedrijf] is geweest en dat hij daar heeft geprobeerd het pistool te verkopen.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard [10] dat verdachte hem heeft verteld dat het door hem gebruikte wapen op/achter een richel zou liggen bij de achteringang van de overkapping achter de schuur van zijn woning aan de [adres 1] in Harderwijk. Verbalisant heeft op de door verdachte genoemde plek aan zwart zilveren vuurwapen/pistool zonder patroonhouder, een losse patroonhouder met munitie, een plastic bakje met een groen deksel met daarin patronen aangetroffen [11] . Er is onderzoek gedaan naar het wapen dat bij de woning van verdachte is aangetroffen [12] . Het betreft een alarm- c.q. startpistool betreft, dat tevens een nabootsing is van een pistool dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen.
Feit 1
De rechtbank gaat, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, uit van de volgende toedracht.
Verdachte is op 20 september 2013 de [benadeelde 2] binnengegaan. Hij heeft aangeefster [benadeelde 1] bij haar arm vastgegrepen waarbij hij haar heeft meegetrokken naar het kassablok en aan haar een pistool laten zien. Vervolgens is een schermutseling ontstaan waarbij aangeefster zich heeft kunnen lostrekken en de winkel heeft verlaten. Aangeefster heeft in klip en klare bewoordingen verklaard dat zij het idee had dat de man wilde dat zij geld uit de kassa zou pakken. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat uit de verklaring van [getuige] blijkt dat verdachte diezelfde dag heeft geprobeerd een vuurwapen te verkopen in het [bedrijf] en dat bij zijn huis, op aanwijzingen van verdachte zelf, daadwerkelijk een alarm- c.q. startpistool is gevonden dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen. Verdachte heeft bekend aangeefster bij haar arm vast te hebben gepakt en dat hij in de winkel een pistool bij zich had. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met toepassing van geweld door aangeefster bij haar arm te pakken en haar mee te trekken naar het kassablok en onder bedreiging van geweld door aangeefster een pistool te tonen, heeft geprobeerd aangeefster te dwingen tot afgifte van geld. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen de poging tot diefstal vergezeld van geweld en met bedreiging van geweld.
Het door verdachte aangedragen alternatieve scenario dat hij het pistool heeft laten vallen en dat hij aangeefster heeft vastgepakt om te voorkomen dat zij het pistool zou zien, volgt de rechtbank niet nu dit onvoldoende aannemelijk is.
Feit 2
De rechtbank gaat, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, uit van de volgende toedracht.
Aangever zat op 20 september 2013 in Harderwijk op de bestuurdersstoel van zijn auto. Verdachte heeft de bijrijdersdeur van de auto van aangever geopend. Verdachte heeft aangever twee maal gevraagd om € 10,- om sigaretten te kunnen kopen waarbij hij aan aangever een pistool heeft laten zien en ook op aangever heeft gericht. Toen verdachte heeft geld kreeg, is verdachte weggelopen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met bedreiging van geweld, door aan aangever tot tweemaal toe geld te vragen terwijl hij aangever een pistool laat zien en dat op aangever richt, heeft geprobeerd aangever te dwingen tot afgifte van geld. Derhalve is wettig en overtuigend bewezen de poging tot diefstal met bedreiging van geweld.
Het door verdachte aangedragen alternatieve scenario dat hij aangever slechts om € 10,- heeft gevraagd zonder daarbij het pistool te tonen, acht de rechtbank, mede in het licht van hetgeen op dezelfde dag in de [benadeelde 2] is voorgevallen, niet aannemelijk en ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt in dit kader dat uit de verklaring van [getuige] blijkt dat verdachte diezelfde dag heeft geprobeerd een vuurwapen te verkopen in het [bedrijf] en dat bij zijn huis, op aanwijzingen van verdachte zelf, daadwerkelijk een alarm- c.q. startpistool is gevonden dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen. Voorts heeft aangever authentiek en consistent verklaard en heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij toen hij aangever aansprak hij een pistool voorhanden heeft gehad, dat hij ook in de [benadeelde 2] heeft getoond. Daarbij komt dat aangever zag dat verdachte het pistool uit zijn broeksband haalde, terwijl dat juist de plek is waarvan verdachte zelf heeft verklaard dat hij het daar bewaarde.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 20 september 2013 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en/of te doen volgen van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en/of
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk
- ( gewapend met een pistool, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp) die kledingzaak is binnen gegaan en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] (bij de arm) heeft vastgepakt en/of vastgehouden (vervolgens)
- die [benadeelde 1] in de richting van de kassa heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft voorgehouden en/of heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 20 september 2013 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk de deur van de personenauto van die [benadeelde 3] heeft geopend en/of (vervolgens) tegen die [benadeelde 3] heeft gezegd: "heb je 10 euro ik wil sigaretten kopen" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens) die [benadeelde 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair: poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2 primair: poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid van de verdachte
In het rapport van [psychiater], psychiater, van 13 december 2013 is geconcludeerd dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, gevorderd, met een proeftijd van twee jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. In overweging kan worden genomen verdachte zijn gevangenisstraf te laten uitzitten in een PPC.
De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte op 20 september 2013 in de war en depressief was. De deskundige heeft ook geadviseerd om verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De raadsman heeft verwezen naar het advies van de reclassering waarin een voorwaardelijke straf wordt geadviseerd.
Verdachte heeft het erg zwaar in detentie.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld en een poging tot diefstal met bedreiging van geweld op één dag. Verdachte heeft de deur van een auto geopend waar aangever [benadeelde 3] in zat en heeft, terwijl hij een pistool liet zien gevraagd om € 10,-. Verdachte heeft daarna in een kledingwinkel een vrouw bij haar arm gepakt en haar meegetrokken naar het kassablok onder bedreiging van een pistool.
Dit moet op aangevers diepe indruk hebben gemaakt. Het gebruik van een pistool rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
Door aldus te handelen heeft verdachte de betrokken personen grote vrees aangejaagd. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten in het algemeen langdurig kunnen lijden onder de psychische gevolgen daarvan. Daarnaast versterken feiten als deze reeds in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het blanco strafblad van verdachte.
In het psychiatrisch onderzoek van [psychiater] van 13 december 2013 is geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis en depressieve stoornis, ernstig zonder psychotische kenmerken met een chronisch beloop. Daarbij komt een acculturatieprobleem als reden van zorg naar voren. Zonder behandeling wordt de kans op recidive tenminste als verhoogd ingeschat. Naast een algemeen toezicht door de reclassering wordt het voort zetten van de huidige ambulante GGZ-behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde geadviseerd.
De reclassering heeft in het rapport van 10 december 2013 geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting (ambulant) en een contactverbod met aangevers.
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Bij de bepaling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf een proeftijd van twee jaar koppelen. De rechtbank ziet aanleiding de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen, inclusief het contactverbod met aangevers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1
primair: poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
2
primair: poging tot diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene- dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
 legt als algemene voorwaarden op dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de verdachte:
  • zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering aan hem geeft en zich op uitnodiging van de reclassering meldt bij de reclassering. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor de psychische problematiek en/of psychiatrische stoornis die door het NIFP is vastgesteld bij een passende GGZ-instelling of een forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • geen contact opneemt met de slachtoffers tenzij de reclassering hiervan op de hoogte is en hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven;
  • geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Kropman, voorzitter, Gilhuis en O. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 december 2013.
Mr. O. de Jong is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2013128270/2013128210, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Overvallen Team, gesloten en ondertekend op 20 november 2013.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 45
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 53
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 57
5.Opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, pagina 60
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 62
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 112
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 74
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pagina 77 en 78
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 90
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 91 e.v.
12.Proces-verbaal onderzoek wapen, pagina 100