ECLI:NL:RBGEL:2013:6409

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
248055
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aanbestedingsprocedure door gemeente Nijmegen met CSU en SMB

In deze zaak heeft CSU Cleaning Services BV de gemeente Nijmegen aangeklaagd wegens een onrechtmatige aanbestedingsprocedure. De gemeente had voorgeschreven dat 30% van de uren door medewerkers van Breed, een organisatie die mensen terug in het arbeidsproces helpt, ingevuld moest worden. CSU stelde dat de gemeente onvoldoende informatie had verstrekt over de inzetbaarheid en tarieven van deze medewerkers, wat leidde tot een ongelijk speelveld voor inschrijvers. CSU voerde aan dat SMB, die een samenwerkingsverband met Breed had, een kennisvoorsprong had en daardoor onterecht de opdracht had gekregen. De rechtbank oordeelde dat CSU haar bezwaren te laat had ingediend en dat er geen sprake was van een onrechtmatige procedure. De vorderingen van CSU werden afgewezen, terwijl SMB als tussenkomende partij werd toegelaten en haar vorderingen werden toegewezen. De gemeente werd opgedragen de opdracht definitief aan SMB te gunnen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/248055 / KG ZA 13-431
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CSU CLEANING SERVICES BV,
gevestigd te Uden,
eiseres,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. T. van Wijk te Nijmegen,
waarin heeft gevorderd als tussenkomende partij, althans voegende partij aan de zijde van de gemeente, te worden toegelaten:
de vennootschap onder firma
SMB WILLEMS,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in het incident tot tussenkomst, althans voeging,
advocaat mrs. C.D. Nelemans en S.N.J. Putter te Amsterdam.
Partijen zullen hierna CSU, de gemeente en SMB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot primair tussenkomst en subsidiair voeging aan de zijde van de gemeente van SMB
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van CSU
  • de pleitnota van de gemeente
  • de pleitnota van SMB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 24 april 2013 heeft de gemeente op www.tenderned.nl de Europese openbare aanbestedingsprocedure aangekondigd van ‘Schoonmaak Welzijns- en Jeugdaccommodaties’. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. Op de procedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.
2.2.
In de offerteaanvraag, die dateert van 12 april 2013, is onder meer het volgende opgenomen:

1.Inleiding

1.3
Breed
Breed is het werkvoorzieningsschap in de regio Nijmegen. Zij zorgen ervoor dat mensen weer terug in het arbeidsproces komen. Breed Detacheringen plaatst werknemers bij opdrachtgevers op locatie, de medewerkers blijven echter gewoon in dienst van Breed. Hierdoor zijn productiepieken eenvoudig op te vangen. Een adviseur van Breed onderhoudt nauw contact met u en de werknemer en zorgt dat alles naar wens verloopt.
De gemeente Nijmegen heeft besloten dat een deel van de opdracht door medewerkers van Breed zal worden verzorgd.
 Voor de welzijn- en jeugdaccommodaties betreft dit 30% van de uren per week.
 Na eventuele toevoeging van de sportaccommodaties en/of het Triavium betreft dit ook 30% van de uren per week voor deze accommodaties.
Breed zal niet op de startdatum de 30% volledig kunnen invullen. Daarvoor zal Leverancier samen met Breed een plan opstellen na gunning van de overeenkomst. Leverancier zal vrijgekomen tijd zelf moeten invullen.
De coördinatie en organisatie wordt gedaan onder leiding en toezicht van de ondernemer die deze opdracht wint. De ondernemer zal in overleg met Breed vaststellen hoe deze uren worden ingevuld en georganiseerd. In dit programma van eisen is uiteengezet hoe Breed dit na gunning verder met de ondernemer zal oppakken.
(…)

2.De aanbesteding

2.3
Communicatie
Alle communicatie met betrekking tot onderhavige procedure dient te verlopen via onderstaand contactpersoon van de gemeente Nijmegen. Het is niet toegestaan andere medewerk(st)ers van aanbestedende dienst en van Breed tijdens de procedure rechtstreeks te benaderen omtrent deze aanbestedingsprocedure, anders dan verwoord in dit document.
(…)
2.3.2
Gelegenheid tot vragen stellen
Uitsluitend schriftelijke vragen (per e-mail in CTM) worden in behandeling genomen. De vragen dienen uiterlijk conform de gestelde datum in paragraaf 2.2., schriftelijk te zijn gesteld en ontvangen. De vragen worden schriftelijk en geanonimiseerd, middels een nota van inlichtingen, beantwoord op uiterlijk de in paragraaf 2.2. genoemde datum. Deze nota van inlichtingen wordt gepubliceerd via CTM.
(…)
2.6.1
Voorwaarden aan ondernemer en inschrijving
(…)
8. Door het indienen van een inschrijving verklaart ondernemer zich akkoord met alle voorwaarden en het daaromtrent gestelde in de aanbestedingsstukken.
(…)
16. Dit document is met zorg samengesteld. Mocht ondernemer desondanks tegenstrijdigheden of onvolkomenheden tegenkomen, dan dient ondernemer dit zo spoedig mogelijk aan aanbestedende dienst schriftelijk kenbaar te maken door middel van een e-mail te versturen naar het e-mailadres zoals in het colofon genoemd. U kunt zich in uw inschrijving, of na het uitbrengen ervan, niet beroepen op niet gemelde tegenstrijdigheden of onvolkomenheden.
(…)
2.7
Rechtsverwerking
1. Ondernemer dient te handelen zoals dat van een redelijk geïnformeerde en zorgvuldig handelende ondernemer mag worden verwacht.
2. Aanbestedende dienst wijst er op dat van zorgvuldig handelende ondernemers ook wordt verwacht dat zij redelijk omgaan met de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Dat impliceert onder meer dat vragen, waar mogelijk, beknopt en slechts één maal worden gesteld.
3. Indien ondernemer na kennisneming van de nota van inlichtingen nog altijd meent dat de procedure ondeugdelijk is, dient ondernemer, op straffe van verval van recht, vóór indiening van de inschrijving een kort geding aanhangig te maken bij de rechtbank van het arrondissement waar aanbestedende dienst is gevestigd. (…)
4.2.6.
Onderdeel 5 van de eigen verklaring: eisen werkwijze Breed
Indien de inschrijving niet kan voldoen aan het programma van eisen met betrekking tot de werkwijze van Breed, zal de aanbestedende dienst de inschrijving terzijde leggen en de betreffende ondernemer uitsluiten van verdere deelname.
In bijlage 11 bij de offerteaanvraag zijn de afspraken over de werkwijze tussen Breed en de inlener, de rol van de consulent (begeleider bij Breed) en de detacheringsvoorwaarden opgenomen.
2.3.
In de eerste nota van inlichtingen, die dateert van 13 mei 2013, is onder meer het volgende opgenomen:
Paragraaf
Paginanr
Vraag Ondernemer
Antwoord Aanbestedende Dienst
Detache-ringsvoor-waarden
Artikel 6.4
Is Breed bereid overeen te komen dat de detacheringsovereenkomst (per direct) eindigt dan wel wordt onderbroken ex artikel 16.1 van de Algemene Inkoopvoorwaarden van de Gemeente Nijmegen (AIV), op het moment dat de overeenkomst tussen Opdrachtnemer en Opdrachtgever eindigt dan wel wordt onderbroken ex artikel 16.1 AIV, ongeacht de reden die aan de beëindiging/onderbreking ten grondslag ligt?
Dit dient u met Breed te overleggen
Detache-ringsvoor-waarden
Artikel 20.2
Is Opdrachtgever bereid overeen te komen, dat verzuim eerst intreedt (en dus de overeenkomst pas kan worden ontbonden na een schriftelijke ingebrekestelling (als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 Burgerlijk Wetboek) waarin Opdrachtnemer een redelijke termijn voor nakoming is gesteld en nakoming binnen die termijn uitblijft? (…)
Dit dient u met Breed te overleggen
Detache-ringsvoor-waarden
Artikel 22.1
Is Breed bereid te accepteren dat opdrachtnemer geen vrijwaring hoeft te verlenen, indien er sprake is van opzet en/of bewuste roekeloosheid van de gedetacheerde?
Dit dient u met Breed te overleggen
5.1.3.2 Kwaliteits-wens 4
Klanttevre-denheid sub 2
31
“Hoe gaat ondernemer om met de ter beschikking gestelde bonusbedragen voor de schoonmaakteams?” (…)
I.o.m. Breed
2.4.
Op 31 mei 2013 is een tweede nota van inlichtingen verschenen.
2.5.
Op maandag 3 juni 2013 hebben twee medewerkers van CSU een gesprek gevoerd met Breed.
2.6.
Bij e-mailbericht van 5 juni 2013 (11:34 uur) heeft CSU Breed gevraagd in hoeverre zij per half september 2013 medewerkers beschikbaar heeft die negen à tien taken van drie uur kunnen verrichten. Hierop heeft Breed diezelfde dag geantwoord dat de levering geen probleem is en dat een medewerker van Breed nog contact op zal nemen met CSU.
2.7.
CSU heeft de gemeente bij e-mailbericht van 5 juni 2013 (17:49 uur) medegedeeld dat Breed geen uitsluitsel geeft over de te hanteren tarieven. Tevens heeft CSU de gemeente gevraagd om te interveniëren.
2.8.
Op 6 juni 2013 heeft Breed CSU laten weten dat zij medio september 2013 voldoende personeel heeft om tien dagelijkse taken à drie uur in te vullen. Tevens heeft CSU op die dag van Breed mondeling informatie gekregen over de ureninzet en de tarieven.
2.9.
CSU heeft op de sluitingsdatum (7 juni 2013) haar inschrijving ingediend.
2.10.
Bij brief van 4 juli 2013 heeft de gemeente CSU bericht over de uitslag van de gunningsbeslissing. Hieruit blijkt dat de aanbieding van CSU op de derde plaats is geëindigd en dat de gemeente voornemens is de opdracht te gunnen aan SMB.
2.11.
De advocaat van CSU heeft de gemeente bij brief van 19 juli 2013 (verzonden per e-mail) verzocht de aanbestedingsprocedure in te trekken, omdat – kort gezegd – de inschrijvers geen gelijke kansen zouden hebben gehad.
2.12.
De gemeente heeft de advocaat van CSU bij e-mailbericht van 23 juli 2013 medegedeeld dat de gemeente zich niet herkend in de gestelde feiten en betwist dat sprake is van een onrechtmatige aanbestedingsprocedure.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
CSU vordert dat de voorzieningenrechter
I. de gemeente gebiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom de gunningsbeslissing ten gunste van SMB in te trekken, de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en de gemeente gebiedt op straffe van verbeurte van een dwangsom de opdracht opnieuw aan te besteden indien en voor zover de gemeente de opdracht nog immer wenst te verstrekken, en
II. de gemeente veroordeelt in de kosten, waaronder begrepen een redelijke tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen twee weken na dit vonnis aan de proceskostenveroordeling is voldaan.
3.2.
CSU legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de aanbestedingsprocedure onrechtmatig is, omdat in strijd is gehandeld met de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht, te weten het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel. De gemeente heeft in deze procedure voorgeschreven dat 30% van de uren moeten worden ingevuld door medewerkers van Breed, een organisatie die er voor zorgt dat mensen weer terug in het arbeidsproces komen. Informatie om een deugdelijke calculatie te maken over de inzetbaarheid en de tarieven van medewerkers van Breed is nodig om een juiste inschrijving te kunnen doen, maar is niet verstrekt door de gemeente. Laatstgenoemde heeft de inschrijvers in de nota van inlichtingen verwezen naar Breed zelf. Uiteindelijk heeft Breed na interventie door de gemeente één dag voor de sluitingsdatum voor het indienen van de inschrijvingen informatie over de inzetbaarheid en de uurtarieven verstrekt aan CSU. Nu onduidelijk is of alle inschrijvers over dezelfde informatie beschikten, is volgens CSU geen sprake van een gelijk speelveld voor alle inschrijvers. De procedure is daarmee niet transparant. Daarnaast is achteraf gebleken dat SMB een samenwerkingsverband heeft met Breed, zodat SMB (wel) over de benodigde informatie (waaronder over de medewerkers van Breed, hun productiviteit, hun niveau van kennis en ervaring en andere financiële aspecten) kon beschikken en daarmee een kennisvoorsprong had, waarmee zij haar voordeel heeft kunnen doen en dat blijkens de gunningsbeslissing ook heeft gedaan. De gunningsbeslissing dient dan ook ingetrokken te worden en de aanbestedingsprocedure dient te worden gestaakt. Voor zover de gemeente de opdracht nog wenst te verstrekken, dient een nieuwe aanbestedingsprcocedure te volgen.
3.3.
De gemeente voert verweer.
in het incident
3.4.
SMB vordert primair dat zij als tussenkomende partij en subsidiair als voegende partij aan de zijde van de gemeente wordt toegelaten. Als tussenkomende partij vordert SMB dat de voorzieningenrechter
1. CSU niet-ontvankelijk verklaart, althans haar vorderingen afwijst,
2. de gemeente gebiedt om uiterlijk binnen twee weken na dit vonnis de opdracht definitief te gunnen aan SMB,
een en ander met veroordeling van CSU in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.5.
In de kern voert SMB daarvoor onder verwijzing naar de paragrafen 2.6.1(8), 2.6.1. (16) en 2.7 van de offerteaanvraag aan dat CSU haar rechten heeft verwerkt om te klagen over onvolkomenheden in de aanbestedingsprocedure. Volgens SMB is bovendien geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Wil daarvan sprake zijn dan had SMB over een onrechtmatige kennisvoorsprong moeten beschikken. Voor het bestaan van een dergelijke kennisvoorsprong moet aan vier cumulatieve voorwaarden worden voldaan, hetgeen niet het geval is, aldus SMB. SMB concludeert dan ook tot niet-ontvankelijkheid van CSU, althans tot afwijzing van haar vorderingen.
in de hoofdzaak en in het incident
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident tot tussenkomst, althans voeging van SMB

4.1.
CSU en de gemeente hebben geen verweer gevoerd tegen de tussenkomst van SMB en bovendien heeft SMB een rechtstreeks en in rechte te erkennen belang om als tussenkomende partij in het geding te komen, omdat SMB de inschrijver is aan wie de gemeente voornemens is de opdracht te gunnen. Daarom zal SMB worden toegelaten als tussenkomende partij. CSU en de gemeente zullen in de kosten van het incident worden veroordeeld, welke kosten worden begroot op nihil.
in de hoofdzaak
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van CSU.
4.3.
CSU legt allereerst aan haar vorderingen ten grondslag dat de gevolgde aanbestedingsprocedure in strijd is met het aanbestedingsrecht, meer in het bijzonder met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel, omdat kort gezegd aan de inschrijvers niet dezelfde informatie zou zijn verstrekt, waardoor zij geen gelijke kansen hebben gehad. Volgens CSU is sprake van een onzorgvuldige aanbestedingsprocedure, omdat de gemeente haar (en mogelijk ook andere inschrijvers) heeft verwezen naar Breed, terwijl niet gecontroleerd kan worden welke informatie Breed aan welke inschrijver(s) heeft verstrekt.
De gemeente en SMB hebben zich verweerd door te stellen dat CSU dit te laat heeft aangevoerd.
4.4.
Voor de beoordeling van dit standpunt is van belang de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: HvJ EG) in de zaak Grossmann (C-230/02 van 12 februari 2004). In dat arrest is onder meer het volgende overwogen:
Vastgesteld moet worden dat wanneer een persoon geen beroep instelt tegen een
besluit van de aanbestedende dienst houdende vaststelling van de specificaties van een oproep tot inschrijving, ofschoon hij zich daardoor gediscrimineerd acht omdat zij hem beletten op zinvolle wijze deel te nemen aan de betrokken aanbestedingsprocedure, en de kennisgeving van het besluit tot gunning van de opdracht afwacht vooraleer deze juist op grond van de discriminerende aard van genoemde specificaties aan te vechten voor de verantwoordelijke instantie, zulks niet beantwoordt aan de doelstellingen van snelheid en doeltreffendheid van richtlijn 89/665. Een dergelijke handelwijze belemmert immers de daadwerkelijke toepassing van de communautaire richtlijnen inzake het plaatsen van overheidsopdrachten, omdat zij de instelling van beroepsprocedures, waarvoor de lidstaten ingevolge richtlijn 89/665 moeten zorgen, zonder objectieve reden kan vertragen.
4.5.
Uit de overwegingen in het Grossmann-arrest kan worden afgeleid dat van een (potentiële) inschrijver een pro-actieve houding wordt verwacht, op grond waarvan hij tegen eventuele onduidelijkheden of onvolkomenheden in aanbestedingsdocumenten opkomt in een stadium waarin die onduidelijkheden of onvolkomenheden nog ongedaan kunnen worden gemaakt.
4.6.
Geconstateerd moet worden dat het bezwaar van CSU tegen deze wijze van aanbesteding van fundamentele aard is. Het is op zichzelf gerechtvaardigd dat CSU aan de orde wenst te stellen of deze wijze van aanbesteden wel door de beugel van het mededingings- en aanbestedingsrecht kan. Tegelijkertijd ligt in haar standpunt besloten dat zij aan deze wijze van aanbesteding niet zinvol kan deelnemen. Dat is dan wel iets dat CSU voorafgaande aan de inschrijving aan de orde had moeten stellen om te voorkomen dat er een voor alle betrokkenen kostbare en tijdrovende maar achteraf wellicht zinloos blijkende aanbestedingsprocedure wordt gevolgd. In paragraaf 2.6.1 sub 16 van de offerteaanvraag is ook opgenomen dat indien een ondernemer onvolkomenheden of tegenstrijdigheden constateert hij dit zo spoedig mogelijk kenbaar dient te maken aan de aanbestedende dienst en dat een inschrijver zich na de inschrijving hierop niet meer kan beroepen.
4.7.
De eerste nota van inlichtingen dateert van 13 mei 2013. Vanaf die datum wist CSU dat zij in overleg met Breed moest treden over bijvoorbeeld de inzetbaarheid en uurtarieven van de in te schakelen medewerkers van Breed. Op dat moment had Breed dus reeds haar bezwaren kenbaar kunnen én ook moeten maken. In paragraaf 2.7 sub 3 van de offertevaanvraag is immers bepaald dat indien een ondernemer na kennisneming van de nota van inlichtingen meent dat de procedure ondeugdelijk is, hij, op straffe van verval van recht, vóór indiening van de inschrijving een kort geding aanhangig dient te maken. Dit betekent dat CSU de wijze van aanbesteding voorafgaande aan de inschrijving in kort geding had moeten laten toetsen. CSU heeft dit evenwel niet gedaan. Nu het bezwaar van CSU zo fundamenteel is, had van haar verwacht mogen worden dat zij dit in een zo vroeg mogelijk stadium aan de gemeente kenbaar zou maken. De stelling dat de onderhavige wijze van aanbesteden in strijd is met de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht kan in dit stadium dan ook niet meer worden aangevoerd.
4.8.
Ten tweede betoogt CSU dat SMB ten tijde van het doen van haar inschrijving op deze aanbestedingsprocedure een kennisvoorsprong had, omdat zij een samenwerkingsverband heeft met Breed. Ook daardoor is sprake van ongelijkheid tussen de verschillende inschrijvers en dient de aanbestedingsprocedure te worden gestaakt, althans dient er een heraanbesteding plaats te vinden.
4.9.
Voor zover de Gemeente en SMB ook ten aanzien van dit punt aanvoeren dat CSU haar bezwaren in dit stadium van de aanbestedingsprocedure niet meer kan aanvoeren, wordt dit verweer verworpen. Voldoende aannemelijk is geworden dat CSU pas na de ontvangst van de voorlopige gunningsbeslissing kennis heeft genomen van de zogenaamde Zelfverklaring code verantwoordelijk marktgedrag (schoonmaak- en glazenwassersbranche), waarop CSU zich beroept. Daarom wordt thans aan een inhoudelijke beoordeling van deze stelling toegekomen.
4.10.
Voorop gesteld wordt dat van schending van het aanbestedingsrecht sprake kan zijn indien een informatie- en/of kennisvoorsprong op voor de inrichting van de inschrijving wezenlijke punten tot ongelijke kansen voor de inschrijvers kan leiden. Om dit te kunnen beoordelen moet onderzocht worden of inderdaad SMB in het onderhavige geval door haar relatie met Breed een informatie-/kennisvoorsprong ten opzichte van de andere inschrijvers had die van invloed was of kon zijn op haar eigen inschrijving. Het is in dit verband in de eerste plaats aan CSU om tot op zekere hoogte met aanwijzingen te komen waaruit een hiervoor omschreven informatie-/kennisvoorsprong kan worden opgemaakt.
4.11. CSU verwijst naar de Zelfverklaring code verantwoordelijk marktgedrag van SMB, die dateert van 1 oktober 2012 en waarin wordt gesproken over de samenwerking met Breed. Ter zitting hebben de gemeente en SMB verklaard dat die samenwerking niet meer omvat dan dat SMB op 21 februari 2013 één dienstverband is aangegaan met één werkneemster van Breed. Dit terwijl Breed in totaal 2200 medewerkers heeft. Hier tegenover heeft CSU in dit kort geding niet aannemelijk kunnen maken dat de overgelegde Zelfverklaring op meer ziet dan enkel op die ene werknemer. De stelling van CSU dat SMB hierdoor kennis zou hebben genomen van de door Breed gehanteerde tarieven kan dan ook niet gevolgd worden, nu het hier een geheel op zichzelf staand tarief (op loonkostensubsidiebasis) betreft dat los staat van de detacheringsovereenkomst die dient te worden gesloten met Breed in het kader van deze aanbestedingsprocedure. Bovendien is onvoldoende aannemelijk geworden dat Breed slechts één tarief hanteert voor al haar medewerkers. In de detacheringsvoorwaarden die onderdeel uitmaken van de aanbestedingsdocumenten – en dus kenbaar zijn voor alle inschrijvers – is bepaald dat de vergoeding voor Breedmedewerkers wordt gebaseerd op de voor de functie in de markt geldende tarieven en het inzetbaarheidspercentage en dat de inleenvergoeding periodiek, doch minimaal eenmaal per jaar wordt aangepast, waarbij de volgende componenten worden meegenomen: ontwikkeling van de medewerker, wijziging in het inzetbaarheidspercentage, functie-inhoud, marktontwikkelingen en prijsindexeringscijfer. Hieruit blijkt dat het tarief afhankelijk is van meerdere variabelen. Voor het overige heeft CSU niet nader onderbouwd waaruit de informatie-/kennisvoorsprong zou bestaan, welke voorsprong overigens gemotiveerd is betwist door zowel SMB als de gemeente. Voorts is gesteld noch gebleken dat de gemeente op de hoogte was van de overeenkomst die CSU met Breed heeft gesloten dan wel wel van de Zelfverklaring. Tot slot is onweersproken gebleven dat alle inschrijvers, behoudens SMB, contact hebben opgenomen met Breed. Dit alles leidt tot de conclusie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake was/is van een zodanige relevante informatie-/kennisvoorsprong bij SMB dat daardoor de mededinging wordt vervalst of uitgeschakeld, althans dat sprake was/is van een schending van het gelijkheidsbeginsel.
4.12.
Ter zitting – niet in de dagvaarding – heeft CSU nog aangevoerd dat de procedure ook onzorgvuldig is geweest, omdat een medewerker van Breed tijdens de presentatie van CSU zou hebben opgemerkt dat CSU SW-medewerkers in hokjes plaatst, welke opmerking terug komt in de motivering van de afwijzing. CSU stelt dat het oordeel van Breed-medewerkers van invloed is geweest op de beoordeling van haar presentatie.
De gemeente heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Zij betwist dat die medeweker van Breed dat heeft gezegd en dat dit van invloed is geweest op de beoordeling. Wat hiervan verder zij, de voorzieningenrechter gaat aan deze stellingen voorbij, omdat CSU niet heeft aangegeven op welke wijze die mogelijke opmerking van een medewerker van Breed heeft afgedaan aan de hoofdbeginselen van het aanbestedingsrecht en de mededinging tussen de inschrijvers heeft verstoord. Hetgeen CSU verder nog heeft aangevoerd behoeft dan ook geen nadere bespreking.
4.13.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van CSU zullen worden afgewezen. De vorderingen van SMB liggen hiermee voor toewijzing gereed.
4.14.
CSU zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente en van SMB worden begroot op:
- griffierecht €  589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.405,00
4.15.
De door SMB gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident tot tussenkomst van SMB
5.1.
laat SMB toe als tussenkomende partij in het kort geding van CSU tegen de gemeente,
5.2.
veroordeelt CSU en de gemeente in de proceskosten in het incident tot tussenkomst, aan de zijde van SMB tot op heden begroot op nihil,
in de hoofdzaak
5.3.
wijst de vorderingen van CSU ten aanzien van de gemeente af,
5.4.
verstaat het bepaalde onder 5.3. als toewijzing van de vorderingen sub 1. en 2. van SMB, en gebiedt de gemeente om uiterlijk binnen twee weken na betekening van dit vonnis de opdracht ‘Schoonmaak Welzijns- en Jeugdaccommodaties’ definitief te gunnen aan SMB,
5.5.
veroordeelt CSU in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.6.
veroordeelt CSU in de proceskosten, aan de zijde van SMB tot op heden begroot op € 1.405,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de derde dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt CSU in de na dit vonnis bij SMB ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat CSU niet binnen twee dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van twee dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 28 oktober 2013.