ECLI:NL:RBGEL:2013:6413

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
215672
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijk aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement en vrijwaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2013 een eindvonnis gewezen in een vrijwaringzaak. De rechtbank heeft Horst Sinco c.s. hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement van Babbuls, op basis van kennelijk onbehoorlijke uitoefening van hun bestuurstaak conform artikel 2:248 BW. De curator heeft de gedaagden in de hoofdzaak niet aansprakelijk gesteld, maar Horst Sinco c.s. kunnen verhaal zoeken op de gedaagden voor hun aandeel in de schuld, zoals geregeld in artikel 6:10 BW.

De procedure begon met een tussenvonnis op 15 augustus 2012, waarin de rechtbank de zaak in afwachting van het vonnis in de hoofdzaak aanhield. Na bewijslevering heeft de rechtbank in de hoofdzaak op 7 augustus 2013 een eindvonnis gewezen, waarin Horst Sinco c.s. zijn veroordeeld tot betaling van een voorschot aan de curator. Alfran, een van de gedaagden, was medebestuurder van Babbuls en heeft in de periode van 2005 tot 2009 bestuurshandelingen verricht. Horst Sinco c.s. stellen dat, indien hen iets verweten kan worden, dit ook Alfran en [gedaagde sub 1] betreft.

De rechtbank heeft in haar beoordeling ook gekeken naar de decharge die Alfran zou hebben gekregen bij de verkoop van haar aandelen in Babbuls. De rechtbank concludeert dat het niet duidelijk is hoe Horst Sinco c.s. op het verweer van de gedaagden reageren. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij Horst Sinco c.s. zich kunnen uitlaten over het verweer van de gedaagden. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de rolzitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/215672 / HA ZA 11-730
Vonnis in vrijwaring van 2 oktober 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORST SINCO B.V.,
gevestigd te Wateringen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SINCERA B.V.,
gevestigd te Wateringen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COVAS BEHEER B.V.,
gevestigd te Wateringen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HORST MODEL ENGINEERING B.V.,
gevestigd te Wateringen,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STURMCO INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Wateringen,
6.
[eiser sub 6],
wonende te [plaats],
7.
[eiser sub 7],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. V. Kortenbach te ‘s-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALFRAN B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.J. Hooymayers te Breda.
Partijen zullen hierna Horst Sinco c.s. en [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk worden [gedaagden] aangeduid met [gedaagde sub 1] en Alfran.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van de rechtbank Arnhem van 15 augustus 2012, welk vonnis werd gewezen zowel in de onderhavige vrijwaringzaak als in de hoofdzaak met zaak- en rolnummer 207812 / HA ZA 10-2224 tussen Mr. T. van der Meeren in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Babbuls B.V. (verder te noemen de curator en Babbuls) als eiser en Horst Sinco c.s. als gedaagden
  • de verwijzing naar de parkeerrol in afwachting van het vonnis in de hoofdzaak.
1.2.
Daarna is de zaak weer op de gewone rol gebracht en is op 7 augustus 2013 eindvonnis gewezen in voormelde hoofdzaak. Vervolgens is ook in deze vrijwaringzaak vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Voor een omschrijving van de feiten en de vordering verwijst de rechtbank naar het eerdere vonnis van 25 januari 2012. Dit vonnis werd zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringzaak gewezen. Dat gebeurde nadat op 8 november 2011 in beide zaken tegelijk was gecompareerd na antwoord. In de onderhavige vrijwaringzaak is telkens iedere beslissing aangehouden in afwachting van het (eind)vonnis in de hoofdzaak.
2.2.
Intussen heeft de rechtbank, na bewijslevering, eindvonnis gewezen in die hoofdzaak. Bij dat vonnis zijn Horst Sinco c.s., kort gezegd, wegens kennelijk onbehoorlijke uitoefening van hun bestuurstaak ex artikel 2:248 BW hoofdelijk aansprakelijk gehouden voor het gehele tekort in het faillissement van Babbuls en zijn zij, eveneens hoofdelijk, veroordeeld tot betaling aan de curator van een voorschot ten bedrage van € 192.459,91 te vermeerderen met kosten.
2.3.
Alfran is via Sturmco Investment Ltd. medebestuurder geweest van Babbuls in de periode van 12 april 2005 tot 1 januari 2008. Via Sturmco Investments B.V. (eiseres sub 5 in deze zaak) is Alfran medebestuurder van Babbuls geweest van 1 januari 2008 tot 14 mei 2009. [gedaagde sub 1] is bestuurder van Alfran. In de onderhavige vrijwaringzaak zoeken Horst Sinco c.s. ter zake van hun veroordeling in de hoofdzaak verhaal op [gedaagden] omdat Alfran c.q. [gedaagde sub 1] volgens hen in de periode van 11 oktober 2005 tot 14 mei 2009 volgens afspraak, als ook feitelijk, alle dagelijkse en relevante bestuurshandelingen in naam van en ten behoeve van Babbuls heeft verricht. Horst Sinco c.s. stellen zich op het standpunt dat, indien en voor zover hen iets verweten zou kunnen worden, dit verwijt eveneens c.q. in versterkte mate [gedaagden] raakt en [gedaagden] geacht kunnen worden jegens Horst Sinco c.s. toerekenbaar tekort te zijn geschoten in hun verplichtingen en/of onrechtmatig te hebben gehandeld c.q. aansprakelijk te zijn, zodat [gedaagden] gehouden kunnen worden de nadelige gevolgen van de ongunstige afloop van de hoofdzaak te compenseren. Indien en voor zover dit niet zou komen vast te staan, dan geldt volgens Horst Sinco c.s. tenminste dat [gedaagden] in gelijke mate als Horst Sinco c.s. aansprakelijk zijn.
2.4.
De curator heeft [gedaagden] in de hoofdzaak niet aansprakelijk gesteld. Dit laat onverlet dat Horst Sinco c.s. ter zake van hun veroordeling in de hoofdzaak wegens een collectieve bestuurdersaansprakelijkheid op [gedaagden] als hun medebestuurder verhaal kunnen zoeken voor het gedeelte van de schuld dat [gedaagden] in hun onderlinge verhouding aangaat (artikel 6:10 BW). In hun conclusie van antwoord hebben [gedaagden] echter, onder meer, gesteld dat Alfran haar volledige aandelenpakket in Babbuls op 14 mei 2009 voor € 1,00 heeft verkocht en overgedragen aan Horst Sinco B.V. (eiseres sub 1 in deze zaak) en dat daarbij aan Sturmco Investments B.V. als bestuurder van Babbuls en hiermee ook aan [gedaagden] decharge en kwijting is verleend voor het door haar als bestuurder tot op dat moment gevoerde beleid. Verder is, zo stellen [gedaagden], op 3 december 2009 een overeenkomst tot stand gekomen tussen Alfran en Horst Sinco B.V. ter zake de verkoop door Alfran van haar volledige aandelenpakket in Sturmco Investments B.V. aan Horst Sinco B.V., eveneens voor € 1,00, waarbij in artikel 2.2 is bepaald dat Alfran bij de overdracht van de aandelen decharge zal worden verleend voor gevoerde bestuur en procuratie ten aanzien van Sturmco of andere aan Horst Sinco gelieerde vennootschappen en of ondernemingen, waarna in de notariële akte van overdracht d.d. 7 december 2009 in artikel 6 is aangegeven dat aan Alfran ontslag wordt verleend uit haar functie van directeur van Sturmco Investments B.V. met decharge voor het door haar gevoerde beleid.
2.5.
De rechtbank leest hierin dat [gedaagden] betogen dat, wat er verder zij van de gestelde gronden voor (mede)aansprakelijkheid, tussen partijen in hun onderlinge verhouding de bijdrageplicht van [gedaagden] op nihil is gesteld. Het is niet duidelijk hoe Horst Sinco c.s. reageren op dit exceptieve verweer. Horst Sinco c.s. hebben zich na de conclusie van antwoord van [gedaagden] niet meer schriftelijk bij conclusie of akte uitgelaten en uit het proces-verbaal van de comparitie blijkt niet dat dit verweer daar is besproken en welk standpunt Horst Sinco c.s. ter zake innemen. De rechter die dit vonnis wijst kan dit uit eigen wetenschap niet weten, omdat dit een andere rechter is dan de comparitierechter, die door omstandigheden niet in staat is om dit vonnis te wijzen.
2.6.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, alwaar Horst Sinco c.s. zich bij akte kunnen uitlaten omtrent het exceptieve verweer van [gedaagden] Naar bevind van zaken zal de rolrechter dan beslissen of [gedaagden] bij antwoordakte mogen reageren.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 oktober 2013voor het nemen van een akte door Horst Sinco c.s. over hetgeen is vermeld onder rov. 2.6,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.