ECLI:NL:RBGEL:2013:6446

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
14 maart 2014
Zaaknummer
233485
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot tussenkomst en voorlopige voorziening in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst en een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiseres in de hoofdzaak, Leweborgh Holding B.V., heeft een vordering ingesteld tegen Nieftweg Management B.V. en een andere gedaagde, waarbij zij betaling vordert voor aandelen die op 7 juli 2011 zijn gekocht. In het incident heeft Groeneveld Gerechtsdeurwaarders B.V. verzocht om als tussenkomende partij te worden toegelaten, omdat zij een belang heeft bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat Groeneveld Gerechtsdeurwaarders een feitelijk belang heeft bij de uitkomst, aangezien zij mogelijk benadeeld kan worden door de uitkomst van de hoofdzaak.

De rechtbank heeft vervolgens de vordering tot tussenkomst van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders toegewezen, omdat de gedaagden zich niet verzetten tegen deze tussenkomst. Daarnaast heeft de rechtbank een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij Nieftweg Management en de andere gedaagde hoofdelijk zijn veroordeeld om een bedrag van € 264.917,09 te betalen aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders. Dit bedrag is bedoeld ter dekking van een tekort op de derdengeldrekening van het gerechtsdeurwaarderskantoor. De rechtbank heeft ook de kosten van het incident aan de gedaagden opgelegd, en de beslissing over de kosten van de tussenkomst aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De rechtbank heeft de zaak vervolgens naar de parkeerrol verwezen in afwachting van verdere processtappen in de met deze zaak gevoegde hoofdzaak. De uitspraak benadrukt het belang van de tussenkomende partij en de noodzaak om de belangen van alle betrokken partijen in overweging te nemen bij het toewijzen van voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/233485 / HA ZA 12-621
Vonnis in incident van 16 oktober 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEWEBORGH HOLDING B.V.,
statutair gevestigd te Ede,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.C. Noordijk te Ede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIEFTWEG MANAGEMENT B.V.,
statutair gevestigd te Ede en kantoorhoudende te Veenendaal,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. drs. D.G. Schouwman te Veenendaal,
waarin heeft gevorderd als tussenkomende partij te worden toegelaten:
de besloten vennootschap
GROENEVELD GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Veenendaal,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. H. Braak te Veenendaal.
Partijen zullen hierna Leweborgh, Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] en Groeneveld Gerechtsdeurwaarders genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 11 april 2013
  • de incidentele conclusie tot het treffen van een voorlopige voorziening van Leweborgh
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst in de hoofdzaak en tot tussenkomst in de voorlopige voorziening van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders
  • de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van Leweborgh, en
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst in de hoofdzaak en in de voorlopige voorziening van Nieftweg Management en [gedaagde sub 2].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.
2. De beoordeling in het incident tot tussenkomst in de hoofdzaak en in het incident tot tussenkomst in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening
2.1.
Groeneveld Gerechtsdeurwaarders vordert dat zij als tussenkomende partij wordt toegelaten in de hoofdzaak en in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening. Daaraan legt zij het volgende ten grondslag. In de hoofdzaak vordert Leweborgh betaling van Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] voor de op 7 juli 2011 gekochte aandelen van Renkema & Partners B.V., althans van het bedrag waarvoor Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] een geldleningsovereenkomst zijn aangegaan met Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] (ad € 264.917,09). In het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening vordert Leweborgh betaling van datzelfde bedrag als voorziening voor de duur van de aanhangige bodemprocedure.
2.2.
Aan de levering van de aandelen ligt onder meer een intentieverklaring (die [gedaagde sub 2] en [naam] en [naam] hebben opgesteld) ten grondslag. Groeneveld Gerechtsdeurwaarders stelt dat hierin een (derden-)beding is opgenomen ten gunste van haar. Volgens Groeneveld Gerechtsdeurwaarders dient dit beding zo te worden uitgelegd dat de koopsom voorziet in het mogelijke tekort op de derdengeldrekening van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Het tekort is vooralsnog begroot op € 285.935,00, aldus Groeneveld Gerechtsdeurwaarders. Indien Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] al een koopsom (in de vorm van een geldleningsovereenkomst) verschuldigd zijn aan Leweborgh dan dient dit bedrag ter beschikking te worden gesteld aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders ter dekking van het tekort op die derdengeldrekening.
2.3.
Voor toewijzing van een verzoek tot tussenkomst moet blijken van een belang van de tussenkomst vorderende partij om (mogelijke) benadeling of verlies van een hem of haar toekomend recht te voorkómen. Gelet op de jurisprudentie is het hebben van een feitelijk belang bij de uitkomst van de procedure voldoende.
2.4.
Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] verzetten zich niet tegen tussenkomst van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders in de hoofdzaak en in het incident. Leweborgh stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tussenkomst zowel in de hoofdzaak als in het incident dient te worden afgewezen, omdat Groeneveld Gerechtsdeurwaarders geen belang heeft bij tussenkomst, nu van benadeling of verlies van recht geen sprake is.
2.5.
Overwogen wordt dat indien in de bodemprocedure zal worden vastgesteld dat het beding inderdaad ten gunste van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders uitgelegd dient te worden, en indien vast komt te staan dat er een tekort op derdengeldrekening bestond, niet uitgesloten kan worden dat Groeneveld Gerechtsdeurwaarders hierdoor mogelijk benadeeld is. Groeneveld Gerechtsdeurwaarders heeft dan ook belang bij tussenkomst in de hoofdzaak. Omdat in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening dezelfde vordering aanhangig is als in de hoofdzaak heeft Groeneveld Gerechtsdeurwaarders ook in het incident belang bij tussenkomst. Niet valt in te zien dat het gevorderde door de tussenkomende partij Groeneveld Gerechtsdeurwaarders betrekking heeft op een geheel ander feitencomplex dan in de hoofdzaak is geschetst. Het gevorderde ziet immers ook op de afspraken (intentieverklaring) die partijen hebben gemaakt in het kader van de aandelenoverdracht. Bovendien speelt het betreffende beding en het saldo op de derdengeldrekening ook een (grote) rol in de andere hoofdzaak (met zaak- / rolnummer 250059 / HA ZA 13-598) die bij vonnis van 16 oktober 2013 wegens verknochtheid is gevoegd met de onderhavige oudere hoofdzaak.
2.6.
Dat deze tussenkomst mogelijk vertraging zal opleveren, is nog maar de vraag, nu bij (tussen)vonnis van 16 oktober 2013 is beslist dat de hoofdzaak (met zaaknummer / rolnummer 250059 / HA ZA 13-598) wordt gevoegd met de onderhavige hoofdzaak. In die zaak moet nog een conclusie van antwoord worden genomen en dient nog een comparitie plaats te vinden dan wel een conclusie van repliek/dupliek te worden genomen, zodat de onderhavige hoofdzaak sowieso naar de parkeerrol zal worden verwezen, voordat (eind)vonnis kan worden gewezen.
2.7.
Uit het bovenstaande vloeit voort dat het Groeneveld Gerechtsdeurwaarders zal worden toegestaan om zowel in de hoofdzaak als in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening tussen te komen.
2.8.
De rechtbank zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Hierna onder 3. zal worden beslist over de kosten in het incident tot tussenkomst in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening.
3. De beoordeling in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening
3.1.
Leweborgh vordert dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende betaling door Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] aan haar van een bedrag van € 264.917,09, vermeerderd met de contractuele van 10% per jaar over de uitstaande hoofdsom of een restant daarvan en/of reeds opeisbare rente vanaf 1 augustus 2012 tot de dag van algehele voldoening. Deze vordering is gelijk aan één van de vorderingen in de hoofdzaak.
3.2.
Leweborgh legt aan die vordering ten grondslag dat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] op 7 juli 2011 de aandelen van Renkema & Partners B.V. hebben gekocht voor een bedrag van € 256.040,00. Omdat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] pas op 31 december 2011 over voldoende kapitaal konden beschikken, zijn Leweborgh en Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] op 12 juli 2011 een geldleningsovereenkomst aangegaan, waarbij Leweborgh een bedrag van € 250.000,00 heeft geleend aan Nieftweg Management en [gedaagde sub 2], die vervolgens de verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst niet zijn nagekomen.
3.3.
Volgens Leweborgh zijn partijen overeengekomen dat een beroep op verrekening uitgesloten is, zodat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] zich daar niet op kunnen beroepen. Omdat Leweborgh tot op heden geen inzage heeft gekregen in de financiële situatie bij de overgedragen besloten vennootschap Renkema & Partners B.V. (thans Groeneveld Gerechtsdeurwaarders), hetgeen wel is overeengekomen in de geldleningsovereenkomst (zolang Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] het verschuldigde bedrag niet aan Leweborgh hebben voldaan), vreest Leweborgh dat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] niet in staat zijn om aan hun verplichtingen te voldoen.
3.4.
De rechtbank overweegt dat Leweborgh voldoende processueel belang bij de incidentele vordering heeft. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Nu de vordering niet door Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] is weersproken en zal deze bij wijze van ordemaatregel worden toegewezen zoals hierna volgt.
3.5.
De tussenkomende partij, Groeneveld Gerechtsdeurwaarders, heeft gevorderd dat a) Leweborgh wordt veroordeeld om te gehengen en gedogen dat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] ter voldoening van hetgeen zij verschuldigd zullen zijn ten titel van koopsom aan Leweborgh betalen aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders, en
b) Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld om hetgeen zij, althans één van hen, zullen/zal blijken verschuldigd te zijn aan Leweborgh betaalt aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders.
3.6.
Groeneveld Gerechtsdeurwaarders heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat voorafgaand aan de levering van de aandelen door [gedaagde sub 2] en [naam] en [naam] een intentieverklaring is opgesteld. Hierin zou een (derden-)beding zijn opgenomen ten gunste van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders. Volgens Groeneveld Gerechtsdeurwaarders dient dit beding zo te worden uitgelegd dat de koopsom (van de aandelen) voorziet in het mogelijke tekort op de derdengeldrekening van het gerechtsdeurwaarderskantoor. Het tekort is vooralsnog begroot op € 285.935,00, zo stelt Groeneveld Gerechtsdeurwaarders. Groeneveld Gerechtsdeurwaarders vordert dat het bedrag van € 264.917,09 (waarvan hiervoor onder 3.4. is bepaald dat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] dit bij wijze van voorlopige voorziening aan Leweborgh dienen te betalen) ter dekking van het tekort op de derdengeldrekening aan haar wordt betaald, hetgeen Leweborgh dient te gehengen en te gedogen.
3.7.
Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] hebben zich niet verzet tegen toewijzing van het door de tussenkomende partij gevorderde. Ook Leweborgh heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen toewijzing van het gevorderde, anders dan de verweren die reeds onder 2.4. tot en met 2.6. zijn besproken en verworpen. Dit betekent dat de vorderingen van de tussenkomende partij voor toewijzing gereed liggen.
3.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] het onder 3.4. toegewezen bedrag ad € 264.917,09 niet aan Leweborgh, maar aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders dienen te betalen en dat Leweborgh dit dient te gehengen en te gedogen.
3.9.
Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening worden veroordeeld.
3.10.
Leweborgh en Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van de tussenkomende partij worden veroordeeld.

4.De hoofdzaak

4.1.
Bij vonnis van 16 oktober 2013 is bepaald dat de zaak met zaak- / rolnummer 250059 / HA ZA 13-598 wordt gevoegd met de onderhavige hoofdzaak. In die zaak dient nog te worden geconcludeerd voor antwoord, waarna dient te worden beslist of een comparitie van partijen zal plaatsvinden of dat partijen in de gelegenheid worden gesteld om te concluderen voor repliek en dupliek. De rechtbank zal de onderhavige zaak dan ook verwijzen naar de parkeerrol in afwachting van de nog te nemen beslissing hierover in de met deze zaak gevoegde zaak met zaak- / rolnummer 250059 / HA ZA 13-598.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident tot tussenkomst
5.1.
staat Groeneveld Gerechtsdeurwaarders toe om zowel in de hoofdzaak als in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening tussen te komen,
5.2.
houdt de beslissing over de kosten van het incident tot tussenkomst in de hoofdzaak aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak,
in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening
5.3.
veroordeelt Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders te betalen een bedrag van
€ 264.917,09, vermeerderd met de contractuele van 10% per jaar over de uitstaande hoofdsom of een restant daarvan, vanaf 1 augustus 2012 tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Leweborgh om te gehengen en gedogen dat Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] ter voldoening van hetgeen zij verschuldigd zullen zijn ten titel van koopsom aan Leweborgh (zoals vermeld onder 5.3.) betalen aan Groeneveld Gerechtsdeurwaarders,
5.5.
veroordeelt Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] in de kosten van het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening, aan de zijde van Leweborgh tot op heden begroot op € 452,00,
5.6.
veroordeelt Leweborgh en Nieftweg Management en [gedaagde sub 2] in de kosten van de tussenkomende partij in het incident, aan de zijde van Groeneveld Gerechtsdeurwaarders tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de parkeerrol zal komen van
11 december 2013in afwachting van de beslissing om een comparitie van partijen te bepalen dan wel om partijen in de gelegenheid te stellen om te concluderen voor repliek en dupliek in de met deze zaak gevoegde zaak met zaak- / rolnummer 250059 / HA ZA 13-598.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2013.
Coll.: BV