ECLI:NL:RBGEL:2013:6403

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
240519
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de rechtsgeldigheid van zekerheden op de opbrengst van onderhands verkochte, stil verpande zaken in faillissement

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 14 augustus 2013, staat de rechtsgeldigheid van zekerheden centraal die zijn gevestigd op de opbrengst van onderhands verkochte, stil verpande zaken. De curator van Hendrix Transport Heijen B.V., die in staat van faillissement verkeert, vordert betaling van een bedrag van € 111.860,00 van De Lage Landen Financial Services B.V. De curator stelt dat de pandrechten van Rabobank en De Lage Landen op de voertuigen zijn vrijgegeven en dat De Lage Landen geen pandrecht heeft op de opbrengst van de verkoop van de trucks aan BAS Trucks. De rechtbank onderzoekt of de verpanding van de vorderingen uit de koopovereenkomst rechtsgeldig is geschied en of De Lage Landen als pandhouder kan worden aangemerkt.

De rechtbank overweegt dat de pandakte van 3 april 2008, waarin zowel Rabobank als De Lage Landen worden genoemd, niet expliciet vermeldt dat De Lage Landen ook een pandrecht heeft op de opbrengst. Echter, de rechtbank concludeert dat de bedoeling van De Lage Landen was om haar pandrecht enkel vrij te geven onder de voorwaarde dat zij een zekerheidsrecht op de opbrengst zou verkrijgen. De rechtbank stelt vast dat de verpanding van de opbrengst aan De Lage Landen kan worden afgeleid uit de vervolgpandakte, waarin beide partijen worden genoemd. De rechtbank oordeelt dat De Lage Landen een rechtsgeldig pandrecht heeft verkregen op de opbrengst van de verkoop van de trucks.

De rechtbank wijst de vorderingen van de curator af en veroordeelt de curator in de proceskosten, die aan de zijde van De Lage Landen zijn begroot op € 6.557,00. De vordering in reconventie behoeft geen behandeling, aangezien de voorwaarde niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/240519 / HA ZA 13-161
Vonnis van 14 augustus 2013
in de zaak van
MR. ADRIANUS GERARDUS MARIA KÉZÉR
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hendrix Transport Heijen B.V.,
kantoorhoudende te Helden, gemeente Peel en Maas,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A.G.M. Kézér te Helden, gemeente Peel en Maas,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE LAGE LANDEN FINANCIAL SERVICES B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. B.S. Matser te Utrecht.
Partijen zullen hierna de curator en De Lage Landen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 mei 2013
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie zijdens de curator
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 15 april 2008 is, na een daartoe strekkend besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van 9 april 2008, op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard de besloten vennootschap Hendrix Transport Heijen B.V., hierna te noemen Hendrix Transport. Aandeelhouder van Hendrix Transport was [naam], hierna te noemen de Holding. Middellijk bestuurder van Hendrix Transport was [naam], hierna te noemen [naam].
2.2.
Rabobank Maashorst, hierna te noemen Rabobank, heeft financieringen verstrekt aan Hendrix Transport en aan twee andere aan [naam] gelieerde vennootschappen. Bij akte van verpanding van 22 februari 2007, geregistreerd op 26 februari 2007, waarbij is aangeduid als pandgever Hendrix Transport, heeft Rabobank pandrechten verkregen op, kort gezegd, inventaris en vorderingen op derden. Op deze overeenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden voor verpanding van de Rabobankorganisatie 1998. Volgens die voorwaarden wordt onder inventaris tevens begrepen vrachtauto’s.
2.3.
De Lage Landen is 100% dochter van Rabobank. Rabobank fungeert als intermediair voor De Lage Landen en is door De Lage Landen gevolmachtigd tot het sluiten van geldleningovereenkomsten en het tot zekerheid van de nakoming daarvan vestigen van pandrechten.
2.4.
Op 12 mei 2006 respectievelijk 22 januari 2007 heeft Hendrix Transport twee overeenkomsten gesloten, genaamd “Financiële Rabolease-Overeenkomst”. Daarbij zijn aangeduid als partij I. Hendrix Transport, als partij II. De Lage Landen Financial Services B.V. Account Rabolease en als partij III. twee andere aan [naam] gelieerde vennootschappen. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat aan Hendrix Transport een geldlening wordt verstrekt voor de aanschaf van een trekker merk Volvo, respectievelijk vrachtwagen trekker chassis merk DAF. De overeenkomsten zijn inhoudelijk grotendeels identiek en luiden, voor zover thans van belang:
“A.
1. DLL verklaart aan CliëntHendrix Transport, rb)
een geldlening te hebben verstrekt c.q. te zullen verstrekken en Cliënt verklaart deze geldlening te aanvaarden en na verstrekking ter zake aan DLL verschuldigd te zijn een bedrag, in hoofdsom groot € 88.919,00(respectievelijk € 77.945,00)
(…)
“B
1. Tot zekerheid van de voldoening van al hetgeen DLL van Cliënt te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van de onderhavige Financiële Rabolease-Overeenkomst, dan wel uit welken anderen hoofde dan ook, verpandt de Cliënt hierbij het objecttrekker merk Volvo, respectievelijk vrachtwagen trekker chassis merk DAF, rb
) aan DLL, die dit in pand aanneemt.
(…)
F1. Door mede-ondertekening verklaart de Coöperatieve Rabobank Maashorst U.A., gevestigd te Horst, gemeente Horst aan de Maas, hierna te noemen: Bank, afstand te doen van zijn pandrecht op het Object, hetgeen door cliënt, als pandgever wordt aanvaard.
2. Tot zekerheid van de verplichtingen van Cliënt aan de Bank, uit welken hoofde dan ook, verklaart Cliënt hierbij, voor zover nodig bij voorbaat, een pandrecht te vestigen op het Object ten behoeve van de Bank, dat rang neemt na voormeld pandrecht van DLL, welke verpanding door de Bank wordt aanvaard, ten bewijze waarvan de Bank deze akte mede ondertekent.
G. Voorts zijn op de geldlening en de verpanding de bijgevoegde Algemene Voorwaarden Financiële Rabolease 1998 van toepassing. Cliënt verklaart deze algemene voorwaarden te hebben ontvangen en daarvan kennis te hebben genomen.”
Beide overeenkomsten zijn getekend door [naam], bedrijvenadviseur, met daarbij de toevoeging:
“ten dezen tekenend voor zowel de bank als namens DLL”.
2.5.
Vanaf 2008 stond Hendrix Transport onder bijzonder beheer van Rabobank, contactpersoon was [naam], senior accountmanager bijzondere financieringen, hierna te noemen [naam]. In 2008 heeft [naam] namens Hendrix Transport aan Rabobank te kennen gegeven het gehele wagenpark te willen verkopen en de bedrijfsvoering te willen beëindigen. In dat kader heeft Rabobank ingestemd met onderhandse verkoop van het wagenpark.
2.6.
Bij koopovereenkomst van 30 maart 2008 heeft BAS Trucks (onder meer) de twee trekkers van het merk Volvo en DAF aangekocht. Blijkens twee facturen van Hendrix Transport aan BAS Trucks gedateerd 31 maart 2008 bedroeg de koopsom van de trucks
€ 57.120,00 respectievelijk € 54.740,00, derhalve in totaal € 111.860,00.
2.7.
Bij email van 3 april 2008 schreef [naam], recovery specialist en account manager bij De Lage Landen, hierna te noemen [naam] aan [naam] onder meer het volgende
“Bijgaand naar aanleiding van ons gesprek van heden;
Onder verwijzing naar onderstaande afspraken. De Lage Landen is bereidt haar pandrecht op de door haar gefinancierde objecten vrij te geven, indien DLL een pandrecht op de vordering uit hoofde van de koopovereenkomst krijgt m.b.t. de objecten van De Lage Landen en Rabobank.
DLL zal haar pandrecht vrijgeven na ontvangst van het overeengekomen bedrag ad EUR 254.749,21
(…)”
2.8.
De hierboven geciteerde mail is op 4 april 2008 doorgezonden door [naam] aan [naam] met de volgende tekst:
“[naam],
Hierbij de mail, waaruit blijkt dat de Lage Landen haar pandrechten vrij geeft na ontvangst van het bedrag van € 254.749,21
(…)”
2.9.
Bij pandakte, ondertekend op 3 april 2008 en geregistreerd op 7 april 2008 waarbij is aangeduid als pandgever Hendrix Transport en twee andere aan haar gelieerde vennootschappen is onder meer het volgende opgenomen:
Bank / DLL
Banknaam
Coöperatieve Rabobank Maashorst U.A., gevestigd te Horst
hierna te noemen: bank
DLL
De Lage Landen Financial Services B.V. Account Rabolease, gevestigd te Eindhoven
hierna (zowel samen als ieder afzonderlijk) te noemen: DLL
verklaren te zijn overeengekomen:
Tot zekerheid voor betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van
Debiteur
de pandgever
voor zover in deze akte niet anders genoemd, hierna te noemen: debiteur,
te vorderen heeft of te vorderen mocht hebben uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te vestrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, (…), dan wel uit welken anderen hoofde ook, verpandt de pandgever aan de bank, die in pand aanneemt:Onderpand
de huidige en toekomstige inventaris
de vorderingen op derden, …”
Naast de pandgever is de akte ondertekend door [naam] “ten dezen tekenend zowel voor de Bank als namens DLL”.
2.10.
Eveneens op 3 april 2008 is een vervolgpandakte (pandlijst) opgesteld waarin de rechten uit de koopovereenkomsten worden verpand en waarin is opgenomen:
“Aan
Banknaam
Coöperatieve Rabobank Maashorst U.A., gevestigd te Horst
adres (…)
hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen: bank.
DLL
De Lage Landen Financial Services B.V. Account Rabolease, gevestigd te Eindhoven
Adres (…)
Hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen: DLL
Pandgever
(…)
Hendrix Transport
(…)
Hierna (zowel gezamenlijk als afzonderlijk) te noemen: pandgever
De pandgever doet de bank hierbij overeenkomstig het bepaalde in de desbetreffende akte van verpanding deze vervolgpandakte toekomen, alsmede, voorzover dat door de bank is verlangd, op de door de bank aangegeven wijze opgave van de verpanding c.q. middels deze akte te verpanden rechten / vorderingen. ….
De pandgever verklaart zoals overeengekomen bij deze aan de bank te verpanden, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens (…) te vorderen heeft of zal hebben, alle ten tijde van registratie van deze akte bestaande rechten/vorderingen van de pandgever (…)“
Op de laatste pagina van deze vervolgpandakte is opgenomen:
“D. De rechten / vorderingen voortvloeiende uit de hieronder vermelde koopovereenkomsten:
30 maart 2008 koopovereenkomst BAS Trucks (…) Veghel
30 maart 2008 koopovereenkomst BAS Trucks (…) Veghel “
De vervolgpandakte is eveneens geregistreerd op 7 april 2008.
2.11.
Bij brief van 3 april 2008 heeft [naam] namens Rabobank aan BAS Trucks geschreven dat blijkens de akte van verpanding met bijbehorende pandlijst van 3 april 2008 aan Rabobank en aan De Lage Landen zijn verpand de vorderingen van Hendrix Transport op BAS Trucks uit hoofde van de koopovereenkomst van 30 maart 2008. Voorts schrijft hij dat Rabobank ingevolge art. 3:246 BW als pandhouder bevoegd is nakoming te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. [naam] wijst BAS Trucks er op dat zij uitsluitend nog bevrijdend kan betalen aan Rabobank en niet meer aan de pandgever. Vervolgens wordt bedrag en tussenrekening genoemd bij de bank waarop betaling diende plaats te vinden met de mededeling dat Rabobank zorg zal dragen voor doorbetaling aan De Lage Landen, waarna het pandrecht als opgeheven kan worden beschouwd.
2.12.
Op 7 april 2008 heeft BAS Trucks (onder meer) een bedrag betaald van
€ 197.247,54 aan Rabobank onder vermelding van Aflossing Hendrix Transport Heijen B.V.
2.13.
Op 10 april 2008 heeft Rabobank het bedrag van € 254.749,21 aan De Lage Landen (door-) betaald. Van dit bedrag maken deel uit de koopsommen (in totaal
€ 111.860,00) voor de onderhavige twee trucks.
2.14.
In het faillissement van Hendrix Transport is de vordering van Rabobank na uitwinning van zekerheden, waaronder pandrechten op debiteuren, voldaan.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De curator vordert  samengevat - veroordeling van De Lage Landen tot betaling van € 111.860,00 vermeerderd met rente vanaf 10 februari 2011 en kosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De curator legt hieraan ten grondslag dat Rabobank en De Lage Landen hun pandrechten op de voertuigen hebben vrijgegeven. De Lage Landen heeft geen pandrecht gevestigd op de opbrengst van de verkoop van de trucks. De trucks zijn onderhands verkocht aan BAS Trucks. Volgens de curator zijn de vorderingen ter zake van de verkoop van de trucks enkel verpand aan Rabobank, niet aan De Lage Landen. De Lage Landen kan geen rechten ontlenen aan de pandakte van 3 april 2008, krachtens de vervolgpandakte zijn evenmin vorderingen aan De Lage Landen verpand. De koopsommen van deze twee voertuigen ten bedrage van € 57.120,00 plus € 54.740,00 komen dan ook de boedel toe. Subsidiair, voor zover De Lage Landen rechten kan ontlenen aan de pandakte en vervolgpandakte van 3 april 2008, heeft de curator de nietigheid van de pandakte en vervolgpandakte ingeroepen op grond van de Actio Pauliana. Het verpanden van de opbrengst was onverplicht en De Lage Landen heeft met Hendrix Transport samengespannen om zich te bevoorrechten ten opzichte van de overige crediteuren. Rabobank is door uitwinning van haar zekerheden volledig voldaan, zodat de door Rabobank aan De Lage Landen betaalde koopsommen de boedel toekomen.
3.3.
De Lage Landen voert verweer en stelt dat de vorderingen van Hendrix Transport op BAS Trucks uit hoofde van de tussen die partijen gesloten koopovereenkomst rechtsgeldig aan Rabobank en De Lage Landen zijn verpand. De verpanding is openbaar gemaakt aan BAS Trucks bij brief van 3 april 2008. Verder stelt zij dat op het moment dat [naam] in februari 2008 zijn voornemen heeft geuit de voertuigen te gaan verkopen en hij Rabobank en De Lage Landen heeft verzocht afstand te doen van hun pandrechten, zij daarmee hebben ingestemd, evenwel onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de opbrengst van de verkoop aan hen zou worden verpand. De Lage Landen stelt dat zij haar pandrecht op de trucks bovendien pas zou vrijgegeven na ontvangst van het overeengekomen bedrag. Er is betaald op de door Rabobank aangewezen tussenrekening en Rabobank heeft het aan De Lage Landen toekomende deel doorbetaald. Van benadeling van crediteuren, vereist voor het inroepen van de pauliana, is geen sprake. Als er geen pandrecht zou zijn gevestigd op de opbrengst van de Trucks hadden Rabobank en De Lage Landen niet ingestemd met de verkoop en zouden Rabobank en De Lage Landen de trucks in het faillissement op grond van art. 57 lid 1 Fw als separatist hebben verkocht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
De Lage Landen vordert  samengevat – een verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad, dat De Lage Landen heeft gedwaald ten aanzien van het vrijgeven van haar eerste pandrecht zoals gevestigd op de vrachtauto’s bij aktes van 12 mei 2006 en 22 januari 2007 (en geregistreerd op respectievelijk 6 juni 2006 en 8 februari 2007) en partieel te vernietigen de verpanding van 3 april 2008, alsmede de (vervolg) pandakte(s) van nadien, voor dat deel dat ziet op de relatie Hendrix/De Lage Landen, en de gevolgen daarvan vast te stellen c.q. om te zetten (op basis van art. 3:53 BW) in de betaling van een geldsom gelijk aan het bedrag dat BAS Trucks heeft voldaan en aan DLL is toegekomen toen zij de trucks in kwestie kocht en geleverd heeft gekregen, met veroordeling van de curator in de kosten.
3.6.
De curator voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Onbetwist staat vast dat zowel Rabobank als De Lage Landen een stil pandrecht hadden op de trucks. De vraag die voorligt luidt of de vordering tot betaling van de koopprijs van die trucks rechtsgeldig aan De Lage Landen is verpand.
4.2.
Op grond van het bepaalde in art. 3:239 lid 1 BW kan de vordering die voorvloeit uit de koopovereenkomst worden verpand, nadat de koopovereenkomst waaruit de vordering voortvloeit is gesloten. Gezien het moment van sluiten van de koopovereenkomst op 30 maart 2008, de facturering van Hendrix Transport aan BAS Trucks van 31 maart 2008 en de datering van de pandakte op 3 april 2008 alsmede de registratie daarvan op 7 april 2008 kan daarvan uit worden gegaan. Ook aan het vereiste dat gezien het bepaalde in de artikelen 23 en 35 Fw de verpanding dient te zijn voltooid voordat de pandgever in staat van faillissement komt te verkeren is voldaan. Tot slot dient de verpanding plaats te vinden vóórdat de koper de koopprijs voldoet. Ook aan dat vereiste is voldaan, nu BAS Trucks op 7 april 2008 (onder meer) een bedrag heeft betaald van € 197.247,54 op de door Rabobank aangewezen rekening onder vermelding van Aflossing Hendrix Transport Heijen B.V.
4.3.
Resteert derhalve het onderzoek naar de vraag of niet alleen Rabobank, zoals de curator stelt, maar ook De Lage Landen bij akte van 3 april 2008 een pandrecht heeft doen vestigen op de opbrengst van de verkoop door Hendrix Transport aan BAS Trucks en of De Lage Landen daarbij dus als pandhouder partij is geworden.
4.4.
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat bij de vestiging van een pandrecht aan de pandakte geen hoge eisen worden gesteld. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel in onderling verband en samenhang met andere akten of andere feiten kan worden vastgesteld dat de akte bestemd is tot verpanding van de erin bedoelde goederen. De akte hoeft ook niet de titel voor de verpanding in te houden. Voldoende is dat de verkrijger van het pandrecht redelijkerwijs uit de akte heeft mogen begrijpen dat die akte tot vestiging van het pandrecht bedoeld was. Wanneer tot slot de inhoud van de pandakte onduidelijk is, dan moet de inhoud via uitleg worden vastgesteld. Het komt dan, behalve op de tekst van de akte zelf en hetgeen partijen daaruit redelijkerwijs hebben mogen begrijpen aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uitleg dient derhalve te geschieden aan de hand van de Haviltex-maatstaf.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat op zowel het eerste blad in de aanhef als op het slotblad van de drie pagina’s tellende akte van 3 april 2008 onder het kopje Bank/DLL de namen zijn genoemd van Rabobank en De Lage Landen. [naam] heeft de akte getekend, waarbij uitdrukkelijk is opgenomen dat hij tekent “voor de Bank als namens De Lage Landen”. In het lichaam van die akte is vervolgens uitsluitend opgenomen dat tot zekerheid voor de betaling van hetgeen de bank van debiteur / pandgever te vorderen heeft, pandgever aan de bank verpandt. De Lage Landen wordt in het lichaam van die akte niet genoemd. In de vervolgpandakte zijn wederom zowel Rabobank als De Lage Landen genoemd. De benaming van de partijen is daar in zoverre anders dat in deze vervolgpandakte bij Rabobank staat (anders dan in de akte van verpanding van diezelfde dag) “hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen: bank”. Vervolgens wordt De Lage Landen genoemd, met de toevoeging “hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen: DLL”. In het lichaam van die akte wordt wederom enkel “de bank” genoemd. De vraag is of het kennelijk weglaten van de toevoeging “hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen: bank” in de akte van verpanding, zoals de curator aanvoert, de conclusie rechtvaardigt dat daarmee geen rechtsgeldig pandrecht ten behoeve van De Lage Landen op de vordering van de koopsom van Hendrix Transport op BAS Trucks tot stand is gekomen, zoals door De Lage Landen is beoogd.
4.6.
De Lage Landen heeft in dit kader aangevoerd dat Rabobank (in de persoon van [naam]) steeds is opgetreden namens zichzelf en namens De Lage Landen en dat de stukken om die reden ook steeds door zowel [naam] namens Rabobank als De Lage Landen zijn ondertekend. Het was, zoals blijkt de email van 3 april 2008 van [naam] van De Lage Landen aan [naam] ook de uitdrukkelijke bedoeling van De Lage Landen haar pandrechten op de trucks slechts vrij te geven onder de voorwaarde dat een pandrecht werd verkregen op de koopsom van de trucks in kwestie. [naam] heeft [naam] dienovereenkomstig geïnformeerd, De Lage Landen zou haar pandrecht pas vrijgeven na ontvangst van de koopsom. [naam] heeft over de bedoeling en gang van zaken het volgende verklaard:
“De bank heeft als pandhouder ingestemd met een onderhandse verkoop van het wagenpark onder de voorwaarde dat alle rechten voortvloeiend uit de koop, waaronder alle opbrengsten, zouden worden verpand aan de bank en DLL. Dat is vervolgens geschied bij akte van 3 april 2008. Die akte is op 7 april 2008 vervolgens geregistreerd en is bovendien ook openbaar gemaakt aan BAS met de mededeling dat alleen nog bevrijdend zou kunnen worden betaald op een tussenrekening van de bank. Dat was de tussenrekening met rekeningnummer 123617006. Ons idee was steeds om onze rechten op de opbrengst niet te verliezen; er mocht geen vacuüm ontstaan. Het geld van BAS is binnengekomen op 8 april 2008. Er is in totaal iets meer dan € 710.000,-- toen betaald. Daarvan hield € 197.247,54 verband met HTH en € 515,438,57 met HTM. Die gelden waren bestemd voor de Rabobank en DLL. Uiteindelijk is een bedrag van € 254.749,21 naar DLL als eerste pandhouder gegaan en heeft de Rabobank als tweede pandhouder iets meer dan € 460.000,-- ontvangen.”
De Lage Landen heeft verder nog betoogd dat het enkele feit dat in de pandakte niet met zoveel woorden is opgenomen dat het pandrecht tevens strekt tot zekerheid van de vorderingen van DLL op de in die akte genoemde pandgevers, mede gezien de uitdrukkelijke bedoeling van partijen dat het pandrecht strekte tot zekerheid voor de vorderingen van De Lage Landen op Hendrix Transport, niet afdoet aan het feit dat het pandrecht op de koopsom wel degelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen.
4.7.
De rechtbank constateert dat de bedoeling van De Lage Landen duidelijk is, zij wenste haar pandrecht enkel vrij te geven onder de voorwaarde dat zij een zekerheidsrecht kreeg op de opbrengst en het overeengekomen bedrag had ontvangen. De externe contacten van De Lage Landen verliepen in de fase voor het faillissement (steeds) bij monde van [naam]. De bedoeling van De Lage Landen strookt bovendien met hetgeen de (bestuurder van) pandgever Hendrix Transport voorstond. Gelet op de gang van zaken en de communicatie tussen de betrokken en feitelijk handelende partijen, pandgever, Rabobank als tweede pandhouder en De Lage Landen als eerste pandhouder moet naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat het pandrecht mede ten behoeve van de vorderingen van De Lage Landen is gevestigd.
4.8.
De rechtbank overweegt bovendien dat ook op grond van de als vervolgpandakte aangeduide akte de verpanding van de opbrengst aan De Lage Landen kan worden afgeleid. In de aanhef van die akte staan immers zowel Rabobank als De Lage Landen genoemd, waarbij met de toevoegingen “hierna (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) te noemen Rabobank respectievelijk De Lage Landen”, kennelijk beoogd is daar waar de ene partij wordt genoemd daarin de twee partijen gezamenlijk te lezen. In die zin zou in de vervolgpandakte al hetgeen de bank van de pandgever te vorderen heeft eveneens De Lage Landen impliceren. De akte behelst verder een verklaring van de pandgever dat deze tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank van de pandgever te vorderen heeft de vorderingen uit hoofde van de koopovereenkomsten met BAS trucks verpandt. Gezien hetgeen de rechtbank hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. overwoog over de eisen die worden gesteld aan de pandakte, komt naar het oordeel van de rechtbank aan het weglaten van de zinsnede in de pandakte van 3 april 2008 dat Rabobank, gezamenlijk (met De Lage Landen) wordt aangeduid als “de bank” dan ook niet het gewicht toe dat de curator daaraan wenst te hechten. De Lage Landen heeft naar het oordeel van de rechtbank derhalve een rechtsgeldig pandrecht verkregen op de opbrengst.
4.9.
Zo, tot slot, al geconcludeerd zou kunnen worden dat, zoals de curator heeft betoogd, De Lage Landen er niet in is geslaagd een rechtsgeldig pandrecht te vestigen op de opbrengst geldt het volgende. Nu de pandgever met toestemming van de pandhouders de verpande zaken heeft verkocht aan een derde en de verkoop door de pandgever geen executoriale verkoop was, is het pandrecht op de vrachtwagens niet reeds door verkoop en betaling van de koopsom teniet gegaan. Daar waar De Lage Landen enkel bereid was haar pandrecht op de trucks vrij te geven na ontvangst van het overeengekomen bedrag, betekent dit dat het pandrecht op de vrachtwagens eerst is vervallen na het doorstorten van de koopsom door de tweede pandhouder op de rekening van De Lage Landen als eerste pandhouder. Met ontvangst van het overeengekomen bedrag is immers aan de voorwaarde van De Lage Landen voor afstand van haar pandrecht voldaan, op dat moment is het pandrecht op grond van art. 3:98 juncto art. 3:84 lid 1 en art. 3:81 lid 2 sub c BW komen te vervallen.
4.10.
Met betrekking tot het beroep op de Pauliana stelt de rechtbank vast dat uit de stellingen van de curator niet direct kan worden afgeleid of hij nu een beroep doet op art. 42 dan wel art. 47 Fw. Enerzijds spreekt hij immers over het onverplicht vestigen van een zekerheid, waarop art. 42 Fw ziet, anderzijds spreekt hij over samenspanning en begunstiging, waarmee hij niet anders dan kan doelen op art. 47 Fw. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op art. 42 Fw faalt. Daar waar bij pandakte van 3 april 2008 onverplicht een zekerheid is gevestigd op de opbrengst van de verkoop van de trucks, geldt dat voor een succesvol beroep op de Pauliana de schuldeisers moeten zijn benadeeld. Nu het ene zekerheidsrecht (het pandrecht op de trucks) is vervangen door het andere zekerheidsrecht (een pandrecht op de vordering tot betaling van de koopprijs), is van benadeling naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat De Lage Landen zich met het vestigen van het pandrecht op de vorderingen meer heeft toegeëigend dan waarop zij krachtens het pandrecht op de trucks zelf recht had, is gesteld noch gebleken. Ook het beroep op art. 47 Fw faalt nu, zo stelt de curator zelf, het faillissement is aangevraagd na een daartoe strekkend besluit van de ava op 9 april 2008, dus na het opstellen en ondertekenen van de pandakte en de vervolgpandakte van 3 april 2008. Voor samenspanning met als doel begunstiging van De Lage Landen is onvoldoende gesteld en gebleken. De onder de vaststaande feiten geciteerde mail die op 4 april 2008 door [naam] aan [naam] is doorgezonden, is daartoe in ieder geval onvoldoende. Bovendien heeft te gelden dat daar waar er geen sprake is van benadeling van crediteuren zoals hiervoor omschreven, van begunstiging van De Lage Landen in de gegeven feiten en omstandigheden evenmin sprake is.
4.11.
Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen van de curator zullen worden afgewezen.
4.12.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Lage Landen worden begroot op:
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal €  6.557,00
in voorwaardelijke reconventie
4.13.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven. Aangezien de vorderingen in voorwaardelijke reconventie ten nauwste samenhangen met die in reconventie is er mede gezien het voorwaardelijk karakter geen grond voor een aparte proceskostenveroordeling in reconventie.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van De Lage Landen tot op heden begroot op € 6.557,00,
in reconventie
5.3.
verstaat dat de vordering in reconventie geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.