RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 06/940351-12
Uitspraak d.d. 23 april 2013
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Raadsman: mr. E. van Reydt, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2012 tot en met 12 juli 2012 te Ulft , gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of te Wilbertoord en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of van een valse hoedaniheid en/of door een of meer listigekunstgrepen en of door samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van 15.000 Euro, althans een geldbedrag,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en[alias]listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met [bedrijf]h aan het bedrijf [bedrijf] voorgedaan als [alias], althans zich voorgedaan als geïnteresseerde/potentieel koper(s) van een
door dit bedrijf te koop aangeboden freesmachine (merk Okuma, type MA 40 HA,
bouwjaar 1996), en/of
- aan dit bedrijf te kennen gegeven die freesmachine te willen kopen voor 30.000 Euro en/of
- daartoe een aanbetaling van 1.000 Euro gedaan aan voornoemd bedrijf en/of
- een ID bewijs op naam van [alias] (per mail) naar voornoemd bedrijf verzonden
en/of
- (toen de restantbetaling uitbleef) aan voornoemd bedrijf medegedeeld (per SMS bericht)
dat dit bedrag per abuis op een verkeerde rekening was overgemaakt en die koop niet
doorging
- via het e-mailadres [emailadres 1] zich aan (onder meer)
[benadeelde partij 1] voorgedaan als [alias], en aan (onder meer) die [benadeelde partij 1] (merk Okuma, type MA 40 HA, bouwjaar 1996)
te koop aangeboden (voor 20.000 Euro excl.BTW) en/of
aangegeven dat die freesmachine binnen een week verkocht moest worden en/of
- foto's van die/een freesmachine (die door het bedrijf [bedrijf]
eerder per mail naar verdachte en/of zijn mededaders waren gestuurd)
bijgevoegd/gestuurd naar die [benadeelde partij 1], en/of
- voor die freesmachine een verkoopprijs (van 15.000 Euro), met die [benadeelde partij 1] overeengekomen en/of
- aan die [benadeelde partij 1] aangegeven dat die freesmachine, na betaling
van 15.000 Euro op rekeningnummer IBAN : [rekeningnummer] (ten name van
[alias]), opgehaald kon worden (op 3 juli
2012, op het adres [adres]), althans aan die
[benadeelde partij 1] geleverd zou worden,
als ware die freesmachine eigendom van verdachte en/of zijn mededader(s),
althans eigendom van het bedrijf [alias] of
als ware hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon
te (onder)handelen voor de eigenaar van die freesmachine en/of te leveren
namens de eigenaar van die freesmachine,
waardoor die [benadeelde partij 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van
1 mei 2012 tot en met 3 juli 2012 te Uden en/of te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door [bedrijf 2]amenweefsel van
verdichtsels, [bedrijf 2] en/of het
bedrijf [bedrijf 2] heeft bewogen
tot de afgifte van 30.500 Euro, althans een geldbedrag,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via het e-mailadres [emailadres 1] en/of telefonisch contact
gelegd met die [bedrijf 2]
- zich tegenover die [[alias]daan als zijnde [alias], die als tussenpersoon optrad bij de
verkoop van tweedehands machines, en/of
- een metaalbewerkingsmachine (Moriseiki M400) aan die [bedrijf 2] te koop aangeboden, en/of
- aan [tussenpersoon], die als
tussenpersoon/contactpersoon voor het bedrijf [bedrijf 3]
die/een metaalbewerkingsmachine (Moriseiki M400) (op internet) te koop
aanbood, medegedeeld potentiële klanten voor die machine te hebben, welke
die machine alleen op 14 juni 2012 (-naar verdachte en/of zijn mededader(s)
wisten- tijdens de afwezigheid van die [tussenpersoon]) konden bekijken
en/of (aldus) op zodanige wijze druk uitgeoefend op die [tussenpersoon] en/of
op zodanige wijze misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie en/of de
zakelijke relatie, die die [tussenpersoon] met hem, verdachte, had
(opgebouwd), dat die [tussenpersoon] dit bezoek door die [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] op 14 juni 2012 tijdens diens
afwezigheid toestond en/of
- op 14 juni 2012 (tijdens de afwezigheid van die [tussenpersoon]) die
[bedrijf 2] bij het bedrijf [bedrijf 3] opgewacht en/of aan deze medegedeeld[medeverdachte]verdachte] en/of de
assistent van [alias], te zijn en/of
- die [bedrijf 2] in het bedrijf [bedrijf 3] ontvangen en/of rondgeleid en/of aldaar die machine getoond en/of
de mogelijkheden van die machine gedemonstreerd en/of
- voor die machine een verkoopprijs (van 30.500 Euro) met die [bedrijf 2] overeengekomen en/of
- aan die [bedrijf 2] aangegeven dat die machine, na
betaling van 30.500 Euro op rekeningnummer IBAN: [rekeningnummer]
ten name van [alias], opgehaald kon worden
(op het adres van voornoemd bedrijf [bedrijf 3], althans aan die [bedrijf 2]
geleverd zou worden,
als ware hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon te (onder)handelen voor de eigenaar van die metaalbewerkingsmachine en/of te leveren namens de eigenaar van die metaalbewerkingsmachine of als ware die metaalbewerkingsmachine eigendom van verdachte en/of zijn mededader(s), althans eigendom van het bedrijf [alias],
waardoor die [bedrijf 2] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2012 tot en met 28 juni 2012, althans in de periode van 23 juni 2012 tot en met 14 juli 2012 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of te Mill en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van 15.000 Euro, in elk geval van enig geldbedrag,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via het e-mailadres [emailadres 1] zich aan (onder meer) die [benadeelde partij 2] voorgedaan als (machinehandelaar/tussenpersoon) [alias] en aan (onder meer) die [benadeelde partij 2] een freesmachine
(merk Okuma, type MA 40 HA bouwjaar 1996) te koop aangeboden en/of
- foto's van die freesmachine (die door het bedrijf [bedrijf] eerder
per mail naar verdachte en/of zijn mededaders waren gestuurd)
bijgevoegd/gestuurd naar die [benadeelde partij 2] en/of
- voor die freesmachine een verkoopprijs (van 15.000 Euro), met dit bedrijf
[benadeelde partij 2] overeengekomen en/of
- aan dit bedrijf [benadeelde partij 2] aangegeven dat die freesmachine, na betaling
van 15.000 Euro op rekeningnummer IBAN : [rekeningnummer] (ten name van
[alias]), opgehaald kon worden op het adres
[adres 2], Nederland , althans aan die [benadeelde partij 2]
geleverd zou worden,
als ware hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon te
(onder)handelen voor de eigenaar van die freesmachine of
als ware die freesmachine eigendom van verdachte en/of zijn mededader(s),
althans eigendom van het bedrijf [alias],
waardoor die [benadeelde partij 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2012 tot en met 9 juni 2012 althans in of omstreeks de maand juni 2012 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of te Weesp en/of in de gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door] een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3]) te bewegen tot de afgifte van 590.000 Euro, althans een geldbedrag,
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via het e-mailadres [emailadres 1] en/of telefonisch contact
heeft gelegd met [benadeelde partij 3] en/of
- zich tegenover die directeur en/of die medewerker heeft voorgedaan
als zijnde [alias] en/of
- een aantal (industriële) machine(s) aan die directeur en/of die medewerker
van [benadeelde partij 3] te koop heeft aangeboden en/of
- die directeur en/of die medewerker op vliegveld Schiphol heeft opgehaald
en/of
- die directeur en/of die medewerker in een fabriek van het bedrijf
[bedrijf 4] heeft ontvangen en/of
- die directeur en/of die medewerker heeft rondgeleid in voornoemde
fabriek/bedrijf en/of aldaar een aantal machines heeft getoond en/of daarbij
heeft medegedeeld dat die machines te koop waren en/of
- aan [bedrijf 4] heeft medegedeeld dat
dit [benadeelde partij 3] werk aan dit bedrijf [bedrijf 4] wilde
uitbesteden (waardoor die [bedrijf 4] dit bezoek aan de fabriek/het bedrijf
en het nemen van foto's van die machines op 8 juni 2012 door die directeur
en/of die medewerker van [benadeelde partij 3] toestond en/of toeliet) en/of
- (in een van der Valk restaurant te Hoofddorp, aan de Rijksweg A4)
Amsterdam) zich tegenover die directeur en/of die medewerker(s) heeft
voorgedaan als zijnde [alias 2] en/of
- aan die directeur en/of die medewerker(s) (ee)n visitekaartje(s) met daarop
(onder meer) vermel[alias 2] , emailadres [emailadres 2] en
telefoonnummer [telefoonnummer]) heeft gegeven en/of
- tegen die directeur en/of die medewerker(s) heeft/hebben medegedeeld dat
hij, verdachte, of zijn mededader (onder meer) die fabriek/dat bedrijf
had geërfd van en/of die fabriek/dat bedrijf wilde sluiten en/of
(een) machine(s) (uit die bezochte fabriek/dat bezochte bedrijf) wilde
verkopen en/of
- een (aan)koopcontract ( zogenaamd Sales Contract)met betrekking tot die
machine(s) heeft afgesloten met die directeur en/of de General Manager van
die [benadeelde partij 3] (waarbij een verkoopprijs van 590.000 Euro werd overeengekomen
voor de verkoop van 14-15, althans een aantal machines, en/of waarbij een
aanbetaling van 177.000 Euro werd overeengekomen) en/of
- op dat contract als verkoper (onder meer) heeft vermeld "[alias 2]" en/of dat contract heeft ondertekend en/of
- onder de leveringsvoorwaarden (onder meer) heeft vermeld dat de heer [alias] zou helpen met het transport van die machines en/of
- met die directeur en/of die medewerker van die [benadeelde partij 3] de afspraak heeft
gemaakt dat die aanbetaling voor die machine(s) diende te worden overgemaakt
op rekening van (het bedrijf) [alias 2] en/of
- een factuur naar die [benadeelde partij 3] heeft gestuurd ,
als ware die machine(s) eigendom van hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
althans eigendom van (die) [alias] en/of van het bedrijf [alias] en/of van die [alias 2] en/of van het bedrijf [alias 2] en/of van het bedrijf [alias 2] of
als ware hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon
te (onder)handelen voor de eigenaar van die machine(s) en/of te leveren namens
de eigenaar van die machines,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op [bedrijf]2 is de politie gebeld door [bedrijf]. Zij deelde mee een draai/freesmachine te koop te hebben gezet op het internet. Hierop werd gereageerd door een man uit Ulft, die zich [alias] noemde, en die de machine wilde kopen voor 30.000 euro. Daar ging de [bedrijf] mee akkoord en de koop werd gesloten. Uiteindelijk ging de koop niet door en heeft [bedrijf] de machine aan een ander bedrijf verkocht. [bedrijf] is daarna telefonisch benaderd door diverse bedrijven uit Turkije, Italië, Slovenië en Duitsland benaderd, die alle meedeelden de (door [bedrijf] aangeboden) machine te hebben gekocht en daarvoor geld te hebben overgemaakt op de rekening van een bedrijf, genaamd [alias]. Dit was, aldus [bedrijf], de naam van het bedrijf van [alias], die de machine in eerste instantie van [bedrijf] had gekocht.
Nadat vervolgens door de [benadeelde partij 1] aangifte is gedaan van oplichting, is door de politie een onderzoek ingesteld.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle vier aan verdachte ten laste gelegde feiten. In het door haar ter zitting overgelegde en voorgedragen schriftelijke requisitoir heeft zij de door haar gebezigde bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting feit 4 erkend. De feiten 1, 2 en 3 zijn door hem ontkend.
De raadsman heeft ter terechtzitting een pleitnota overgelegd.
Namens de verdachte is daarin onder meer betoogd dat ten aanzien van de eerste drie feiten verdachtes wil – als zijnde het wezenskenmerk van het oogmerk als opzetvorm – niet uit de bewijsmiddelen kan volgen. Voorwaardelijk opzet in die zin dat verdachte – de oplichting van [benadeelde partij 3] feit 4, indachtig – de aanmerkelijke kans zou hebben aanvaard dat hij, door de werking van de machines te demonstreren of enkel aanwezig te zijn bij de bezichtiging van de machines, zou meewerken aan andere door medeverdachte [medeverdachte] bekokstoofde oplichtingen, is voor een bewezenverklaring van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling onvoldoende. Uit het dossier komt een beeld naar voren, aldus de raadsman, dat verdachte door [medeverdachte] is gebruikt als oplichtingsmiddel en dat verdachte niet zelf als oplichter heeft gehandeld. Verdachte heeft zich daar in zijn naïviteit voor geleend, maar heeft nimmer het opzet gehad op een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] (en [alias]), althans had niet het oogmerk (als naaste doel) om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte dient dan ook te worden te worden vrijgesproken van de feiten zoals onder 1 tot en met 3 ten laste gelegd.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de machinehandelaren – in de feiten 1 tot en met 3 – slachtoffer zijn geworden van hun eigen onzorgvuldigheid en niet zozeer van de gehanteerde oplichtingsmiddelen, zodat ook om deze reden vrijspraak dient te volgen.
Op deze verweren en de overige wordt hieronder, voor zover relevant, ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen –
slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de rechtbank de overtuiging verkregen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan. Deze bewijsmiddelen zijn hierna (voornamelijk) verhalenderwijs weergegeven.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:
Verklaringen van de drie verdachten
In deze zaak zijn drie verdachten aangehouden en verhoord.
(1) Ter gelegenheid van het onderzoek is op 20 augustus 2012 [alias] aangehouden en door hem zijn ten overstaan van de politie, als verdachte, verscheidene verklaringen afgelegd. Zo heeft hij, onder meer, het volgende verklaard.
Een maand of vijf geleden (zo verklaart hij op 21 augustus 2012) heeft hij, [alias], afgesproken met [medeverdachte]. Die wilde een bedrijf op zijn naam zetten. Het ging om een bedrijf van “iets met machines”. [alias] wilde dat eerst niet, maar [medeverdachte] bleef hem daarover bellen en hij maakte hem lekker met geld. Uiteindelijk heeft [alias] besloten om het bedrijf op zijn naam te zetten. Hij is vervolgens samen met [medeverdachte] naar de Kamer van Koophandel in Doetinchem geweest, waarbij [medeverdachte] het woord deed. [alias] heeft zijn ID-bewijs laten zien en de handtekeningen gezet. De naam van het bedrijf was [alias]. [alias] is vervolgens ook meegegaan naar de ING-bank om een bedrijvenrekening te openen. Hij moest bij de bank alleen maar zijn ID-bewijs tonen en handtekeningen zetten. Hij kreeg een tijdelijke bankpas voor “zijn” bedrijf mee. Kort nadat [alias] het bedrijf op zijn naam heeft gezet, heeft [medeverdachte] hem daarvoor 2000 euro betaald op zijn privérekening vanaf de rekening van [alias].
Aanvankelijk heeft [alias] verklaard dat het [medeverdachte] was die met hem de ING-rekening heeft geopend, later heeft hij gezegd dat hij dat niet meer weet, als hem wordt voorgehouden dat het [verdachte] moet zijn geweest.
[alias] heeft voorts verklaard dat hij nooit gebruik heeft gemaakt van elektronisch betalen, internetbankieren of de bankpas van [alias]. Het was, aldus [alias], [medeverdachte]’s bedrijf en het stond alleen even tijdelijk op zijn, [alias]’s, naam. Toen de bankpas er was, heeft [medeverdachte] zijn telefoonnummer doorgegeven aan de ING en toen kreeg hij, [medeverdachte], de TAN codes op zijn mobiel.
[alias] heeft verklaard geen hotmailadres voor het bedrijf [alias] te hebben aangemaakt en ook niet te hebben gehoord over het bestaan van een e-mailadres voor dat bedrijf. Hij had niets met het bedrijf te maken en deed er geen zaken mee of voor.
Volgens [alias] is [medeverdachte] verantwoordelijk voor de handel en wandel van [alias]. [verdachte] zit samen in het complot met [medeverdachte], aldus [alias] ten slotte.
(2) Verdachte [medeverdachte] heeft ten overstaan van de politie, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard, dat hij met [alias] bij de Kamer van Koophandel is geweest om hem in te schrijven. [alias] heeft daar een bedrijf gestart, gewoon onder zijn naam. [alias] wilde geld verdienen. Bij een gesprek daarover zaten hij, [alias] en [verdachte]. [verdachte] zei dat [alias] machines kon gaan verkopen als tussenhandelaar. [verdachte] heeft verstand van machines. [verdachte] heeft kennis en de contacten, maar hij had geen geld. [verdachte] kwam met het idee om een bedrijf te beginnen, maar zocht daar iemand voor. Toen heeft hij, [medeverdachte], hun met elkaar in contact gebracht. Daar heeft hij geld voor gekregen. Dat is dat geld wat van de rekening van [alias] is overgeboekt naar de rekening van zijn restaurant. Het was het idee van [verdachte], hij had kennis, hij had de contacten, hij had het idee, hij deed de afhandeling van de e-mail, hij deed de afhandeling van de telefoongesprekken met geïnteresseerden, aldus [medeverdachte]. [medeverdachte] is nog wel eens een keer met [alias] bij de ING-bank geweest om de TAN-codes op zijn, [medeverdachte]’s, telefoon te laten komen. Dat was op verzoek van [verda[verdachte]. Op deze manier hadden zij elkaar allemaal nodig en konden zij niets doen als één van hun er niet was.
Als hem wordt gevraagd naar de [bedrijf 2]-betaling en de [benadeelde partij 2]-betaling, verklaart [medeverdachte] dat hij daarvoor op verzoek van [verdachte] zijn rekening van het [alias 2] heeft laten gebruiken.
Het plan kwam van [verdachte], aldus [medeverdachte]. De uitvoering is grotendeels via [verdachte] gegaan. De rekeningen van het [alias 2] en van [bedrijf 5] heeft hij op verzoek van [verdachte] aan hem ter beschikking gesteld. [alias] heeft op verzoek van [verdachte] het bedrijf [alias] gestart en de rekening van [alias] geopend.
Ten slotte verklaart hij dat de oplichtingen, van zowel [benadeelde partij 1], [bedrijf 2], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] allemaal het initiatief zijn van [verdachte] en dat hij daaraan heeft meegewerkt, bewust of onbewust. Hij wilde er wel een paar centen aan verdienen. Hij heeft zijn rekeningnummer ter beschikking gesteld en hij heeft geld ontvangen, terwijl hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was. [alias] is min of meer door hem en [verdachte] gebruikt.
(3) Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, onder meer als volgt verklaard:
Ik ben er bij geweest toen [alias] een rekening bij de ING heeft geopend voor het bedrijf [alias]. Ik heb op verzoek van [alias] en [medeverdachte] hand- en spandiensten voor het bedrijf [alias] verricht. Zij hadden namelijk geen verstand van machine(s)/-handel.
Het klopt wel dat ik samen met [medeverdachte] bij de [bedrijf] ben geweest om een machine te bekijken en misschien te kopen. Het klopt ook dat ik bij de firma [bedrijf 3] ben geweest om twee Kroaten van de firma [bedrijf 2] rond te leiden en hen een en ander uit te leggen over de machines aldaar.
Bij de politie heeft verdachte [verdachte] zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen, doch erkend dat hij met vertegenwoordigers van het bedrijf [bedrijf 2] bij [bedrijf 3] is geweest en daar een machine heeft gedemonstreerd. Ze waren bij hem, [verdachte], terechtgekomen omdat hij die machine aan [alias] had aangeboden. Met zijn kennissen en contacten hebben [alias] en [medeverdachte] actief gezocht. Hij is ook met [medeverdachte] bij [bedrijf] geweest. Daar stelde die zich voor als [alias].
Onderzoeksbevindingen betreffende de Kamer van Koophandel en de ING bank
Uit het onderzoek van de politie bij onder meer de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) en de ING is onder meer naar voren gekomen, hetgeen ook verder niet ter discussie staat, dat:
- het bedrijf [alias] op 31 mei 2012 is geregistreerd bij de KvK, met als eigenaar [alias] (voornoemd), geboren op 2 april 1989, met als bezoekadres [adres 3];
- het uit het onderzoek naar voren gekomen (zakelijke) bankrekeningnummer, IBAN: [rekeningnummer], een rekening van de ING bank betreft ten name van [alias];
- deze rekening op 2 juni 2012 is geopend door [alias], ten behoeve van het bedrijf [alias] en dat [verdachte] daarbij aanwezig is geweest;
- de zogenaamde TAN codes voor de afschrijvingen van deze rekening werden gestuurd naar [telefoonnummer 2] , zijnde een telefoonnummer dat door [medeverdachte] in gebruik was ;
- er meerdere bijschrijvingen van grote bedragen hebben plaatsgevonden op deze ING rekening via internetbankieren, te weten:
- op 20 juni 2012: 30.465 euro van een bedrijf genaamd [bedrijf 2] uit Kroatië;
- op 2 juli 2012: 15.000 euro afkomstig van [benadeelde partij 2], en;
- op 2 juli 2012: 15.000 euro afkomstig van [benadeelde partij 1].
- tevens is gebleken dat er in die periode meerdere grote bedragen van deze ING rekening via internetbankieren zijn afgeschreven, te weten:
- op 20 juni 2012 een bedrag van 28.400 euro naar rekeningnummer [rekeninnummer] t.n.v. restaurant Het [alias 2] (terwijl verdachte [medeverdachte] bij zijn aanhouding een op naam van [alias 2] gestelde bankpas met het rekeningnummer [rekeninnummer] in zijn bezit had );
- op 20 juni 2012 een bedrag van 2000 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [alias] met als omschrijving: Provisie aankoop machine;
- op 2 juli 2012 en op 3 juli 2012 telkens een bedrag van 15.000 euro naar rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 5]
- het rekeningnummer [rekeninnummer] op naam stond van [alias 2] met als vertegenwoordiger [medeverdachte]
- het rekeningnummer [rekeningnummer 3] op naam stond van [bedrijf 5] met als correspondentieadres [postadres];
- het bedrijf "het [alias 2]" en de [bedrijf 5] zijn beide eigendom van de verdachte [medeverdachte]
Onderzoeksbevindingen betreffende enkele e-mailadressen
Uit het onderzoek van de politie is voorts onder meer naar voren gekomen, hetgeen ook verder niet ter discussie staat, dat:
- het e-mailadres [emailadres 1] sinds 27-5-2012 te 10.23 uur ten name stond van [alias] en dat het geregistreerd was vanaf het IP-adres [IP-adres 1], welk IP-adres ten name staat van [verdachte];
- uit de historische verkeersgegevens van het e-mailaccount [emailadres 1] over de periode van 27 mei 2012 t/m 3 september 2012 is gebleken, dat er in die periode zeven keer is ingelogd middels het IP-adres [IP-adres 1] (van [verdachte]) en eenmaal middels IP-adres [IP-adres 2]. Uit onderzoek is gebleken dat dit laatste IP-adres gevestigd was in perceel [postadres] en ten name stond van ene [naam]. Deze verklaarde desgevraagd dat hij tot half oktober 2012 in bedoelde recreatiewoning had gewoond en daar gebruik maakte van een onbeveiligde internetverbinding, waardoor het mogelijk was dat anderen daarvan gebruik maakten. Verdachte [medeverdachte] verbleef op het adres [postadres];
- het e-mailadres [emailadres 2] is op 4 juni 2012 aangemaakt vanaf het
IP-adres [IP-adres 1] (van [verdachte]).
De rechtbank zal eerst feit 4 bespreken, nu dit feit in tijd is gelegen vóór de feiten 1, 2 en 3.
De feiten en omstandigheden die uit feit 4 naar voren zijn gekomen, acht de rechtbank van groot belang voor de beoordeling van de feiten 1, 2 en 3. Dit zal hierna verder uiteen worden gezet.
In het bijzonder ten aanzien van feit 4
Op 28 september 2012 is door [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van poging tot oplichting. Uit die aangifte komt naar voren, dat hij op 9 juni 2012 is gebeld door [benadeelde partij 3]. Die vertelde hem dat hij een pakket machines gekocht had en dat hij deze gezien had bij het bedrijf [bedrijf 4]. Inmiddels had hij een factuur ontvangen van een andere firma dan de firma [bedrijf 4] en dat vond hij, [benadeelde partij 3], verdacht. [benadeelde partij 3] was op 8 juni 2012 samen met een collega, genaamd [collega], naar Nederland gekomen om de machines te bekijken bij [bedrijf 4].
Toen [naam 2] [bedrijf 4] [bedrijf 4] belde, vertelde deze hem dat [verdachte] met twee Zweden bij hem was geweest, maar dat [verdachte] hem, [bedrijf 4], verteld had dat de Zweden werk bij [bedrijf 4] wilden uitbesteden. Van verkoop van de machines van [bedrijf 4] was geen sprake.
Op zaterdag 9 juni 2012 kreeg [naam 2] een e-mail van [benadeelde partij 3]. Ze hadden circa 15 CNC machines gekocht die stonden bij het bedrijf [bedrijf 4]. Ze hadden deze machines gekocht van het bedrijf [alias 2], [postadres]. Het contract was getekend door de [alias 2] tijdens een ontmoeting in een hotel op 8 juni 2012. Dezelfde dag hebben ze de factuur hierover ontvangen. Ze wilden weten of [alias 2] deze machines aan hun kon verkopen en of het bedrijf [alias 2] de machines kon verkopen. Ze hadden een visitekaartje van [alias 2] gekregen. Op dit kaartje stond de bedrijfsnaam [alias 2], e-mail: [emailadres 2] en het telefoonnummer [telefoonnummer]. Ze zouden de 15 CNC-machines kopen voor een bedrag van 590.000,= euro. Er zou een aanbetaling moeten worden gedaan van 177.000,= euro.
Volgens [benadeelde partij 3] en [collega] hadden zij een afspraak met [alias] op 8 juni 2012. Ze hadden de indruk dat het [alias] was die hun op Schiphol heeft opgehaald. Achteraf bleek dit [verdachte] te zijn geweest. Op Schiphol heeft [verdachte] zich voorgesteld als [alias]. Na afloop van de inspectie van de machines bij [bedrijf 4] [bedrijf 4] in Weesp reed "[alias]" met hen naar het wegrestaurant Van der Valk aan de A-4 bij Amsterdam. Aldaar stelde "[alias]" hun voor aan een man die zich [alias 2] noemde. [alias 2] was een [omschrijving]. Daar werden de onderhandelingen gevoerd tussen [alias 2] en "[alias]" ([verdachte]) als verkopers en [benadeelde partij 3] en [collega] van [benadeelde partij 3] als koper. Aldaar werd volgens mij ook nog een schriftelijke overeenkomst ondertekend.
[naam 2] heeft e-mailcontact gehad met [bedrijf 4] Die stuurde hem een foto van hemzelf en een foto van [verdachte]. Die is vervolgens doorgemaild naar [benadeelde partij 3]. Hij kreeg als reactie van [benadeelde partij 3] en [collega] dat zij de man op de foto die [verdachte] zou zijn, herkenden als de man die zich voorstelde als [alias].
Van [benadeelde partij 3] heeft [naam 2] het e-mailverkeer gekregen tussen het bedrijf [benadeelde partij 3] en [alias] van [alias] met betrekking tot de verkoop van de machines. Hierbij gebruikte [alias] het e-mailadres [emailadres 1]. Als afzender in deze e-mails gebruikte [alias] de volgende gegevens: [alias].
Bij de aangifte is als bijlage 2 gevoegd een factuur van het [alias 2] gericht aan [benadeelde partij 3], met als vermelding onder meer: “Concerns: Sales contract between [benadeelde partij 3] and [alias 2] d.d. 8 juni 2012”. Het betreft een rekening van € 590.000,= en vermeldt een aanbetaling van € 177.000,00. Op de factuur staat als rekeningnummer bij de ING vermeldt: 0006821865. Dat rekeningnummer staat op naam[alias 2] (een eenmanszaak), welke op naam staat van [medeverdachte]. De rekening vermeldt voorts het e-mailadres [emailadres 2].
Door [benadeelde partij 3] en [collega] , voornoemd, zijn eveneens verklaringen afgelegd. Uit die verklaringen komt naar voren, dat op 28 mei 2012 een man, die zijn naam schreef als [alias], hen een Puma 600 aanbood aan via e-mail. Via de e-mail vroegen zij om foto's en verdere informatie en die hebben zij ook binnen een paar dagen ontvangen. Na een paar dagen liet [alias] hen weten dat hij ook een groot aantal zeer goede machines van prima kwaliteit kon leveren vanuit dezelfde plaats. Zij besloten toen om dit bedrijf te bezoeken. [benadeelde partij 3] nam contact op met [alias] via de telefoon en vroeg hem om hun te ontmoeten op Schiphol Airport. Toen zij aankwamen, ontving [benadeelde partij 3] een SMS "ik sta bij de gate" van [alias], verstuurd om 09.49 op 8 juni 2012 vanaf mobiele telefoon nummer [telefoonnummer 3]. [benadeelde partij 3] belde [alias] terug en hij vertelde hen waar zij hem zouden treffen. Zij ontmoetten [alias], die hun in zijn auto naar een werkplaats toe reed. [alias] stelde hun voor aan een man die zei dat hij de manager van de werkplaats was. Zij begonnen alle machines die te koop waren te controleren en er foto's van te nemen. Zij bemerkten dat de manager van de werkplaats zich ergerde aan hun nauwgezette interesse in de machines. Ongeveer een uur later reden zij naar een restaurant in de buurt van het vliegveld. Hier zouden zij de algemeen directeur van dit bedrijf en een groot aantal andere bedrijven ontmoeten, zei [alias]. Toen zij in het restaurant waren aangekomen, kwam er een man binnen die zich voorstelde als [alias 2]. Na de lunch begonnen [alias 2] en [benadeelde partij 3] te onderhandelen over de prijs en de verkoopvoorwaarden voor de machines die wij geïnspecteerd hadden. Zij zijn tot een overeenkomst gekomen en zij hebben de overeenkomst afgedrukt in het hotel en het is ondertekend door beide partijen. [benadeelde partij 3] werd een beetje achterdochtig toen hij achter het e-mailadres van [alias 2] kwam, het bevatte het woord “fucking” of iets dergelijks. Gedurende de hele discussie vertelde [alias] hen dat zij zijn hulp konden krijgen bij het bezichtigen en draaien van de machines wanneer er klanten voor hun kwamen. Hij vertelde hen ook dat hij kon helpen bij het demonteren en inladen van machines omdat hij veel ervaring had met dit soort werk. Er werd overeengekomen dat er zo spoedig mogelijk een vooruitbetaling gedaan zou worden om de koop te bevestigen. Vervolgens reed [alias] hun naar het vliegveld in de buurt en namen zij afscheid.
Op zaterdagochtend nam [benadeelde partij 3] contact op met [naam 2] en vroeg hem om na te gaan of de koop oké was en toen hij weer contact opnam vertelde hij hen dat het waarschijnlijk oplichterij betrof. De foto die zij ontvingen tijdens de correspondentie liet de man zien die zich voorstelde als [alias] en de andere man was de "manager van de werkplaats".
Door [bedrijf 4] is – onder meer – verklaard dat [verdachte] al sinds jaar en dag een goede bekende van zijn vader, zijn broer en hem is en dat op een vrijdag, de datum weet hij niet meer, [verdachte] met een paar mensen, die – zo zei hij – werk uit te besteden hadden in Zweden, heeft rondgelopen en rondgekeken in hun werkplaats. [bedrijf 4] had geen machines te koop staan.
Door [naam 4] is op 5 september 2012 een tas met spullen afgegeven op het politiebureau in Winterswijk. Hij verhuurde een vakantiewoning aan [medeverdachte] [medeverdachte] en diens vriendin . Deze tas is door de politie bekeken en in die tas zijn onder meer aangetroffen :
- (C-25) sales contract tussen [alias 2] en [benadeelde partij 3] uit Zweden van verkoop van machines twv 590.000 EURO; overzicht van 14 machines met daarbij prijzen vermeld. Ondertekend op 08/06/2012 door [alias 2], CEO, namens het [alias 2] en door koper [benadeelde partij 3], general manager namens [benadeelde partij 3];
- (C-28) rekening tbv aankoop machines; rekening is verstuurd namens [alias 2] Met CEO [alias 2] (…);
- (C-40) doosje met visitekaartjes van [alias 2]; [alias 2], [alias 2] (…) [emailadres 2];
- (C-43) visitekaartje van [benadeelde partij 3] [collega], sales manager (…).
Bij de stukken bevindt zich voorts een kopie van het Sales Contract tussen (seller) [alias 2] en (buyer) [benadeelde partij 3], welk contract door [benadeelde partij 3] en [collega] is opgesteld en wat door [benadeelde partij 3] en [medeverdachte] [medeverdachte], zich daarbij voordoende als [alias 2], is ondertekend.
Verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
“Feit 4 is juist. Er zijn contracten gemaakt, maar daar was ik niet bij. Ik wist wel dat er strafbare dingen gebeurden. Ik heb meegedaan omdat mijn kinderen door drie Haagse personen werden bedreigd. [medev[medeverdachte] wilde mij wel helpen om die mensen van mij af te houden en daarom deed ik mee aan dit feit. Ik heb mij aan de twee Zweden niet voorgesteld als [alias], maar ik heb gezegd dat ik [verdachte] heette en dat ik namens [alias] kwam. Ik heb tegen de twee Zweden gezegd dat de machines van [bedrijf 4] te koop waren, maar dat was niet zo. [medeverdachte] was er later ook bij. De naam [alias 2] zegt mij niets. Er is in een restaurant gesproken over de verkoop van de machines. Ik haakte gedurende dat gesprek af. Ik heb ook niet onderhandeld over de prijs. Ik heb wel gehoord dat er “papieren” zijn gemaakt. Het is onzin dat ik ook onderhandeld zou hebben met de Zweden over de prijs van de machines. Ik heb op verzoek van [medeverdachte] de visitekaartjes op naam van [alias 2] laten drukken. Er was geen draaiboek van mij. Ik moest de Zweden ophalen op Schiphol”.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft ten overstaan van de politie, onder meer, als volgt verklaard:
“U deelt mij mee dat u dat u mij wenst te horen over de zaak [benadeelde partij 3]. Begin juni 2012 kwam [verdachte] bij mij en deelde mij mee dat hij machines wilde verkopen. Op een vrijdag, en dat zou 8 juni geweest kunnen zijn, haalde [verdachte] mij op in Winterswijk, en zijn wij naar Schiphol gereden omdat er mensen uit Zweden zouden komen voor die machines. Onderweg naar Schiphol gaf hij mij een papier waar een verhaal, een soort draaiboek, waarin stond wat ik tegen die mensen moest zeggen. In dat draaiboek stond dat ik mij moest uitgeven voor [alias 2] uit Wassenaar. [verdachte] had mij die dag, of de dag ervoor, visitekaartjes gegeven op naam van [alias 2], die hij speciaal daarvoor had laten maken. [verdachte] had ook visitekaartjes laten maken met de naam "[alias]" en het telefoonnummer van [alias], die [verdachte] altijd bij zich had. In dat draaiboek stond ook dat ik tegen de Zweedse klanten moest zeggen dat ik de machines had geërfd. Toen wij bij Schiphol aankwamen, heeft [verdachte] mij afgezet bij van der Valk. Hij had tegen mij gezegd dat hij mensen van Schiphol ging ophalen om machines te bekijken in Weesp. Ik weet dat de eigenaar van dat bedrijf [bedrijf 4] heet. Na ongeveer drie uren werd ik door [verdachte] gebeld met de mededeling dat hij naar mij onderweg was. [verdachte] kwam daar met twee mensen, die ik nooit had gezien. Ik stelde mij voor als [alias 2]. Ik hoorde dat die mensen [verdachte] steeds "[alias]" noemden, dus het was voor mij duidelijk dat [verdachte] zich bij hen als "[alias]" had voorgesteld. Vervolgens startten de onderhandelingen over de verkoop van de machines. De onderhandelingen werden voornamelijk door [verdachte] en die mensen gevoerd, maar ik heb mij daar wel mee bemoeid. Uiteindelijk werd er ook een sales contract opgesteld voor de verkoop van 14 machines voor een totaalbedrag van 590.000 euro. [verdachte] had in eerste instantie een soort koopcontract bij zich, door hem vervaardigd, geadresseerd aan [benadeelde partij 3]. [benadeelde partij 3] heeft echter zelf een contract opgemaakt op zijn laptop en uitgeprint. Dit contract is door mij, na goedkeuring van [verdachte], door mij ondertekend als [alias 2]. In het contract staat dat er een aanbetaling betaald moest worden na ontvangst van de invoice, welke [verdachte] naar [benadeelde partij 3] heeft ge-e-maild. Deze aanbetaling van 177.000 euro moest gestort worden op rekening van mijn bedrijf Het [alias 2]. Dit op verzoek van [verdachte]. Dit geld werd echter niet gestort. De volgende maandag werd [verdachte] gebeld door de [bedrijf 4] van dat bedrijf in Weesp. Ik zag dat [verdachte] helemaal in paniek raakte na dat telefoontje en heeft mij het hele verhaal verteld wat de planning was hoe hij de boel wilde oplichten. Ik wist niet dat [verdachte] dit van plan was, maar ik had wel het vermoeden dat het niet zuiver was. Ik heb er echter wel aan meegewerkt. Het was mijn bedoeling om [verdachte] te helpen, om zelf ook een paar centen te verdienen, en omdat dat hij door zijn faillissement zelf niet kon handelen heb ik, om uit het zicht te blijven, mij voorgedaan als [alias 2]”.
Conclusies ten aanzien van feit 4 en ook tevens uitgangspunt voor de overige feiten
De rechtbank stelt naar aanleiding van feit 4, (ook) als uitgangspunt voor de verdere bewijsredenering ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 het volgende vast:
(1) [verdachte] heeft zich op 8 juni 2012 ten overstaan van de twee Zweden voorgedaan als [alias]. Dat [verdachte] zich toen niet heeft voorgedaan als [alias], doch slechts zou hebben gezegd namens hem op te treden, acht de rechtbank - gelet op de op verklaringen van [benadeelde partij 3] en [collega] op dit punt – volstrekt ongeloofwaardig;
(2) Het kan ook niet anders dan dat [verdachte] zich (in ieder geval) op 8 juni 2012 heeft bediend van het GSM nummer [telefoonnummer 3]. Toen [benadeelde partij 3] en [collega] aankwamen op Schiphol, ontving [benadeelde partij 3] immers een SMS "ik sta bij de gate" van ene [alias], verstuurd om 09.49 op 8 juni 2012 vanaf voornoemd nummer en kort daarna heeft [verdachte] hun ontmoet en zich voorgest[alias]als [alias];
(3) Het e-mailadres waarmee contact is gelegd met [benadeelde partij 3] betreft: [emailadres 1]. Dit e-mailadres is, evenals het e-mailadres [emailadres 2], aangemaakt vanaf het IP-adres van [verdachte]. In de e-mail van 28 mei 2012 aan [benadeelde partij 3] staat als afzender g[alias]. Op 27 mei 2012 wordt op een aan [verdachte] toe te schrijven IP adres een e-mailadres aangemaakt, vanwaar op 28 mei 2012 een e-mail wordt verzonden aan [benadeelde partij 3]. Daarin wordt de naam [alias] en GSM nummer [telefoonnummer 3] genoemd en op 8 juni 2012 wordt dat GSM nummer gebruikt om een SMS te verzenden (afzender [alias]) en direct daarna stelt [verdachte] zich voor als [alias] aan de Zweden en ontvanger van SMS. De rechtbank houdt het er voor dat [verdachte], al dan niet met medeweten van [medeverdachte], de persoon is geweest die het e-mailadres [emailadres 1] moet hebben aangemaakt en gebruikt (in ieder geval in relatie tot [benadeelde partij 3]). Dat [medeverdachte] en/of [alias] die e-mailadressen hebben aangemaakt, toen zij bij [verdachte] koffie kwamen drinken, zoals door [verdachte] ter terechtzitting verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank aldus feit 4 bewezen. In het midden kan blijven van wie nu het plan is geweest (verdachten hebben op zitting elkaar over en weer als initiator aangewezen). Door te handelen zoals zij hebben gedaan, is er evenwel sprake van medeplegen tussen hun beiden. Bij de poging tot oplichting van de Zweedse firma hebben zij ieder hun aandeel gehad en zij hebben aldus nauw, bewust en volledig samengewerkt.
Dat verdachte door [medeverdachte] dan wel enkele Haagse personen onder druk zou zijn gezet om aan dit feit zijn medewerking te verlenen, is geenszins aannemelijk geworden.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Verklaringen van betrokkenen van de [bedri[bedrijf]
Uit de verklaringen van [bedrijf] , [naam 6] en [bedrijf] komt, zakelijk weergegeven, naar voren, dat de [bedrijf] eind juni 2012 een draai-freesmachine, merk Okuma, type MA40 HA uit 1996 aanbood. Daarop werd in dezelfde week al gereageerd door [verdachte], die met (ene) [alias] bij hun kwam. Die [alias] wilde de machine kopen. [bedrijf] kent [verdachte] al jaren. Enkele dagen daarna kwam die [alias] met een Turkse machinehandelaar naar de machine kijken. De koop van [alias] is uiteindelijk niet doorgegaan. Later namen buitenlandse klanten contact op over de machine. Van een Italiaanse klant hebben zij de ID van [alias] gekregen. De pasfoto daarop was niet de [alias] die bij hun is geweest. Het signalement van [alias] was: [signalement]. Alle drie herkenden zij op een foto verdachte [medeverdachte] als zijnde de man die zich uitgaf voor [alias].
Uit de verklaring van [bedrijf] komt nog naar voren, dat een aanbetaling van 1000 euro die “[alias]” had betaald, een week later door[verdachte]dachte] is opgehaald.
Bij de stukken bevindt zich voorts een e-mail van “[alias]”
([emailadres 1]) met verzoek aan [bedrijf] om foto's van de machines, welke zij ook hebben verstrekt.
Betwijfeld kan worden of het daadwerkelijk [alias] is geweest die de e-mail heeft verzonden, dan wel [medeverdachte] en/of [verdachte].
In het bijzonder ten aanzien van feit 1:
Door [benadeelde partij 1] is namens het Duitse bedrijf [benadeelde partij 1] aangifte van oplichting gedaan. Uit die aangifte komt naar voren dat zij op 23 juni 2012 een e-mail hebben gekregen van [alias], e-mailadres [emailadres 1] over de verkoop van een Okuma MA40 HA uit 1996. Hij kon de machine voor 20.000 euro verkopen. Bij e-mail van 27 juni 2012 hebben zij ook foto's van de freesmachine gekregen. Op 28 juni 2012 hebben zij ge-e-maild dat zij de machine wilden kopen. Er werd afgesproken om op 29 juni 2012 15.000 euro te betalen. Zij hebben een factuur gekregen, waarop stond dat de machine kon worden opgehaald op de [adres]. Op 29 juni 2012 hebben zij 15.000 euro overgeschreven naar de rekening van [alias]. [alias] zei op 2 juli 2012 het nog niet te hebben ontvangen. [benadeelde partij 1] heeft daarop een betalingsbevestiging bank naar hem ge-e-maild. Daarop is afgesproken dat [alias] de machine zelf zou brengen op 4 juli 2012. Toen kwam de machine echter niet. Daarna hebben zij geen contact meer met hem kunnen krijgen. Zij hebben dus wel voor een machine betaald, maar deze nooit ontvangen.
Bij de stukken bevindt zich een e-mail d.d. 23 juni 2012 van afzender [alias],
[emailadres 1], waarin de hierboven genoemde machine werd aangeboden (aan o.a. [benadeelde partij 1] en vele andere bedrijven).
Bij de stukken bevindt zich voorts de door [benadeelde partij 1] ontvangen fact[alias]as] [adres 3] met daarop het betalingsbewijs.
In het bijzonder ten aanzien van feit 3:
Door [naam 5], is namens het Italiaanse bedrijf [benadeelde partij 2] aangifte gedaan. Uit die aangifte komt naar voren dat zij op 23 juni 2012 een e-mail hebben gekregen van
[emailadres 1], waarin [alias] de verkoop van een Okuma MA40HA uit 1996 voorstelde. Er zaten ook foto's bij. Nadat een prijs van 15.000 euro werd overeengekomen, is op 28 juni geld het geld overgemaa[alias]as] op IBAN: [rekeningnummer]. Als ophaaladres werd doorgegeven [adres 2], Nederland. Hun vervoerder gaf aan dat het opgegeven adres een industriegebied is. Zij hebben meermalen geprobeerd verkoper per e-mail en telefoon te contacten, maar geen antwoord meer gekregen.
Bij de stukken bevinden zich afschriften van de e-mailwisseling tussen [alias] en [benadeelde partij 2].
Bij de stukken bevindt zich voorts de door [benadeelde partij 2] ontvangen factuur van [alias].
Uit onderzoek is ten slotte gebleken dat er in de periode juni 2012 tot en met 13 augustus 2012 59 keer contact is geweest tussen telefoonnummer [telefoonnummer 3] en het telefoonnummer van [benadeelde partij 2].
In het bijzonder ten aanzien van[bedrijf 2] 2:
Op 3 juli 2012 heeft [bedrijf 2] aangifte gedaan. Zij hebben op 20 juni 2012 voor de bemiddeling bij de koop en verkoop aan [alias ] van [alias] een geldbedrag van € 30.500 overgemaakt, voor een machine die feitelijk eigendom is van [bedrijf 3], maar na de verrichte betaling heeft [alias] dat geld niet overgemaakt naar [bedrijf 3], maar voor zichzelf behouden.
Door [bedrijf 2] is voorts verklaard, dat zij in mei 2012 via internet in contact zijn gekomen met de firma [alias]. Hij bood hen een freesmachine aan. Zij hebben ook foto's van die machine gezien en zijn naar Nederland gegaan, naar [bedrijf 3] om het apparaat te zien. Zij hebben [alias] nooit leren kennen, zodat zij niet wisten hoe hij eruit zag. In Nederland werden zij door zijn assistent [medeverdachte] opgewacht, die hen de machine heeft laten zien en gedemonstreerd. Zij hebben daar ook kennis gemaakt met de eigenaar van [bedrijf 3]. Zij hebben met [medeverdachte] gesproken over de prijs. Hij belde dan telkens met [alias]. Met [alias] hebben zij een prijs en de wijze van transport afgesproken. Vervolgens hebben
€ 30.500,00 overgemaakt op de rekening [alias]. Hun chauffeur kreeg de machine echter niet mee, omdat [bedrijf 3] het geld niet had. [alias] zei dat hij het geld zou terug geven. Ze hebben niets meer laten horen en zij hebben niets terug gekregen.
In gelijke zin heeft [bedrijf 2] verklaard.
[naam 7], één van de eigenaren van [bedrijf 3], heeft verklaard dat [verdachte] op een bepaald moment met twee broers van de [bedrijf 2] uit Kroatië een machine, die zij te koop hadden staan, kwam bekijken. Ze waren erg geïnteresseerd. 's Avonds kreeg hij een telefoontje van ene [naam 3] of [alias] op [telefoonnummer 3], die doorgaf dat de deal doorging. Een week of twee later stond ineens een vrachtwagen voor de deur om de machine op te halen, terwijl zij nog helemaal geen geld van de [bedrijf 2] hadden gehad.
Uit de verklaringen van [naam 7], voornoemd en [tussenpersoon] komt naar voren dat [tussenpersoon] de machine van [bedrijf 3] voor hun trachtte te verkopen en dat [verdachte] met hem, [tussenpersoon]n, heeft afgesproken dat hij de machines met de twee Kroaten kwam bekijken op een moment dat hij, [tussenpersoon], niet aanwezig was.
Uit de e-mailverklaring van [bedrijf 3] komt naar voren dat het [verdachte] is geweest die op 14 juni 2012 met de broers [bedrijf 2] naar de machine is komen kijken. [verdachte] heeft zich dus valselijk – wederom net als bij feit 4 – voorgedaan als een ander. Deze keer niet als [alias] (feit 4), maar nu als [medeverdachte], bedoeld zal zijn [medeverdachte].
Bij de stukken bevindt zich een afschrift van het e-mailverkeer tussen
[emailadres 1] en [bedrijf 2] , alsmede afschriften van de door [bedrijf 2] ontvangen facturen.
[medeverdachte] heeft verklaard dat bij de aankoop van de machine, die later is verkocht aan het Kroatische bedrijf [bedrijf 2], [alias] zelf aanwezig was. Dit strookt evenwel niet met het vaststaande feit dat dat niet [alias] maar [verdachte] is geweest.
Conclusies ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] en [verdachte] samen betrokken zijn bij deze oplichtingen. Nadat zij samen al feit 4 hadden gepleegd, wat blijkbaar niet het gewenste succes (geld) had, zijn zij gewoon verder gegaan.
(feiten 1 en 3) Via het e-mailadres [emailadres 1] wordt contact gelegd met [bedrijf] Verdachten gaan vervolgens samen naar [bedrijf] en wenden dan de interesse voor om een door [bedrijf] aangeboden machine te kopen. Bij die gelegenheid doet [medeverdachte] zich valselijk voor als [alias]. Op deze wijze zijn zij in het bezit gekomen van foto’s en verdere gegevens van de aangeboden machine van [bedrijf] Bij e-mail van 23 juni 2012 wordt vervolgens deze machine (van [bedrijf]) aangebonden aan ruim 50 bedrijven in Europa, zo ook [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. Die informatie over die ruim 50 bedrijven moet van [verdachte] afkomstig geweest zijn. [medeverdachte] (en [alias]) hebben immers geen verstand van machinehandel.
(feit 2) Via e-mailadres [emailadres 1] wordt contact gelegd met [bedrijf 2]. [verdachte] gaat vervolgens als [medeverdachte] naar [bedrijf 3] en verkoopt zonder toestemming van [bedrijf 3] de door hun aangeboden machine aan [bedrijf 2].
In alle gevallen komen de betalingen van de bedrijven uiteindelijk terecht op de rekeningen van [medeverdachte].
Voor dit alles hebben zij de firma [alias] opgericht, een bankrekening geopend en een e-mailadres aangemaakt [alias] en/of “zijn” bedrijf fungeert daarbij telkens als boegbeeld.
Namens verdachte is betoogd, zoals uitvoerig toegelicht in de pleitnota, dat de rol van verdachte bij (1) het opstarten van het bedrijf [alias], (2) het openen van de ING rekening en stroom van de gelden, (3) het e-mail verkeer en (4) het telefoonverkeer, er niet is geweest dan wel zodanig klein is geweest, dat hem geen strafrechtelijk verwijt valt te maken.
Deze verweren vinden naar het oordeel van de rechtbank reeds hun uitvoerige weerlegging in de bovenvermelde bewijsmiddelen. Zowel [medeverdachte] als verdachte hebben ieder hun (eigen) rol gehad. Dat verdachte bij een deel van de handelingen niet of in mindere mate betrokken is geweest, maakt niet van medeplegen geen sprake is geweest.
De rechtbank heeft de overtuiging bekomen, dat het verdachten nimmer te doen is geweest om een reguliere firma te starten. Alles wat zij gedaan, is er op gericht geweest om de oplichtingen mogelijk te maken. Verdachten hebben ook misbruik gemaakt van het in het internationale handelsverkeer gebruikelijke adagium ‘eerst betalen, dan leveren’. Anders dan de verdediging betoogt, zijn de aangevers in het geheel niet onzorgvuldig geweest in hun contacten met [alias] / verdachten. Het zijn juist verdachten geweest die de aangevers telkens een listig rad voor de ogen draaiden, zodat zij geld overmaakten, in de stellige overtuiging dat daarna levering zou plaats vinden dan wel dan zij de machine ergens konden ophalen. De aangevers in deze zaak wegzetten als “lichtgelovigen en onnozelen” is een gotspe.
De overigen verweren vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen en/of kunnen als niet relevant verder onbesproken blijven. Een deel van de verweren gaat er immers van uit dat [medeverdachte] telkens valselijk verdacht belast. De rechtbank heeft evenwel geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van [medeverdachte] op dit punt.
Ten slotte komt aan de opmerkingen/bevindingen van de raadsman omtrent het e-mailverkeer geen doorslaggevende betekenis toe.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 23 juni 2012 tot en met 12 juli 2012 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of te Wilbertoord en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listi[benadeelde partij 1]nweefsel van
verdichtsels, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van 15.000 Euro, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich aan het bedrijf [bedrijf] voorgedaan als [alias]
[alias] (van [alias], bereikbaar via telefoonnummer
[telefoonnummer 3]), althans zich voorgedaan als geïnteresseerde/potentieel koper(s) van een
door dit bedrijf te koop aangeboden freesmachine (merk Okuma, type MA 40 HA,
bouwjaar 1996), en
- aan dit bedrijf te kennen gegeven die freesmachine te willen kopen voor 30.000 Euro en
- daartoe een aanbetaling van 1.000 Euro gedaan aan voornoemd bedrijf en
- een ID bewijs op naam van [alias] (per e-mail) naar voornoemd bedrijf verzonden en
- (toen de restantbetaling uitbleef) aan voornoemd bedrijf medegedeeld (per SMS bericht)
dat dit bedrag per abuis op een verkeerde rekening was overgemaakt en die koop niet
doorging
- via het e-mailadres [emailadres 1] zich aan (onder meer)
[benadeelde partij 1] voorgedaan als (machinehandelaar/tussenpersoon)
[alias] van [alias] [alias], bereikbaar
via telefoonnummer [telefoonnummer 3]), en aan (onder meer) die [benadeelde partij 1] die/een freesmachine (merk Okuma, type MA 40 HA, bouwjaar 1996)
te koop aangeboden (voor 20.000 Euro excl. BTW) en
aangegeven dat die freesmachine binnen een week verkocht moest worden en
- foto's van die/een freesmachine (die door het bedrijf [bedrijf]
eerder per e-mail naar verdachte en/of zijn mededaders waren gestuurd)
bijgevoegd/gestuurd naar die [benadeelde partij 1], en
- voor die freesmachine een verkoopprijs (van 15.000 Euro), met die [benadeelde partij 1] overeengekomen en
- aan die [benadeelde partij 1] aangegeven dat die freesmachine, na betaling
van 15.000 Euro op rekeningnummer IBAN: [rekeningnummer] (ten name van [alias] [alias]), opgehaald kon worden (op 3 juli
2012, op het adres [adres]), althans aan die
[benadeelde partij 1] geleverd zou worden,
als ware die freesmachine eigendom van verdachte en/of zijn mededader(s),
althans eigendom [alias]ijf [alias] of als ware hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon te (onder)handelen voor de eigenaar van die freesmachine en/of te leveren namens de eigenaar van die freesmachine,
waardoor die [benadeelde partij 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 1 mei 2012 tot en met 3 juli 2012 te Uden en/of te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] en het bedrijf [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van 30.500 Euro,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via het e-mailadres [emailadres 1] en/of telefonisch contact
gelegd met die [bedrijf 2] (werknemer van voornoemd bedrijf)
en
- zich tegenover die [bedrijf 2] voorgedaan als zijnde [alias], die als tussenpersoon optrad bij de
verkoop van tweedehands machines, en
- een metaalbewerkingsmachine (Moriseiki M400) aan die [bedrijf 2] te koop aangeboden, en
- aan [tussenpersoon], die als
tussenpersoon/contactpersoon voor het bedrijf [bedrijf 3]
die/een metaalbewerkingsmachine (Moriseiki M400) (op internet) te koop
aanbood, medegedeeld potentiële klanten voor die machine te hebben, welke
die machine alleen op 14 juni 2012 (-naar verdachte en/of zijn mededader(s)
wisten- tijdens de afwezigheid van die [tussenpersoon]) konden bekijken
en (aldus) op zodanige wijze misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie en/of de
zakelijke relatie, die die [tussenpersoon] met hem, verdachte, had (opgebouwd), dat die [tussenpersoon] dit bezoek door die [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] op 14 juni 2012 tijdens diens afwezigheid toestond en
- op 14 juni 2012 (tijdens de afwezigheid van die [tussenpersoon]) die
[bedrijf 2] bij het bedrijf [bedrijf 3] opgewacht en aan deze medegedeeld [medeverdachte] [medeverdachte] of de
assistent van [alias], te zijn en
- die [bedrijf 2] in het bedrijf [bedrijf 3] ontvangen en rondgeleid en aldaar die machine getoond en
de mogelijkheden van die machine gedemonstreerd en
- voor die machine een verkoopprijs (van 30.500 Euro) met die [bedrijf 2] overeengekomen en
- aan die [bedrijf 2] aangegeven dat die machine, na
betaling van 30.500 Euro op rekeningnummer IBAN: [rekeningnummer]
ten name van [alias], opgehaald kon worden
(op het adres van voornoemd bedrijf [bedrijf 3], althans aan die [bedrijf 2]
geleverd zou worden,
als ware hij, verdachte en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon te (onder)handelen voor de eigenaar van die metaalbewerkingsmachine en/of te leveren namens de eigenaar van die metaalbewerkingsmachine of als ware die metaalbewerkingsmachine eigendom van verdachte en/of zijn mededader(s), althans eigendom [alias],
waardoor die [bedrijf 2] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 23 juni 2012 tot en met 14 juli 2012 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of te Mill en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van 15.000 Euro, in elk geval van enig geldbedrag,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via het e-mailadres [emailadres 1] zich aan (onder meer) die [benadeelde partij 2] voorgedaan als (machinehandelaar/tussenpersoon) [alias] en aan (onder meer) die [benadeelde partij 2] een freesmachine
(merk Okuma, type MA 40 HA bouwjaar 1996) te koop aangeboden en
- foto's van die freesmachine (die door het bedrijf [bedrijf] eerder
per mail naar verdachte en/of zijn mededaders waren gestuurd)
bijgevoegd/gestuurd naar die [benadeelde partij 2] en
- voor die freesmachine een verkoopprijs (van 15.000 Euro), met dit bedrijf
[benadeelde partij 2] overeengekomen en
- aan dit bedrijf [benadeelde partij 2] aangegeven dat die freesmachine, na betaling
van 15.000 Euro op rekeningnummer IBAN: [rekeningnummer] (te[alias] [alias]), opgehaald kon worden op het adres
[adres 2], Nederland, althans aan die [benadeelde partij 2] geleverd zou worden,
als ware hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bevoegd als tussenpersoon te
(onder)handelen voor de eigenaar van die freesmachine of
als ware die freesmachine eigendom van verdachte en/of zijn mededader(s),
althans eigendom [alias],
waardoor die [benadeelde partij 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 27 mei 2012 tot en met 9 juni 2012 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of te Winterswijk en/of te Weesp en/of in de gemeente Haarlemmermeer en/of te Hoofddorp en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] verder te noemen: [benadeelde partij 3]) te bewegen tot de afgifte van 590.000 Euro, althans een geldbedrag,
hij, verdachte, en/of zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via het e-mailadres [emailadres 1] en/of telefonisch contact
heeft gelegd met de [benadeelde partij 3] en
- zich tegenover die directeur en die medewerker heeft voorgedaan
als zijnde [alias] en
- een aantal (industriële) machines aan die directeur en die medewerker
van [benadeelde partij 3] te koop heeft aangeboden en
- die directeur en die medewerker op vliegveld Schiphol heeft opgehaald
en
- die directeur en die medewerker in een fabriek van het be[bedrijf 4] heeft ontvangen en
- die directeur en die medewerker heeft rondgeleid in voornoemde
fabriek/bedrijf en aldaar een aantal machines heeft getoond en daarbij
heeft medegedeeld dat di[bedrijf 4] te koop waren en
- aan [bedrijf 4] heeft medegedeeld dat
dit [benadeelde partij 3] werk aan dit bedrijf [bedrijf 4] wilde
uitbesteden (waardoor die [bedrijf 4] dit bezoek aan de fabriek/het bedrijf
en het nemen van foto's van die machines op 8 juni 2012 door die directeur
en/of die medewerker van [benadeelde partij 3] toestond en/of toeliet) en
- (in een van der Valk restaurant te Hoofddorp, aan de Rijksweg A4)
Amsterdam) zich tegenover die directeur en die medewerker heeft
voorgedaan als zijnde [alias 2] en
- aan die directeur en die medewerker een visitekaartje met daarop
(onder meer) vermeld de naam [alias 2] , emailadres [emailadres 2] en
telefoonnummer [telefoonnummer]) heeft gegeven en
- tegen die directeur en die medewerker hebben medegedeeld dat
zijn mededader (onder meer) die fabriek/dat bedrijf
had geërfd van en (een) machine(s) (uit die bezochte fabriek/dat bezochte bedrijf) wilde
verkopen en
- een (aan)koopcontract ( zogenaamd Sales Contract)met betrekking tot die
machines heeft afgesloten met die directeur en de General Manager van
die [benadeelde partij 3] (waarbij een verkoopprijs van 590.000 Euro werd overeengekomen
voor de verkoop van 14-15, althans een aantal machines, en waarbij een
aanbetaling van 177.000 Euro werd overeengekomen) en
- op dat contract als ve[alias 2]meer) h[alias 2]s 2]" en dat contract heeft ondertekend en
- onder de leveringsvoorwaarden (onder meer) heeft vermeld dat de heer [alias] zou helpen met het transport van die machines en
- met die directeur en die medewerker van die [benadeelde partij 3] de afspraak heeft
gemaakt dat die aanbetaling voor die machines diende te worden overgemaakt
op rekening van (het bedrijf) [alias 2] en
- een factuur naar die [benadeelde partij 3] heeft gestuurd,
als ware die machines eigendom van hem, verdachte en/of zijn mededader,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3:
Telkens:
Medeplegen van oplichting
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van poging tot oplichting
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 293 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast dient aan verdachte te worden opgelegd een werkstraf voor de duur van 240 uren, bij niet verrichten te vervangen te 120 dagen hechtenis.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman gewezen op het blanco strafblad van verdachte, de grote(re) rol van verdachtes mededader en aangegeven dat het niet opportuun is om aan verdachte thans nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander (feit 4) en anderen (feit 1, 2 en 3) schuldig gemaakt aan een drietal geraffineerde oplichtingen en een poging daartoe. Speciaal daartoe is ter verbloeming, maskering van hun oplichtingsplannen – onder meer – een bedrijf ingeschreven bij de KvK en is een zakelijke bankrekening geopend. Als frontman fungeerde telkens een van de medeverdachten, wiens rol naar het voorlopige oordeel van de rechtbank (diens zaak diende immers niet) het niveau van een katvanger maar ternauwernood is overstegen. Door te handelen zoals is bewezenverklaard, heeft verdachte het vertrouwen in het handelsverkeer in aanzienlijke mate geschonden. Verdachte en zijn mededader(s) hebben de diverse aangevers/slachtoffers op verschillende manieren telkens een rad voor ogen gedraaid en aldus hun vertrouwen gewonnen. Het meest in het oog springende is geweest het op schaamteloze wijze over en weer gebruiken van elkaars namen om vervolgens naar die ander te wijzen. De rechtbank beschouwt verdachte, gelet op zijn kennis van de gang van zaken binnen de machinehandel, bovendien als de leidende figuur achter deze oplichtingen. Zonder de kennis van verdachte was dit alles niet mogelijk geworden.
Het baart de rechtbank enige zorgen dat verdachte, behoudens feit 4, blijkens zijn opstelling ter zitting, kennelijk van oordeel is dat hij correct heeft gehandeld bij de feiten 1, 2 en 3, daar waar vast staat dat er een kleine € 60.000,= is verdwenen.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met zijn blanco strafblad. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van de reclassering d.d. 30 oktober 2012.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte (als gevorderd) een gevangenisstraf voor de duur van 293 dagen, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (en dus niet drie) jaren opleggen. Daarnaast wordt aan verdachte opgelegd een werkstraf voor de duur van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 18.953,- (aan materiële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 15.900,- (aan materiële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.027,- , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de drie vorderingen, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en telkens met toepassing van de zogenaamde hoofdelijkheidsclausule.
De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] impliciet bepleit dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op zijn verweren strekkende tot vrijspraak.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 3] op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen, nu er onvoldoende rechtstreeks verband zit tussen de beweerdelijk gemaakte reiskosten en het feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] als gevolg van het onder respectievelijk 1, 3 en 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden.
De rechtbank zal de door [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] verzochte materiële schade toewijzen.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van oordeel dat de post bezahlte umsatzsteuer, finanzamt ten bedrage € 2.850,- (thans) niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu onvoldoende is onderbouwd dat de opgevoerde omzetbelasting is voldaan en/of is verschuldigd. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] zal voor dat deel niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering van [benadeelde partij 1] wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 16.103,- (€ 18.953,- minus € 2.850,-).
De vordering van [benadeelde partij 2] wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 15.900,- , te vermeerderen met de wettelijke rente 14 juli 2012.
De vordering van [benadeelde partij 3] wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 2.027,- . Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2012. Anders dan de raadsman heeft betoogd, zijn de vliegtickets als rechtstreekse schade aan te merken. Van meet af plan waren de plannen van verdachten er op gericht om te trachten de Zweden op te lichten. Zij hebben dus ten onrechte kosten moeten maken om naar Nederland te komen.
De verdachte is voor de schade – naar burgerlijk recht – aansprakelijk.
De rechtbank zal deze vorderingen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat indien en voor zover de mededader(s) hebben betaald, verdachte zal zijn bevrijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 24c, 36f, 45, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als bovenvermeld;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 293 (tweehonderddrieënnegentig) dagen;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 240 (tweehonderveertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
• veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], van een bedrag van € 16.103,- , met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 16.103,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 115 (honderdenvijftien) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], van een bedrag van € 15.900,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 15.900,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2012, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 114 (honderdenveertien) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], van een bedrag van € 2.027,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van € 2.027,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juni 2012, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 (dertig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• verstaat telkens dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
• heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Vos en O.E. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2013.
Mr. De Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.