In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2013 een eindvonnis gewezen in een vrijwaringzaak. De rechtbank heeft Horst Sinco c.s. hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement van Babbuls, op basis van kennelijk onbehoorlijke uitoefening van hun bestuurstaak conform artikel 2:248 BW. De curator heeft de gedaagden in de hoofdzaak niet aansprakelijk gesteld, maar Horst Sinco c.s. kunnen verhaal zoeken op de gedaagden voor hun aandeel in de schuld, zoals geregeld in artikel 6:10 BW.
De procedure begon met een tussenvonnis op 15 augustus 2012, waarin de rechtbank de zaak in afwachting van het vonnis in de hoofdzaak aanhield. Na bewijslevering heeft de rechtbank in de hoofdzaak op 7 augustus 2013 een eindvonnis gewezen, waarin Horst Sinco c.s. zijn veroordeeld tot betaling van een voorschot aan de curator. Alfran, een van de gedaagden, was medebestuurder van Babbuls en heeft in de periode van 2005 tot 2009 bestuurshandelingen verricht. Horst Sinco c.s. stellen dat, indien hen iets verweten kan worden, dit ook Alfran en [gedaagde sub 1] betreft.
De rechtbank heeft in haar beoordeling ook gekeken naar de decharge die Alfran zou hebben gekregen bij de verkoop van haar aandelen in Babbuls. De rechtbank concludeert dat het niet duidelijk is hoe Horst Sinco c.s. op het verweer van de gedaagden reageren. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij Horst Sinco c.s. zich kunnen uitlaten over het verweer van de gedaagden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de rolzitting.