In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Recreatie Verkoop B.V. en een gedaagde, die een recreatiewoning had gekocht. De gedaagde, die zich op het standpunt stelde dat zij de koopovereenkomst rechtsgeldig had ontbonden, voerde aan dat zij niet de intentie had om een koopovereenkomst aan te gaan en dat er geen overeenstemming was over de essentiële voorwaarden van de verkoop. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de verkoopbevestiging had ondertekend, wat dwingend bewijs oplevert van de overeenkomst en de inhoud daarvan. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onvoldoende feiten had gesteld om tegenbewijs te leveren tegen de bewijskracht van de ondertekende verkoopbevestiging.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de gedaagde de koopovereenkomst rechtsgeldig had ontbonden op basis van artikel 7:2 BW, dat consumenten beschermt bij de aankoop van roerende zaken. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, als particulier, als consument kan worden aangemerkt en dat zij tijdig de koopovereenkomst had ontbonden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet gehouden was om enige betaling aan Recreatie Verkoop te doen, omdat zij gebruik had gemaakt van haar recht om de overeenkomst te ontbinden binnen de wettelijke bedenktijd. De vordering van Recreatie Verkoop werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.