ECLI:NL:RBGEL:2013:794

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
AWB-12_738
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vastgestelde streefpeilen door Waterschap Rivierenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 maart 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van Stichting Flora- en Faunawerkgroep Gelderse Poort, INV, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Nijmegen, en Vereniging Milieudefensie tegen de vaststelling van streefpeilen door het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van streefpeilen geen besluit is in de zin van artikel 1:3, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat tussen partijen niet in geschil is dat de beslissing geen peilbesluit is zoals bedoeld in artikel 5.2 van de Waterwet. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtsgevolgen verbonden zijn aan de beslissing tot vaststelling van streefpeilen, waardoor er geen beroep openstond op grond van artikel 8:1, lid 1 van de Awb.

De rechtbank heeft ook de vertegenwoordiging van de eisers beoordeeld. M. van Bergen heeft beroep ingesteld namens Milieudefensie, maar de rechtbank oordeelde dat niet is komen vast te staan dat hij rechtsgeldig gemachtigd was om dit te doen. De machtigingen die zijn overgelegd voldeden niet aan de eisen van de statuten van de vereniging. Hierdoor werd het beroep van Milieudefensie niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft verder bepaald dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gemaakt. Wel werd bepaald dat het door eisers sub 1 en 2 betaalde griffierecht van € 302 door verweerder aan hen moet worden vergoed, omdat zij door de presentatie van de beslissing als een besluit waartegen beroep openstond, op het verkeerde been zijn gezet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken op 28 maart 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Team bestuursrecht
registratienummer: AWB 12/738
rectificatie
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)van 28 maart 2013
inzake

1.Stichting Flora- en Faunawerkgroep Gelderse Poort, gevestigd te Arnhem

2.
INV, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Nijmegen, gevestigd te Nijmegen,
3.
Vereniging Milieudefensie, gevestigd te Amsterdam,
eisers, vertegenwoordigd door M. van Bergen,
tegen
het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland,verweerder.

1.Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 25 november 2011.

2.Procesverloop

Op 25 november 2011 heeft verweerder streefpeilen vastgesteld voor onder meer de Ooijse Graaf (in het streefpeilbesluit Ooijpolder aangeduid als “code peilgebied: Nieuw 3”) en de Groenlanden (in het streefpeilbesluit Ooijpolder aangeduid als “code peilgebied: Nieuw 4”).
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 18 maart 2013. Namens eisers zijn aldaar verschenen M. van Bergen en mr. H.M. Dotinga. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F. Minderhoud en ir. H.J. van de Braak, beiden werkzaam bij het Waterschap Rivierenland.

3.Overwegingen

Het beroep van Vereniging Milieudefensie
Ingevolge artikel 9, lid 3, van de statuten van de Vereniging Milieudefensie (verder: Milieudefensie) komt de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vereniging toe aan het bestuur en bovendien aan twee leden van het dagelijks bestuur (of hun plaatsvervangers) gezamenlijk handelend.
Ingevolge artikel 7, lid 1, van de statuten bestaat het dagelijks bestuur uit tenminste drie en ten hoogste vier leden, en maken de voorzitter, de secretaris en de penningmeester deel uit van het dagelijks bestuur.
M. van Bergen heeft beroep ingesteld namens Milieudefensie. Bij brief van 4 maart 2013 is door M. van Bergen een machtiging overgelegd, ondertekend door H. Verhagen als voorzitter en J. Kuppens als secretaris. Omdat de voorzitter en secretaris tot het dagelijks bestuur behoren, kan Milieudefensie in beginsel door voorzitter en secretaris vertegenwoordigd worden. Bij brief van 21 maart 2012 heeft Milieudefensie Nijmegen een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd, gedateerd 8 december 2010. Uit dit uittreksel blijkt evenwel niet dat H. Verhagen voorzitter van Milieudefensie is, integendeel. Daarin is S.M.M. Borgers als voorzitter aangeduid. Evenmin is gesteld of gebleken dat Verhagen als vierde lid onderdeel uitmaakte van het dagelijks bestuur. Derhalve is niet komen vast te staan dat rechtsgeldig, namelijk door twee leden van het dagelijks bestuur, machtiging is verstrekt aan M. van Bergen om namens Milieudefensie beroep in te stellen.
Op basis van de machtigingen van 5 september 2011 en 26 juni 2012 kan evenmin worden geconcludeerd dat rechtsgeldig machtiging is verstrekt aan M. van Bergen om namens Milieudefensie beroep in te stellen. Blijkens het overgelegde uittreksel maken de ondertekenaars van die machtigingen geen deel uit van het bestuur van Milieudefensie. Niet is gebleken dat zij conform artikel 9, lid 4 van de statuten door (twee leden van) het (dagelijks) bestuur zijn gemachtigd om Milieudefensie te vertegenwoordigen. De door M. van Bergen in zijn brief van 4 maart 2013 genoemde artikelen uit het Directiestatuut 2011 zijn onvoldoende om aan te nemen dat de ondertekenaars van de machtigingen van 5 september 2011 en 26 juni 2012 een vertegenwoordigingsbevoegdheid hebben die voldoet aan de eisen van artikel 9, lid 4, van de statuten.
Het beroep van Milieudefensie moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Geen besluit
Artikel 1:3, lid 1, van de Awb luidt als volgt:
“Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.”
Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld: een handeling gericht op rechtsgevolg.
De rechtbank is van oordeel dat de beslissing van verweerder van 25 november 2011 tot vaststelling van streefpeilen voor de Ooijse Graaf en de Groenlanden (verder: de beslissing) geen besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, van de Awb is, en overweegt daartoe het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslissing geen peilbesluit is als bedoeld in artikel 5.2 van de Waterwet. Ten aanzien van een peilbesluit als bedoeld in artikel 5.2 van de Waterwet is op grond van artikel 8.1 van de Waterwet bestuursrechtelijke handhaving mogelijk, hetgeen als rechtsgevolg moet worden aangemerkt. Artikel 8.1 van de Waterwet is echter niet van toepassing op de beslissing tot vaststelling van streefpeilen. De rechtbank is niet gebleken dat anderszins rechtsgevolgen verbonden zijn aan de beslissing.
Omdat de beslissing geen besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, van de Awb is, staat niet op grond van artikel 8:1, lid 1, van de Awb beroep open tegen de beslissing. Het beroep van Stichting Flora- en Faunawerkgroep Gelderse Poort, en van INV, Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie, afdeling Nijmegen, moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, reeds omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.
De rechtbank ziet wel aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eisers sub 1 en 2 betaalde griffierecht aan hen dient te vergoeden, omdat verweerder de beslissing heeft gepresenteerd als een besluit waartegen beroep open stond. Eisers zijn daardoor op het verkeerde been gezet en hebben ten onrechte kosten gemaakt, bestaande uit het griffierecht.

4.Beslissing

De rechtbank
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
bepaalt dat verweerder het door eisers sub 1 en 2 betaalde griffierecht ten bedrage van € 302 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, en mr. M.J.P. Heijmans en
mr. B.N. Crol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2013
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Oorspronkelijke uitspraak verzonden op: 28 maart 2013
Gerectificeerde uitspraak verzonden op: