Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot voeging
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Combinatie
- de pleitnota van het Waterschap
- de pleitnota van Ploegam.
2.De feiten
als combinatie ingeschreven en een aanbieding gedaan ter verwerving van de opdracht.
op de tweede plaats is geëindigd.
van 29 mei 2013 de Combinatie verzocht om de onder III in de aankondiging van de opdracht genoemde stukken aan te leveren.
een 7-tal punten niet voldoet aan de inschrijvingseisen, waaronder:
de datum van opdracht en de datum van oplevering zijn.
4.742.541,67 €aan werken gefactureerd.
3.Het geschil
nu de Combinatie met dit kort geding wil bewerkstelligen dat de opdracht aan haar en niet aan Ploegam wordt gegund.
de Combinatie die stukken op grond van art. 2.12.7 ARW 2012 binnen twee werkdagen
na 4 juni 2013 had moeten toesturen en niet pas op 27 juni 2013.
van 2 werkdagen, te rekenen vanaf de dag van een verzending van een verzoek daartoe.
De aanbesteder verzendt dit bericht per fax of elektronisch bericht. Indien de aanbesteder het gevraagde niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft ontvangen of indien het gebrek niet door het antwoord is hersteld, komt de ondernemer niet in aanmerking voor opdrachtverlening.’
art. 2.12.7 ARW mag worden verwacht dat hij de inschrijver voldoende duidelijk maakt wat de precieze aard van dat gebrek is in het licht van de in de aanbestedingsdocumenten gestelde eisen. Dat is nodig om de inschrijver een realistische kans te geven om zijn in
art. 2.12.7 gewaarborgde recht op herstel uit te oefenen, zeker nu daarvoor slechts een zeer korte termijn van 2 werkdagen geldt. Daartegenover mag ook van de inschrijver worden verwacht dat hij datgene wat de aanbesteder omtrent het gebrek meedeelt als goed geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver moet begrijpen in het licht van de gestelde eisen. Wat in dit opzicht in concreto precies van de aanbesteder en de inschrijver mag worden verlangd, kan slechts van geval tot geval worden beoordeeld.
816,00
5.De beslissing
op 25 oktober 2013.