In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst en een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiseres in de hoofdzaak, Leweborgh Holding B.V., heeft een vordering ingesteld tegen Nieftweg Management B.V. en een andere gedaagde, waarbij zij betaling vordert voor aandelen die op 7 juli 2011 zijn gekocht. In het incident heeft Groeneveld Gerechtsdeurwaarders B.V. verzocht om als tussenkomende partij te worden toegelaten, omdat zij een belang heeft bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat Groeneveld Gerechtsdeurwaarders een feitelijk belang heeft bij de uitkomst, aangezien zij mogelijk benadeeld kan worden door de uitkomst van de hoofdzaak.
De rechtbank heeft vervolgens de vordering tot tussenkomst van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders toegewezen, omdat de gedaagden zich niet verzetten tegen deze tussenkomst. Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij Nieftweg Management en de andere gedaagde hoofdelijk zijn veroordeeld om een bedrag van € 264.917,09 te betalen aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders. Dit bedrag is bedoeld ter dekking van een tekort op de derdengeldrekening van het gerechtsdeurwaarderskantoor. De rechtbank heeft ook de kosten van het incident aan de gedaagden opgelegd, en de beslissing over de kosten van de tussenkomst aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens naar de parkeerrol verwezen in afwachting van verdere processtappen in de met deze zaak gevoegde hoofdzaak. De uitspraak benadrukt het belang van de tussenkomende partij en de noodzaak om de belangen van alle betrokken partijen in overweging te nemen bij het toewijzen van voorlopige voorzieningen.