ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ8342

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
05/800262-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 met dodelijke slachtoffers

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 22 april 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 maart 2012 op Aruba een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een militair, reed met een snelheid van ongeveer 125 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Hij was onder invloed van alcohol en niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Tijdens het inhalen van andere voertuigen op een kruising waar een inhaalverbod gold, verloor hij de controle over zijn voertuig, wat resulteerde in een aanrijding waarbij twee passagiers, [slachtoffer1] en [slachtoffer2], om het leven kwamen en een derde passagier, [slachtoffer3], zwaar gewond raakte. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, maar niet aan roekeloosheid zoals door de officier van justitie was gesteld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 60 maanden. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/800262-12
Data zittingen : 30 en 31 mei 2012 (Aruba) en 8 april 2013 (Arnhem)
Datum uitspraak : 22 april 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres],
plaats : [woonplaats]
Raadsman : mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
Officier van justitie : mr. S.Z. Wiarda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2012, op/te Aruba, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee komende uit de richting van Savaneta en gaande in de richting van Oranjestad,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, en/of
terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs,
heeft gereden over de weg Noord Cura Cabai en/of gekomen ter hoogte van de kruising en/of splitsing van genoemde weg en/of de weg(en) Santa Martha en/of Parkietenbos (plaatselijk bekend als kruising Mahuma) en/of
terwijl ter plaatse voor hem, verdachte, een inhaalverbod -dat middels een kort voor die kruising/splitsing in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeersbord werd aangegeven- gold, met een snelheid van ongeveer 125 kilometer per uur, althans met een grotere
snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur,
heeft gereden en/of
geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) via -gezien zijn, verdachtes, rijrichting- het voor het links
afslaande verkeer op die weg bestemde voorsorteervak en/of het voor het links
afslaande hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer op die weg bestemde
voorsorteervak,
één of meer voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend/e ander/e
motorrijtuig/en (auto/s), ter linker zijde is gaan inhalen en/of heeft
ingehaald, terwijl één of meer op die weg rijdend/e ander/e hem
tegemoetkomend/e motorrijtuig/en (auto/s) hem, verdachte, dicht genaderd
was/waren en/of
de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto), bij het zien van dat/die hem tegemoetkomende andere
motorrijtuig/en (auto's) heeft verhoogd en/of vervolgens abrupt naar
rechts heeft gestuurd en/of daarbij heeft geremd waarna dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tussen die rechts naast
hem, verdachte, zich bevindende andere motorrijtuigen (auto's) (zijnde de
motorrijtuigen die hij bezig was in te halen en/of reeds ingehaald had)
is doorgereden, in de richting van de -gezien zijn, verdachtes,
rijrichting- rechterberm van die weg en/of geheel of gedeeltelijk met dat
door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) in die
rechterberm is terecht gekomen en/of in een slip is geraakt en/of met de
rechter voor- en/of achterzijde van dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (personenauto) tegen een zich in die berm bevindende
lantaarnpaal is gebotst en/of tegen (een hekwerk van) een zich aldaar
bevindende brug is gebotst,
door welke gedraging(en) een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaats gevonden, waardoor/waarbij anderen of een ander,
te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] werd(en) gedood en/of
waardoor een ander, te weten [slachtoffer3], zwaar lichamelijk
letsel werd toegebracht, en/althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van
de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte,
gevaarlijk heeft ingehaald;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij als militair op of omstreeks 9 maart 2012, op/te Aruba,
op een voor het openbaar en/of voor het militair verkeer openstaande weg
Noord Cura Cabai, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmee gekomen ter hoogte van de kruising en/of splitsing van genoemde weg en/of de weg(en) Santa Martha en/of Parkietenbos (plaatselijk bekend als Mahuma) en/of
terwijl ter plaatse voor hem, verdachte, een inhaalverbod -dat middels een
kort voor die kruising/splitsing in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd
verkeersbord werd aangegeven- gold,
met een snelheid van ongeveer 125 kilometer per uur, althans met een grotere
snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur,
heeft gereden en/of
geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto) via -gezien zijn, verdachtes, rijrichting- het voor het links
afslaande verkeer op die weg bestemde voorsorteervak en/of het voor het links
afslaande hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer op die weg bestemde
voorsorteervak, één of meer voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend ander/e
motorrijtuig/en (auto/s), ter linker zijde is gaan inhalen en/of heeft
ingehaald, terwijl één of meer op die weg rijdend/e ander/e hem
tegemoetkomend/e motorrijtuig/en (auto/s) hem, verdachte, dicht genaderd
was/waren en/of
de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig
(personenauto), bij het zien van dat/die hem tegemoetkomende andere
motorrijtuig/en (auto's) heeft verhoogd en/of vervolgens abrupt naar
rechts heeft gestuurd en/of daarbij heeft geremd waarna dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tussen die rechts naast
hem, verdachte, zich bevindende andere motorrijtuigen (auto's) (zijnde de
motorrijtuigen die hij bezig was in te halen en/of reeds ingehaald had)
is doorgereden, in de richting van de -gezien zijn , verdachtes,
rijrichting- rechterberm van die weg en/of geheel of gedeeltelijk met dat
door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) in die
rechterberm is terecht gekomen en/of in een slip is geraakt en/of met de
rechter voor- en/of achterzijde van dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (personenauto) tegen een zich in die berm bevindende
lantaarnpaal is gebotst en/of tegen (een hekwerk van) een zich aldaar
bevindende brug is gebotst,
door welke gedraging van verdachte, de veiligheid op die weg in gevaar werd
gebracht, althans naar redelijkerwijze is aan te nemen, de veiligheid op die
weg in gevaar kon worden gebracht;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2012, op/te Aruba, als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,1 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft
bestuurd zonder rijbewijs;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 9 maart 2012, op/te Aruba, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee over een voor het openbaar en/of militair verkeer openstaande weg, Noord Cura Cabai, heeft gereden, onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij, verdachte, niet in staat moest worden geacht het motorrijtuig
(personenauto) naar behoren te kunnen besturen;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 30 en 31 mei 2012 bij de meervoudige militaire kamer van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba behandeld. De zaak is daarna, in verband met de terugkeer van verdachte naar Nederland, overgedragen aan de militaire kamer van de rechtbank Arnhem.
De zaak is daar op 8 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Amersfoort.
Als partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen:
• [benadeelde partij1]
• [benadeelde partij2]
Mevrouw [benadeelde partij1] en mevrouw [benadeelde partij2] en hun partners waren tevens aanwezig om gebruik te maken van hun spreekrecht als nabestaanden van hun zoons, de slachtoffers [slachtoffer2] en [slachtoffer1], op grond van artikel 51e van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 9 maart 2012 op Aruba als bestuurder van een personenauto, een Chevrolet Impala, op de weg Noord Cura Cabai, komende uit de richting van Savaneta en gaande in de richting van Oranjestad.
Als passagiers had verdachte [slachtoffer2], [slachtoffer1] en [slachtoffer3] in zijn auto.
Verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Verdachte had niet veel rijervaring en had de auto pas gekocht.
Verdachte reed in de richting van kruising van de wegen Santa Martha en Parkietenbos (plaatselijk bekend als kruising Mahuma) en is twee auto’s, die voor hem reden, aan de linkerzijde gaan inhalen. Tijdens het inhalen heeft verdachte op de kruising Mahuma gereden. Hier gold een inhaalverbod. Dit stond aangegeven middels een verkeersbord dat kort voor de kruising in de rijrichting van verdachte gekeerd stond. Er gold ter plaatse een maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur.
Verdachte is tijdens het inhalen met zijn personenauto via het voor het links afslaande verkeer op die weg bestemde voorsorteervak en het voor het links afslaande hem tegemoetkomende verkeer op die weg bestemde voorsorteervak gereden. Op het moment dat verdachte, al inhalende, op de kruising Mahuma reed, heeft hij, bij het zien van een tegemoetkomende andere auto zijn snelheid verhoogd om de inhaalactie te kunnen voltooien. Toen bleek dat dit niet ging lukken heeft verdachte een abrupte stuurbeweging naar rechts gemaakt en geremd waarna verdachte tussen de rechts, naast hem rijdende, auto’s is gereden. Verdachte is daarbij met zijn personenauto – gedeeltelijk – in de rechterberm van die weg geraakt en is daardoor in een slip geraakt. Daardoor is verdachte met de rechtervoor- en achterzijde van zijn auto tegen een zich in de berm bevindende lantaarnpaal gebotst en is daarna tegen een hekwerk van een zich aldaar bevindende brug gebotst.
Ten gevolge van dit ongeval zijn [slachtoffer1] en [slachtoffer2] om het leven gekomen en heeft [slachtoffer3] een thoraxtrauma, een klaplong (rechts) en een longkneuzing (rechts) opgelopen .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft een ongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer1] en [slachtoffer2] om het leven zijn gekomen en [slachtoffer3] zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong, heeft opgelopen. Verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en heeft te hard gereden. Daarnaast heeft verdachte onder invloed van alcohol gereden. Uit het bloedonderzoek kwam een alcohol gehalte van 1,1 milligram per milliliter bloed naar voren. Verder reed hij ongeveer 125 km/uur, terwijl een maximumsnelheid van 80 km/uur gold. Verdachte heeft ingehaald op een plek waar een inhaalverbod gold. Verdachte heeft gereden op een wegdeel, voorsorteervak, bestemd voor het links afslaande verkeer en op het links afslaande, hem tegemoetkomende verkeer, op die weg bestemde voorsorteervak. Het kruispunt was goed verlicht. Er kwam een tegemoetkomende auto en verdachte heeft tijdens zijn inhaalactie, bij het zien van de tegenligger zijn snelheid verhoogd en daarna abrupt naar rechts gestuurd en heeft geremd. Hij is tussen de auto’s die hij aan het inhalen was, doorgereden en is in de berm gekomen en is tegen een hekwerk van een brug gebotst.
Volgens de officier voerde verdachte een opzettelijke inhaalmanoeuvre uit in de late avond met een veel te hoge snelheid op een onoverzichtelijk gevaarlijk en druk kruispunt waar een inhaalverbod van kracht was. Dit dient gelet op de gedragingen van verdachte de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden, als roekeloos te worden gekwalificeerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er teveel onduidelijkheid bestaat over de gehanteerde methode om de snelheid te berekenen. Door middel van een geheel nieuwe, nog vrijwel niet gebruikte onderzoekstechniek EDR (Event Data Recording) is vastgesteld dat de snelheid op het moment van het ongeluk 127 km/uur bedroeg. Over welke factoren van invloed zijn op het onderzoek, spreken de deskundigen elkaar tegen, nog los van het standpunt van de verdediging dat er nog te weinig bekend is over de methode en (in Europa) te weinig deskundigheid hierover bestaat.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse dat het wegdek tijdens het ongeval “versleten”, “vervuild” en “vochtig” was. Dit is niet meegenomen in het onderzoek van de EDR deskundigen. De verdediging verzoekt om uitsluiting van het bewijs op dit punt, althans meent dat dit onderzoek niet doorslaggevend mag zijn ten nadele van verdachte.
Voorts betoogt de raadsman dat verdachte is gaan inhalen op een plek waar dit toegestaan was. Verdachte zou niet zijn gaan rijden wanneer hij het idee zou hebben gehad dat de alcohol van invloed was op zijn rijvaardigheid. Hij voelde zich goed. Verdachte heeft niet welbewust onaanvaardbare risico’s genomen. Hij dacht op het goede moment en plek de inhaalmanoeuvre te hebben ingezet, reed niet te snel en zag geen tegenligger op het moment van inhalen.
Er is geen sprake van roekeloosheid danwel aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Verdachte had maar één keuze om de naderende frontale botsing af te wenden. Hij kwam met zijn afgebroken inhaalactie in de berm terecht en raakte door het zand in een slip, waardoor de auto tegen het hek botste.
Verdachte was geslaagd voor zijn rijbewijs, maar had het rijbewijs nog niet daadwerkelijk verstrekt gekregen. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
Rijden onder invloed
Verdachte verklaart dat hij op 9 maart 2012 in totaal ongeveer 8 bier had gedronken. Overdag (op het strand) had hij maximaal vijf bier gedronken en ’s avonds twee tot drie bier Het ging dan telkens om flesjes Polar-bier. Die flesjes zijn iets kleiner dan de gemiddelde bierflesjes in Nederland (0.25l) .
Bij verdachte is op zaterdag 10 maart 2012 om 02.06 uur bloed afgenomen ; uit het bloedonderzoek is gebleken dat het alcoholgehalte van verdachte 1,1 milligram per milliliter bloed bedroeg . Het is een feit van algemene bekendheid dat, wanneer iemand een motorvoertuig bestuurt, terwijl sprake is van een dergelijk promillage, de alcohol invloed heeft op het rijgedrag van die persoon. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank heeft gereden.
Snelheid voertuig
Verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] van Politie Rotterdam-Rijnmond, beiden gecertificeerd Crash Data Retrievel technician, analist en teacher , hebben de uit het voertuig van verdachte gedemonteerde, Airbagmodule uitgelezen. Deze Airbagmodule is aangesloten aan zogenaamde ‘Crash Data Retrieval’ (CDR) diagnoseapparatuur voor het uitlezen van de EDR (Event Data Recording). In deze module is een EDR geheugenmodule opgenomen die parameters registreert die van belang zijn voor het aansturen van de veiligheidscomponenten. Bij een botsing worden al deze gegevens alsmede een aantal seconden van de voertuigomstandigheden voor het ongeval (pre-crash-data) vastgelegd.
De opgeslagen dataregistratie geeft weer dat vijf seconden voor het ongeval het voertuig van verdachte met een geregistreerde snelheid van 79 mijl/127 km per uur reed. De bestuurder is zes seconden voor het ongeval begonnen met remmen (Brake Switch Status ON).
Uit onderzoek is gebleken dat de bandenspanning was niet in alle vier de banden niet gelijk was en dat er waren banden met verschillende maten waren gemonteerd . Het wegdek ter plaatse was versleten, vervuild en vochtig. Getuige [verbalisant2],verklaart dat de bandenspanning van invloed is op het onderzoek. Getuige [verbalisant1] heeft verklaard dat verschillende factoren van invloed kunnen zijn op de waardes in de EDR waaronder de toestand van het wegdek. Hij verklaart echter dat bij een slippend wiel de voertuigsnelheid ten opzichte van de weg juist hoger is dan de snelheid die gemeten wordt door het wiel en dat, hoe gladder het wegdek is, het verschil tussen de voertuigsnelheid en de wielsnelheid alleen maar groter wordt. Een verschil in tire’s rolling radius (afrolmaat) is voorts, aldus [verbalisant1], pas significant als de maten 10 of 15 inches groter zijn, bij enkele maten gaat het slechts om tienden. Het verschil in bandenmaat was bij de banden van de auto van verdachte niet significant
De militaire kamer is van oordeel dat, gelet op hetgeen uit de verklaring van [verbalisant1] en [verbalisant2] naar voren komt, hoewel het versleten en vervuilde wegdek mogelijk juist zou betekenen dat de werkelijke snelheid nog hoger was dan de in de dataregistratie van de EDR weergegeven snelheid, en hoewel het verschil in afrolmaat, door de verschillende bandenmaten maar door het verschil in bandenspanning, slechts een beperkt verschil geeft, niet vastgesteld kan worden dat verdachte ten tijde van het ongeval 127 kilometer per uur reed. Daarbij komt dat niet vastgesteld kan worden wat de accuratesse is van de EDR, alsmede van de daarin gebruikte berekeningen en gegevens, temeer niet nu regelgeving om dat te valideren ontbreekt, en daar in deze zaak geen specifiek onderzoek naar heeft plaatsgevonden.
Wel kan naar het oordeel van de militaire kamer op basis van deze gegevens, alsmede op basis van de verklaring van verdachte dat hij niet precies weet hoe hard hij heeft gereden, maar dat hij niet uitsluit dat de snelheid, omdat hij accelereerde, vlak voor het ongeval boven de 100 kilometer per uur heeft gelegen , worden vastgesteld dat hij met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur heeft gereden.
Mate van schuld
De vraag is of in deze zaak sprake is van roekeloosheid, danwel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van een culpoos delict en vereist dat een of meerdere gedragingen van de dader worden aangewezen die erop duiden dat door hem welbewust onaanvaardbare risico’s zijn genomen. Er zal sprake moeten zijn van bewustheid van het risico van ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan uit wordt gegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren.
De militaire kamer gaat bij de beoordeling uit van het volgende, aan de wettige bewijsmiddelen te ontlenen, feiten en omstandigheden:
- verdachte heeft gereden onder invloed van alcoholhoudende drank; vastgesteld is een promillage van 1.1 milligram alcohol per milliliter bloed
- verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs
- verdachte heeft ingehaald op een plaats waar een inhaalverbod gold
- verdachte reed ten tijde van het ongeval met een grotere snelheid dan de daar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur
- verdachte reed tijdens het inhalen over het voor links afslaande verkeer (gezien zijn rijrichting) bestemde voorsorteervak passeerde een kruising en reed vervolgens over het voor links afslaande tegemoetkomende verkeer bestemde voorsorteervak
- verdachte heeft bij het zien van een tegenligger zijn snelheid verhoogd om zijn inhaalmanoeuvre te kunnen voltooien
- verdachte heeft abrupt naar rechts gestuurd om een frontale botsing met zijn tegenligger te voltooien
- verdachte is tussen de auto’s die hij aan het inhalen was, door gereden en is daarna gedeeltelijk in de berm geraakt
- verdachte is daarna in een slip geraakt
De militaire kamer is van oordeel dat deze opgesomde gedragingen, in combinatie, aangemerkt dienen te worden als zeer onvoorzichtig. Het gaan rijden na het nuttigen van alcoholhoudende drank, het ondernemen van een dergelijke gevaarlijke inhaalmanoeuvre waar een verbod geldt en het, bij het zien van een tegenligger, trachten te voltooien van die manoeuvre door de snelheid verder te verhogen is te beschouwen als lichtzinnig.
Verdachte had zeer weinig rijervaring en kende zijn auto nog niet goed. Verdachte had daar rekening mee moeten houden.
Temeer nu niet vastgesteld kan worden hoe groot de snelheidsoverschrijding van verdachte precies was en uit de verklaringen van zijn medepassagier niet valt op te merken dat het aan de inhaalmanoeuvre voorafgaande weggedrag van verdachte gevaarlijk of opvallend was, is de militaire kamer echter van oordeel dat deze gedragingen van verdachte, hoewel daaraan grenzend, geen roekeloosheid opleveren zoals bedoeld in artikel 175, lid 2,van de Wegenverkeerswet..
De militaire kamer acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kort voor het fatale incident zeer onvoorzichtig gereden heeft.
Kwalificatie letsel [slachtoffer3]
[slachtoffer3] heeft verklaard dat hij na het ongeval een maand lang heeft moeten revalideren op het Marine Verlof Centrum Eagle Beach te Aruba. De militaire kamer is van oordeel dat hiermee sprake is van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. primair
hij op 9 maart 2012, op/te Aruba, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee komende uit de richting van Savaneta en gaande in de richting van Oranjestad, zeer onvoorzichtig , onder invloed van alcoholhoudende drank en/of terwijl hij, verdachte, niet in het bezit was van een geldig rijbewijs, heeft gereden over de weg Noord Cura Cabai en/of gekomen ter hoogte van de kruising van genoemde weg en/of de weg(en) Santa Martha en/of Parkietenbos (plaatselijk bekend als kruising Mahuma) en/of terwijl ter plaatse voor hem, verdachte, een inhaalverbod - dat middels een kort voor die kruising/splitsing in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd verkeersbord werd aangegeven- gold met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, heeft gereden en/of geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) via - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - het voor het links afslaande verkeer op die weg bestemde voorsorteervak en/of het voor het links afslaande hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer op die weg bestemde voorsorteervak, voor hem, verdachte, uit over die weg rijdend/e ander/e motorrijtuig/en (auto/s), ter linker zijde is gaan inhalen en/of heeft ingehaald, terwijl één of meer op die weg rijdend/e ander/e hem tegemoetkomend/e motorrijtuig/en (auto/s) hem, verdachte, dicht genaderd was/waren en/of de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto), bij het zien van dat/die hem tegemoetkomende andere motorrijtuig/en (auto's) heeft verhoogd en/of vervolgens abrupt naar rechts heeft gestuurd en/of daarbij heeft geremd waarna dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tussen die rechts naast hem, verdachte, zich bevindende andere motorrijtuigen (auto's) (zijnde de motorrijtuigen die hij bezig was in te halen en/of reeds ingehaald had) is doorgereden, in de richting van de - gezien zijn, verdachtes,
rijrichting - rechterberm van die weg en gedeeltelijk met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) in die rechterberm is terecht gekomen en/of in een slip is geraakt en/of met de rechter voor- en/of achterzijde van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen een zich in die berm bevindende lantaarnpaal is gebotst en/of tegen (een hekwerk van) een zich aldaar bevindende brug is gebotst,
door welke gedraging(en) een aan zijn, verdachtes, schuld te wijten verkeersongeval heeft plaats gevonden,
waardoor/waarbij anderen, te weten [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] werd(en) gedood en/of waardoor een ander, te weten [slachtoffer3], zodanig lichamelijk letsel dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, gevaarlijk heeft ingehaald;
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 9 maart 2012 op Aruba als bestuurder van een personenauto, een Chevrolet Impala, op de weg Noord Cura Cabai. Verdachte verklaart dat hij die dag totaal ongeveer acht (Polar) bier heeft gedronken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, rijden onder invloed zoals bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
Primair
Tijdens de eerste (regie)zitting bij de meervoudige militaire kamer van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is door de raadsvrouwe van verdachte, mr. E.C.P.M. Kok, verzocht om een contra-expertise met het bij verdachte afgenomen bloed. Dit verzoek is door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba tijdens de tweede (regie)zitting toegewezen.
Uit het dossier en uit informatie van de officier van justitie gegeven ter terechtzitting is niet gebleken dat deze contra-expertise heeft plaats gevonden. De militaire kamer is van oordeel dat daarmee niet kan worden gesproken van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, nu – wegens nalatigheid van overheidszijde – de contra-expertise niet heeft plaats gevonden.
De militaire kamer acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Subsidiair
Verdachte verklaart dat hij totaal ongeveer acht bier heeft gedronken. Bij verdachte is bloed afgenomen ; uit het bloedonderzoek is gebleken dat het alcoholgehalte van verdachte 1,1 milligram per milliliter bloed bedroeg. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcoholgebruik dat resulteert in een alcoholpromillage van 1,1 milliliter per milligram bloed van dusdanige invloed op het (rij)gedrag is dat men daarmee niet in staat kan worden geacht naar behoren te rijden.
De militaire kamer acht het subsidiair tenlastegelegde daarmee bewezen.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2. subsidiair
hij op of omstreeks 9 maart 2012, op/te Aruba, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee over een voor het openbaar verkeer openstaande weg, Noord Cura Cabai, heeft gereden, onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij, verdachte, niet in staat moest worden geacht het motorrijtuig (personenauto) naar behoren te kunnen besturen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
“Overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige gevaarlijk heeft ingehaald”
Ten aanzien van de feit 2 subsidiair:
“Overtreding van artikel 163 Wetboek van Militair Strafrecht”
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen wegens de volgende omstandigheden. Verdachte heeft roekeloos gereden. Hij heeft gereden met alcohol op, te hard, zonder rijbewijs, in een onverzekerde auto, met verkeerde kentekenplaten terwijl hij, noch zijn passagiers, gordels droegen. Door toedoen van verdachte zijn twee jongen mensen om het leven gekomen.
Verdachte heeft een blanco strafblad en heeft ruim een maand op Aruba in voorlopige hechtenis gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de militaire kamer rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is zelf ook gewond geraakt bij het ongeval en hij heeft eerste hulp verleend aan zijn vriend. Verder heeft verdachte volledig meegewerkt aan het onderzoek en heeft open en consistent verklaard. Daarnaast is verdachte een goede vriend en collega kwijt geraakt. Verdachte heeft erg te lijden onder de gevolgen van het ongeval en zal dit voor de rest van zijn leven met zich meedragen. Verdachte loopt daarnaast het risico dat hij zijn baan zal verliezen. Dit betekent dat hij zijn huis zal moeten verkopen met een restschuld.
De verdediging verzoekt de militaire kamer om geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen maar te volstaan met een (voorwaardelijke) werkstraf.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd aart 2013; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 28 september 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, gedateerd 9 november 2012 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 21 november 2012.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onder invloed van alcohol veroorzaken van een ongeval waarbij twee dodelijke slachtoffers, te weten [slachtoffer1] en [slachtoffer2], zijn gevallen. [slachtoffer3] heeft bij dit ongeval letsel opgelopen. Hij heeft hierdoor een maand moeten revalideren en heeft daardoor langere tijd niet zijn normale bezigheden kunnen uitoefenen.
Verdachte heeft zeer onvoorzichtig gereden en ernstige verkeersfouten gemaakt. Hij had pas kort zijn rijbewijs en had weinig rijervaring in het algemeen en met zijn auto.
Het is geheel te wijten aan zijn besluit om te gaan rijden na het gebruik van alcohol en aan zijn daaropvolgend gevaarlijke rijgedrag, dat twee jonge mensen het leven hebben gelaten. Dit heeft een onherstelbaar verlies veroorzaakt voor de nabestaanden, zoals ook is gebleken uit de door hen ingebrachte en ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Bij het na alcoholgebruik door dergelijk onvoorzichtig rijgedrag veroorzaken van een dodelijk ongeval past, zoals ook blijkt uit de oriëntatiepunten van de LOVS, als uitgangspunt geen andere straf dan een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een lange rijontzegging. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat in deze zaak naast een gewonde niet één maar twee dodelijke slachtoffers te betreuren zijn.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting ten nadele van verdachte rekening gehouden met de volgende ad informandum gevoegde zaak. Verdachte heeft bekend dit strafbare feit te hebben gepleegd. De officier van justitie heeft toegezegd ter zake van dit feit geen afzonderlijke strafvervolging te zullen instellen indien dit wordt verdisconteerd in de strafoplegging. Het betreft het onverzekerd rijden op 9 maart 2012 te Mahuma te Aruba.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van roekeloosheid, de zwaarste culpa-gradatie en rijden onder invloed van alcoholhoudende drank in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Nu de militaire kamer dit aspect niet bewezen acht zal de militaire kamer op het punt van de gevangenisstraf naar beneden afwijken van de strafeis van de officier van justitie.
De militaire kamer houdt er voorts in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit,dat hij een open houding op zitting heeft getoond en blijk geeft hoezeer hij onder schuldgevoelens gebukt gaat.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de militaire kamer dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur en een forse ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ringen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van respectievelijk € 10.147,72 en
€ 21.566,86.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen goed onderbouwd zijn en dat er niets op af te dingen valt. De vorderingen kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente vanaf 9 maart 2012.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van de civiele vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1]
De vordering van [benadeelde partij1] is niet betwist door verdachte en komt de militaire kamer gegrond voor. De militaire kamer zal de vordering dan ook in haar geheel toewijzen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de militaire kamer tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vergoeding voor proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de civiele vordering van benadeelde partij [benadeelde partij2]
De militaire kamer zal de civiele vordering van [benadeelde partij2] tot een bedrag van
€ 16.048,83 (posten 1 t/m 9) aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de militaire kamer op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op twee punten (één punt voor het opstellen van het voegingsformulier en één voor de aanwezigheid ter terechtzitting op 30 mei 2012), waarbij één punt wordt begroot op van het kantonliquidatietarief, en worden derhalve begroot op 2 x € 452,- = € 904,-.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de militaire kamer tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade met betrekking tot de kosten voor rechtsbijstand omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 27, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht,
artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en
artikel 163 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 60 (zestig) maanden.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij1], te betalen
€ 10.147,72 (zegge tienduizendhonderdenzevenenveertig euro en
tweenenzeventig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij1], te betalen € 10.147,72 (zegge tienduizendhonderdenzevenenveertig euro en tweenenzeventig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 85 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [benadeelde partij2], te betalen € 16.952,83 (zestienduizendnegenhonderdentweeënvijftig euro en drieëntachtig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij2], te betalen € 16.952,83 (zestienduizendnegenhonderdentweeënvijftig euro en drieëntachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 119 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. E. de Boer (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kapitein ter zee van administratie mr. F.N.J. Jansen (militair lid), in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2013.