RECHTBANK GELDERLAND
team strafrecht
parketnummer: 06/940258-12
datum uitspraak: 3 mei 2013
tegenspraak
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. Schouwenaar, advocaat te Velp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op één of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 te Hengelo, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer1], geboortedatum [geboortedatum], zijnde een in zijn, verdachtes, hoedanigheid van sportmasseur/verzorger aan verdachtes zorg toevertrouwde pupil,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de penis
en/of de billen van die [slachtoffer1] te betasten,
terwijl die [slachtoffer1] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij (op één of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 te Hengelo, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer2], geboortedatum [geboortedatum], zijnde een in zijn, verdachtes, hoedanigheid van sportmasseur aan verdachtes zorg toevertrouwde pupil,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de penis en/of de billen van die [slachtoffer2] te betasten,
terwijl die [slachtoffer2] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij (op één of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot 1 december 2011 te Hengelo, in ieder geval in Nederland,
met [slachtoffer3], geboortedatum [geboortedatum], zijnde een in zijn, verdachtes, hoedanigheid van sportmasseur aan verdachtes zorg toevertrouwde pupil,
buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de penis van die [slachtoffer3] te betasten,
terwijl die [slachtoffer3] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek
In maart 2012 zijn er aangiftes gedaan tegen verdachte, die er op neerkomen dat hij als sportmasseur tijdens blessurebehandelingen ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd bij een drietal jeugdleden van voetbalvereniging [naam] Er is vervolgens een onderzoek ingesteld. Verdachte is op 25 juni 2012 aangehouden en in verzekering gesteld. Nadat verdachte een aantal malen is gehoord, is hij op 28 juni 2012 heengezonden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de drie ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er vrijspraak dient te volgen voor alle aan verdachte ten laste gelegde feiten. Er zijn enkel de drie aangiftes en er is geen steunbewijs aanwezig. Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 44 en 45) en de daarin opgenomen verklaring van verdachte kan niet voor het bewijs worden gebruikt, nu niet gehandeld is conform het Salduz-arrest. Verdachte had recht op toegang tot een advocaat en bijstand van een advocaat voorafgaand aan zijn verhoor. Het bewuste proces-verbaal dient derhalve van het bewijs uitgesloten te worden.
Beoordeling door de rechtbank
[moeder slachtoffer1] heeft aangifte , gedaan terzake ontucht en seksueel misbruik namens haar zoon [slachtoffer1] geboren op [geboortedatum]. Dit heeft plaatsgevonden tijdens de behandeling van liesblessures in de periode van 20 september 2011 tot eind februari 2012.
[slachtoffer1] is vervolgens als getuige gehoord. Hij heeft ? zakelijk weergegeven ? verklaard dat hij een verklaring wilde afleggen tegen [verdachte], de fysiotherapeut van voetbalvereniging [naam] (zijnde verdachte). Hij ging in verband met voetbalblessures naar hem toe. In 2011 had hij last van zijn lies. Hij ging voor elke training naar [verdachte] toe. Dat was twee keer in de week. [verdachte] behandelde hem door te masseren en te voelen, waarbij hij ook naar zijn kruis keek. [verdachte] raakte daarbij ook wel met zijn vingers zijn kruis, zijn piemel, en ook zijn kont aan. [verdachte] wreef over zijn piemel. Dat is ongeveer zes keer gebeurd. [verdachte] tilde zijn onderbroek omhoog of hij deed de onderbroek omlaag tot halverwege de billen. [verdachte] heeft vijf of zes keer zijn hand op zijn billen gelegd of erin geknepen, terwijl hij daar geen blessure had.
[moeder slachtoffer 2 en 3] heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik namens haar zoon [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum].
[slachtoffer2] is vervolgens als getuige gehoord. Hij heeft ? zakelijk weergegeven ? verklaard dat hij een verklaring wilde afleggen tegen [verdachte], die hem heeft aangeraakt op plekken waar je niet aangeraakt wilt worden. Hij zat op voetbal bij [naam]. [verdachte] was de fysiotherapeut van de vereniging. In het voetbalseizoen van 2011-1012 heeft hij last gehad van zijn knie en later van zijn lies. Tijdens de behandeling van de lies raakte [verdachte] hem aan in het kruis, bij zijn lul. Dat gebeurde af en toe. Met de ene hand zat hij aan de knie en met de andere hand maakt hij een kommetje naar het kruis toe, waarbij hij ook wel tegen de zijkant van zijn lul aan kwam. [verdachte] raakte die bewust aan. [verdachte] heeft hem ook aan de billen aangeraakt.
[moeder slachtoffer 2 en 3] heeft voorts aangifte gedaan van seksueel misbruik namens haar zoon [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum].
[slachtoffer3] is vervolgens als getuige gehoord. Hij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op voetbal zat bij [naam]. In de periode oktober 2010 tot maart 2011 heeft hij verschillende blessures gehad. Hij ging dan naar [verdachte], die hem behandelde. Hij ging twee keer in de week daarvoor naar [verdachte]. De eerste keer dat [verdachte] hem aanraakte was in december 2010. Hij schoot uit met zijn hand onder de onderbroek op zijn piemel en liet de hand even liggen. [verdachte] deed dat met de binnenkant van zijn vingers. Hij maakte dan wrijvende bewegingen. Het aanraken van de piemel gebeurde tijdens elke behandeling drie of vier keer.
Verdachte heeft zich bij de verhoren door de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting heeft hij dit eveneens gedaan.
Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen. Daaruit komt naar voren dat verdachte zich op 13 maart 2012 bij de politie in Velp heeft gemeld. De raadsman heeft betoogd, zoals hierboven weergegeven, dat dit proces-verbaal van het bewijs dient te worden uitgesloten.
De Salduz-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en van de Hoge Raad houdt in dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de verhoren van een verdachte die hebben plaatsgevonden voordat deze is gewezen op zijn consultatierecht in beginsel van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het recht op consultatie van een raadsman voorafgaand aan het eerste politieverhoor en ? als het om een minderjarige verdachte gaat ? het recht op bijstand tijdens dat verhoor, in beginsel beperkt is tot een aangehouden verdachte. De verdachte heeft zich op 13 maart 2012 zélf bij het politiebureau [woonplaats] gemeld en verteld dat hij meerdere minderjarigen had misbruikt, dat hij voetbaltrainer was bij voetbalvereniging [woonplaats] en dat hij op non actief was gesteld vanwege ongewenst gedrag ten opzichte van jeugdspelers. Gesteld noch gebleken is dat verdachte dit tegenover de politie niet in vrijheid zou hebben verklaard. Er werd geen aanhouding verricht.
Nu verdachte zich vrijwillig naar het politiebureau heeft begeven alwaar geen dwangmiddel is toegepast, is naar het oordeel van de rechtbank niet gehandeld in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden noch met de daarop gebaseerde Salduz jurisprudentie. Er heeft zich derhalve geen vormverzuim voorgedaan als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dat zou dienen te leiden tot bewijsuitsluiting of enige andere sanctie. Het door de raadsman op dit punt gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
Het betreffende proces-verbaal wordt ook door de rechtbank in de bewijsredenering tegen verdachte gebruikt.
Uit dat proces-verbaal van bevindingen komt aldus naar voren dat verdachte zich op 13 maart 2012 bij de politie [woonplaats] heeft gemeld. In het daarna met hem gevoerde gesprek heeft verdachte meegedeeld dat er een aantal zaken is gebeurd op de voetbalclub waar hij als masseur werkte en dat hij inmiddels op non actief was gesteld. Er waren op dat moment nog geen aanklachten tegen hem ingediend, maar hij had dingen gedaan die niet klopten. Hij had zich niet altijd netjes gedragen naar spelers/kinderen toe. Aanklachten zouden berusten op waarheid, aldus verdachte.
Op grond van de verklaringen van de drie minderjarige jongens, in onderling verband en samenhang beschouwd en in combinatie met voornoemd proces-verbaal van bevindingen acht de rechtbank alle drie de feiten bewezen.
Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat de handelwijze van verdachte over de manier waarop hij hen heeft betast op essentiële punten en in belangrijke mate overeenkomen. Naar het oordeel van de rechtbank is er aldus sprake van een modus operandi die bij de hiervoor bedoelde feiten (nagenoeg) gelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de aangiftes steun vinden in het proces-verbaal van bevindingen , waarin is opgenomen wat verdachte heeft verklaard toen hij zich melde en wat verdachte vervolgens heeft verklaard toen er een gesprek met hem werd aangegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 te Hengelo, met [slachtoffer1], geboortedatum [geboortedatum], zijnde een in zijn, verdachtes, hoedanigheid van sportmasseur/verzorger aan verdachtes zorg toevertrouwde pupil,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de penis en de billen van die [slachtoffer1] te betasten, terwijl die [slachtoffer1] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2011 tot 1 maart 2012 te Hengelo,
met [slachtoffer2], geboortedatum [geboortedatum], zijnde een in zijn, verdachtes, hoedanigheid van sportmasseur aan verdachtes zorg toevertrouwde pupil, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de penis en de billen van die [slachtoffer2] te betasten,
terwijl die [slachtoffer2] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2010 tot 1 december 2011 te Hengelo, met [slachtoffer3], geboortedatum [geboortedatum], zijnde een in zijn, verdachtes, hoedanigheid van sportmasseur aan verdachtes zorg toevertrouwde pupil, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de penis van die [slachtoffer3] te betasten, terwijl die [slachtoffer3] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. De officier van justitie heeft daaraan de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte gedurende de proeftijd geen functie als sportmasseur zal bekleden noch in een andere functie activiteit zal uitoefenen bij enige (sport)vereniging waarbij contact met jeugdigen niet kan worden vermeden.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht ten aanzien van drie jeugdige personen, waarbij hij misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft seksuele handelingen verricht met minderjarigen die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Hij was masseur van een voetbalvereniging en heeft tijdens de behandeling van blessures seksuele handelingen verricht. Hij heeft door zijn handelen het door de minderjarigen in hem gestelde vertrouwen geschaad en hun lichamelijke en emotionele integriteit ernstig geschonden. Verdachte heeft bovendien het vertrouwen dat de voetbalclub in hem had geschaad.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Een gevangenisstraf is voor dergelijke feiten een passende sanctie. Een deel daarvan zal voorwaardelijk worden opgelegd teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte geen activiteiten zal verrichten waarbij contact met jeugdigen niet kan worden vermeden. Zij zal de proeftijd vaststellen op vijf jaar.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- (voorschot op immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd en wordt verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd en wordt verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- (immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd en wordt verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het gevorderde telkens in zijn geheel toewijsbaar is.
De raadsman heeft zich, naast niet-ontvankelijkheid in verband met de door hem bepleite vrijspraak, niet inhoudelijk over de vorderingen uitgelaten.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen niet zijn betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen telkens als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks de gevorderde immateriële schade (voorschot) heeft geleden. De vorderingen zijn voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de wettelijke rente telkens toewijzen met ingang van 1 maart 2012.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet, gelet op hetgeen is overwogen omtrent de vorderingen tot schadevergoeding, aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te noemen som geld ten behoeve van voornoemde benadeelde partijen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, begaan tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel zich voor de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;
• stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde niet als sportmasseur noch in een andere functie, activiteiten zal verrichten bij enige (sport)vereniging, waarbij contact met jeugdigen niet kan worden vermeden;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1], rekeningnummer [x], van een bedrag van € 1.000,- (voorschot immateriële schadevergoeding), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], een bedrag te betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer2], rekeningnummer [x], van een bedrag van € 1.000,- (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], een bedrag te betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1maart 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer3], rekeningnummer [x], van een bedrag van € 1.000,- (immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2011, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], een bedrag te betalen van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1december 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2013.
Mr. Ouweneel, mr. Van Lookeren Campagne en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.