Parketnummer : 05/901429-11
Data zittingen : 20 maart 2012, 5 juni 2012, 28 augustus 2012, 20 november 2012,
5 februari 2013, 3 april 2013 en 23 april 2013
Datum uitspraak : 7 mei 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in [PI]
raadsman : mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 30 november 2011 tot en met 3 december
2011, althans in of omstreeks de maand(en) november/december 2011, te Velp,
gemeente Rheden, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk, na kalm
beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
althans opzettelijk, die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes,
althans met een scherp voorwerp, in het hoofd, hals en/of het lichaam
hebben/heeft gestoken en/of gesneden en/of die [slachtoffer] met kracht met een
(glazen) voorwerp op het hoofd hebben/heeft geslagen en/of heftig botsend
geweld op het hoofd van die [slachtoffer] hebben/heeft toegepast en/of die [slachtoffer] meerdere malen met kracht hebben/heeft geschopt, geslagen en/of
gestompt en/of die [slachtoffer] hebben/heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
een snoer om de hals van die [slachtoffer] hebben/heeft gedaan en/of
(aan-)getrokken en/of een plastic zak over het hoofd van die [slachtoffer]
hebben/heeft gedaan en/of (vervolgens) hebben/heeft dichtgebonden en/of het
lichaam van die [slachtoffer] hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling en/of
aan (uren durende) lichamelijke en psychische stress (tengevolge van alle
letsels samen), tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
en welk medeplegen van verdachte en/of verdachtes mededader(s) -naast hetgeen
hiervoor is vermeld, tevens (onder meer)- hierin heeft bestaan dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s) in of omstreeks de periode van 30 november 2011
tot en met 3 december 2011 en/of in of omstreeks de maanden november/december
2011 te Velp, gemeente Rheden, en/of (elders) in Nederland, een sfeer van
onverdraagzaamheid jegens die [slachtoffer] hebben/heeft gecreëerd en/of
doen/laten ontstaan en/of (vervolgens) hebben/heeft besloten "het probleem [slachtoffer]" op te lossen en/of -om die reden- (conform tevoren gemaakte afspraken)
naar de woning van die [slachtoffer] zijn/is gegaan en/of aldaar een samenkomst
hebben/heeft geregeld en/of aldaar zijn/is gebleven en/of die [slachtoffer]
hebben/heeft opgewacht en/of -nadat het geweld tegen die [slachtoffer] was
begonnen- zich niet hebben/heeft gedistantiëerd (van de plannen en/of het
geweld tegen die [slachtoffer]) en/of niet hebben/heeft ingegrepen en/of de
-verdere- uitvoering van het geweld niet hebben/heeft verhinderd en/of geen
afstand hiervan hebben/heeft genomen en/of (vervolgens) het lichaam van die
[slachtoffer] hebben/heeft weggevoerd en/of verborgen, en/of de woning van die
[slachtoffer] hebben/heeft opgeruimd/schoongemaakt en/of sporen hebben/heeft
gewist;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[mededader 1] en/of [mededader 2] in of omstreeks de periode van 30 november
2011 tot en met 3 december 2011, althans in of omstreeks de maand(en)
november/december 2011, te Velp, gemeente Rheden, en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven
hebben/heeft beroofd, hierin bestaande dat die [mededader 1] en/of die [mededader 2]
en/of zijn/haar/hun mededader(s) opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk,
die [slachtoffer] een of meerdere malen met een mes, althans met een scherp
voorwerp, in het hoofd, hals en/of het lichaam hebben/heeft gestoken en/of
gesneden en/of die [slachtoffer] met kracht met een (glazen) voorwerp op het
hoofd hebben/heeft geslagen en/of heftig botsend geweld op het hoofd van die
[slachtoffer] hebben/heeft toegepast en/of die [slachtoffer] meerdere malen met
kracht hebben/heeft geschopt, geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer]
hebben/heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of een snoer om de hals van die
[slachtoffer] hebben/heeft gedaan en/of (aan-)getrokken en/of een plastic zak
over het hoofd van die [slachtoffer] hebben/heeft gedaan en/of (vervolgens)
hebben/heeft dichtgebonden en/of het lichaam van die [slachtoffer] hebben/heeft
blootgesteld aan onderkoeling en/of aan (uren durende) lichamelijke en
psychische stress (tengevolge van alle letsels samen), tengevolge waarvan die
[slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 30 november 2011 tot en met 3 december 2011 en/of in of omstreeks
maanden november/december 2011 te Velp, gemeente Rheden, en/of (elders) in
Nederland medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen en/of door opzettelijk behulpzaam te
zijn,
welke medeplichtigheid (onder meer) hieruit heeft bestaan dat verdachte,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een sfeer
van onverdraagzaamheid jegens die [slachtoffer] heeft gecreëerd en/of doen/laten
ontstaan en/of (vervolgens) heeft besloten "het probleem [slachtoffer]" op te
lossen en/of -om die reden- (conform tevoren gemaakte afspraken) naar de
woning van die [slachtoffer] is gegaan en/of aldaar een samenkomst heeft geregeld
en/of aldaar is gebleven en/of die [slachtoffer] heeft opgewacht en/of -nadat het
geweld tegen die [slachtoffer] was begonnen- zich niet heeft gedistantiëerd (van
de plannen en/of het geweld tegen die [slachtoffer]) en/of niet heeft ingegrepen
en/of de -verdere- uitvoering van het geweld niet heeft verhinderd en/of geen
afstand hiervan heeft genomen en/of (vervolgens) het lichaam van die [slachtoffer] heeft weggevoerd en/of verborgen, en/of de woning van die [slachtoffer]
heeft opgeruimd/schoongemaakt en/of sporen heeft gewist;
zij in of omstreeks de periode van 30 november 2011 tot en met 3 december
2011, althans in of omstreeks de maand(en) november/december 2011, te Velp,
gemeente Rheden, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel heeft
toegebracht, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren
genomen besluit, althans opzettelijk, die [slachtoffer] een of meerdere malen met
een mes, althans met een scherp voorwerp, in het hoofd, hals en/of het lichaam
hebben/heeft gestoken en/of gesneden en/of die [slachtoffer] met kracht met een
(glazen) voorwerp op het hoofd hebben/heeft geslagen en/of heftig botsend
geweld op het hoofd van die [slachtoffer] hebben/heeft toegepast en/of die [slachtoffer] meerdere malen met kracht hebben/heeft geschopt, geslagen en/of
gestompt en/of die [slachtoffer] hebben/heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
een snoer om de hals van die [slachtoffer] hebben/heeft gedaan en/of
(aan-)getrokken en/of een plastic zak over het hoofd van die [slachtoffer]
hebben/heeft gedaan en/of (vervolgens) hebben/heeft dichtgebonden en/of het
lichaam van die [slachtoffer] hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling en/of
aan (uren durende) lichamelijke en psychische stress (tengevolge van alle
letsels samen),
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad,
en welk medeplegen van verdachte en/of verdachtes mededader(s) -naast hetgeen
hiervoor is vermeld, tevens (onder meer)- hierin heeft bestaan dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s) in of omstreeks de periode van 30 november 2011
tot en met 3 december 2011 en/of in of omstreeks de maanden november/december
2011 te Velp, gemeente Rheden, en/of (elders) in Nederland, een sfeer van
onverdraagzaamheid jegens die [slachtoffer] hebben/heeft gecreëerd en/of
doen/laten ontstaan en/of (vervolgens) hebben/heeft besloten "het probleem [slachtoffer]" op te lossen en/of -om die reden- (conform tevoren gemaakte afspraken)
naar de woning van die [slachtoffer] zijn/is gegaan en/of aldaar een samenkomst
hebben/heeft geregeld en/of aldaar zijn/is gebleven en/of die [slachtoffer]
hebben/heeft opgewacht en/of -nadat het geweld tegen die [slachtoffer] was
begonnen- zich niet hebben/heeft gedistantiëerd (van de plannen en/of het
geweld tegen die [slachtoffer]) en/of niet hebben/heeft ingegrepen en/of de
-verdere- uitvoering van het geweld niet hebben/heeft verhinderd en/of geen
afstand hiervan hebben/heeft genomen en/of (vervolgens) het lichaam van die
[slachtoffer] hebben/heeft weggevoerd en/of verborgen, en/of de woning van die
[slachtoffer] hebben/heeft opgeruimd/schoongemaakt en/of sporen hebben/heeft
gewist;
2.
zij in of omstreeks de periode van 30 november 2011 tot en met 3 december 2011
te Velp, gemeente Rheden, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een lijk, te weten: het
stoffelijk overschot van [slachtoffer], heeft verborgen, weggevoerd en/of
weggemaakt, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te
verhelen, door toen aldaar met dat oogmerk de handen/polsen en/of de enkels
van die [slachtoffer] bij elkaar/vast te binden en/of over het hoofd van die [slachtoffer] een plastic zak te doen en/of over die zak een riem te doen en/of het
lichaam van die [slachtoffer] te wikkelen/rollen in een tapijt en/of in een
dekbed en/of een touw om dat tapijt/dekbed te wikkelen en/of te knopen en/of
de woning van [slachtoffer] op te ruimen en/of schoon te maken en/of sporen te
wissen en/of het lichaam van die [slachtoffer] te dragen/vervoeren naar en/of te
deponeren/verbergen in een berging/kelderbox, behorende bij de woning van die
[slachtoffer], en/of de deur van die berging/kelderbox af te sluiten en/of het
lichaam van die [slachtoffer] aldaar achter te laten;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 23 april 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. A. Zuil, heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 december 2011 rond 01.55 uur wordt in de kelderbox behorende bij de woning aan de [adres] te Velp, gemeente Rheden, het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen. De deur naar deze kelderbox was afgesloten. In de betreffende woning waren aanwezig: verdachte (hierna: [verdachte]), [mededader 2], [mededader 1] en [naam 1]. [slachtoffer] lag op een stoffen tweezitbankje gewikkeld in een deken/sprei en daaromheen een stuk tapijt. Om het stuk tapijt was een wit touw gewikkeld en geknoopt. Dit touw was bevestigd aan een veter waarmee beide enkels van [slachtoffer] aan elkaar vast waren gebonden. Het hoofd was verpakt in een plastic draagtas; over deze tas en om de nek was een riem bevestigd. Om de nek was tevens een snoer, mogelijk een luidsprekersnoer, gewikkeld en vastgeknoopt. De handen waren op de rug met twee tiewraps en een veter aan elkaar vastgebonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde op grond van het navolgende, voor zover relevant:
- De letseldateringen en het tijdsverloop zoals door de deskundigen beschreven zijn niet verklaarbaar vanuit het dossier. Dit, in samenhang met de onduidelijke doodsoorzaak, maakt dat er te veel twijfel bestaat over het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel en de daarop volgende uitgevoerde letseldatering om aan te nemen dat de verklaring van de verdachten over de gang van zaken niet naar waarheid is geweest. In het geval de rechtbank het oordeel van de deskundigen wel zou volgen, is de verdediging van oordeel dat een contra-expertise noodzakelijk is.
- Er is geen sprake van voorbedachte raad, nu niet is gebleken van een vooropgezet plan en uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld in een geweldsexplosie, oftewel vanuit een hevige gemoedsbeweging.
- Er is ten tijde van het tenlastegelegde sprake geweest van dissociatie bij verdachte. Dit betekent dat zij geen controle had over haar gedragingen, noch enig inzicht had in de draagwijdte en mogelijke gevolgen daarvan, hetgeen betekent dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van opzet. In het geval de rechtbank dit niet zou volgen, heeft de verdediging verzocht om de deskundigen [psychiater] en [forensisch psycholoog] ter zitting te horen hierover.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde geen verweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De letsels en de datering daarvan
Bij de sectie is gebleken dat er tekenen waren van zeer heftig botsend geweld op hoofd (een halfcirkelvormige vrij scherprandige huidklieving met een middellijn van circa 4-4,5 cm achter op het hoofd, met in de wond meerdere heldere scherven, mogelijk glasscherven), mogelijk (deels) toegebracht met een (half-) rond en waarschijnlijk glazen voorwerp. Dit letsel is bij leven ontstaan en kan leiden tot vermindering of verlies van handelingsbekwaamheid.
Verder is er een steekletsel links in de hals aangetroffen met een steekkanaal van 8 cm met klie-ving van de schildklier en het voorste deel van de wervelkolom. Dit letsel is bij leven ontstaan en heeft geleid tot vrij substantieel bloedverlies, maar niet tot verbloeding. Dit letsel is bij leven ontstaan en kan hebben bijgedragen aan het overlijden door het daardoor opgetreden bloedver-lies, hetgeen geleid kan hebben tot bewustzijnsvermindering.
Voorts waren er zeer veel letsels – waaronder steek- en prikletsels – die bij leven zijn ontstaan, hetgeen heeft geleid tot lichamelijke stress door pijn en psychische stress. De stress draagt bij aan verslechtering van de algehele toestand. Tevens waren er tekenen van onderkoeling (bloeduitstortingen in het maagslijmvlies); dergelijke onderkoeling ontstaat over een lange periode van meerdere uren en draagt bij aan verslechtering van de algehele toestand en kan leiden tot de dood. Nu er sprake was van een plastic zak die om het hoofd was gebonden, moet er rekening worden gehouden met mogelijke verstikking indien deze zak bij leven is aangebracht. Hartfalen, als oorzaak van de (voor verstikking kenmerkende en in deze zaak aangetroffen) bloedstuwin-gen in hersenen en rotsbeenderen, kan niet geheel worden uitgesloten, maar is iets minder waarschijnlijk.
Twee steekletsels in de schouder en links in de hals zijn waarschijnlijk circa 3 tot 6 uren doch niet meer dan 12 uren voor het overlijden ontstaan. Een letsel aan het linkeroor en een steekletsel in de linkerwang waren ongeveer een half uur tot één uur voor het overlijden ontstaan. De letsels op het behaarde hoofd en onder de ribbenboog waren minuten voor het overlijden ontstaan. Ten slotte waren er letsels aan de hals en het rechterbeen tengevolge van omsnoering die rond of misschien na het overlijden waren ontstaan.
Het toebrengen van de verschillende letsels strekte zich uit over een periode van tussen de 3 en 6 uur maar zeker niet circa 12 uur of langer. Een periode van 3 tot 6 uur wordt waarschijnlijker geacht dan 6 tot 12 uur. De verwonding op het achterhoofd is zeker veel later aangebracht dan het steekletsel in de hals.
Het overlijden van [slachtoffer] is het gevolg van zeer heftig botsend geweld op het hoofd in combinatie met bloedverlies ten gevolge van een steekletsel, onderkoeling en (waarschijnlijk uren durende) lichamelijke en psychische stress opgetreden ten gevolge van alle letsels samen. Het is niet uit te sluiten dat ook verstikking heeft bijgedragen aan het overlijden.
Beide pathologen [patholoog 1] en [patholoog 2] concluderen onafhankelijk van elkaar dat er enkele uren zijn verstreken voordat [slachtoffer] is komen te overlijden ([patholoog 2] op basis van de letseldatering en [patholoog 1] op basis van de vastgestelde onderkoeling over een lange periode van meerdere uren). Beide deskundigen zijn ter terechtzitting nader ondervraagd over hun bevindingen. [patholoog 2] heeft verklaard geen twijfel te hebben over de door hem geconstateerde letseldatering. Zijn onderzoek is gebaseerd op de werking van het immuunsysteem. Ziekten, medicijnen en bloedverlies kunnen weliswaar van invloed zijn op de meetgegevens, maar het gaat om patronen die door het onderzoek zichtbaar worden, en trajecten waarin bepaalde markers actief zijn. Van ziekten en medicijnen die van invloed zouden kunnen zijn, is overigens volgens [patholoog 1] niet gebleken. Geconfronteerd met het gegeven dat de verklaring van [verdachte] neerkomt op een andere volgorde van het toebrengen van de letsels en een aanzienlijk beperkter tijdsbestek, heeft [patholoog 2] verklaard desondanks achter zijn bevindingen te blijven staan.
De verdediging heeft –voorwaardelijk- verzocht een andere deskundige te benoemen voor een contra-expertise inzake de letseldatering, maar dat verzoek wordt afgewezen. Van de zijde van de verdediging is de deskundigheid van [patholoog 2] en [patholoog 1] niet in twijfel getrokken, noch de door hen gehanteerde onderzoeksmethoden. Haar standpunt komt er op neer dat de bevindingen van de deskundigen onjuist moeten zijn, enkel en alleen omdat verdachten anders verklaren over de volgorde van de letsels en het tijdsbestek waarbinnen zij zijn toegebracht.
Gelet op een en ander, acht de rechtbank het verrichten van contra-expertise niet noodzakelijk.
Tijdlijn van gebeurtenissen op 30 november 2011
Op de bewuste dag, 30 november 2011, belt [verdachte] om 13.31 uur en om 15.59 uur met [naam 1] in het Huis van Bewaring. Zij heeft verklaard dat [naam 1] tegen haar zegt dat wanneer zij het niet doet, [naam 1] het dan wel zelf zal doen.
Om 16:09:51 uur, om 16:11:12 uur en 16:11:37 uur belt [verdachte] naar de vaste telefoonlijn van [slachtoffer] [slachtoffer] maar krijgt telkens geen gehoor.
Tussen woensdag 30 november 2011 omstreeks 15.37 uur en donderdag 1 december 2011 om-streeks 3.17 uur waren er 164 registraties van sms- of gesprekscontacten met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (in gebruik bij [verdachte] ), waarvan bij 161 registraties het toestel zich binnen het bereik van de zendmast aan de Korte Wal 237 in Velp Gelderland bevond. De woning aan de [adres] in Velp bevindt zich eveneens binnen het bereik van voornoemde zend-mast. Bij twee andere registraties op 30 november 2011 (omstreeks 19.59 uur respectievelijk 20.21 uur) bevond de telefoon zich binnen het bereik van de zendmast aan de Hoofdstraat 108 in Velp.
Om 16.41 uur verstuurt [verdachte] een chatbericht naar [naam 3] met de inhoud: “ja, maar die kankerlijer is gevlucht we blijven nu wachten ook nou ben ik echt pist”.
Om 17.47 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [naam 2]: “doe maar om 21.00 omhoog plaatsen moet nu eerst effe belangerijks oplossen”. Daarmee wordt bedoeld, volgens de verklaring van [verdachte], dat hij nog even moest wachten met het plaatsen van een advertentie voor haar prostitutie-activiteiten.
Om 18.20 uur smst [verdachte] naar de escortservice waar zij werkt: “ben wat langer afwezig moet effe wat problemen oplossen xxxx laat weer weten als ik er weer ben”.
[slachtoffer] is op 30 november 2011 vanaf ongeveer 19.00 uur bij de training van FC Presik-haaf aanwezig geweest en heeft daarna nog wat gedronken in de kantine.
In de tijd dat [slachtoffer] weg was, zijn [verdachte] en [mededader 1] naar [naam 5] geweest. Zij waren bij [naam 5] tussen 19.00 uur en 20.00 uur en zijn ongeveer tien minuten bij hem binnen geweest. Vervolgens zijn ze te voet weer naar [mededader 2] aan het [adres] gegaan. Enige tijd later kwam [slachtoffer] weer binnen.
Om 21.53 uur wordt er met het telefoonnummer van [verdachte] gebeld naar het nummer [telefoonnummer 3] (de vaste telefoonaansluiting van de woning aan de [adres] in Velp). Omstreeks 22.19 uur wordt er met het telefoonnummer van [verdachte] een sms-bericht gestuurd, waarna er tot ongeveer 22.40 uur geen uitgaande gesprekken plaatsvinden en geen sms-berichten worden verzonden.
[slachtoffer] heeft de kantine van de voetbalvereniging tussen 22.00 uur en 22.30 uur verlaten. De afstand van de voetbalvereniging naar de woning van [slachtoffer] kan per fiets in tussen de 6,12 en 6,33 minuten worden afgelegd.
Omstreeks 22.46 uur belt [verdachte] met [naam 4]. [naam 4] heeft verklaard dat zij de woens-dag voor Sinterklaas rond 23.00 uur een telefoontje kreeg van [verdachte]. [verdachte] vroeg haar of ze iets voor haar wilde doen. Of ze naar haar toe kon komen en haar ergens mee wilde helpen. Op de vraag waarmee ze [verdachte] kon helpen, antwoordde [verdachte] dat ze dat over de telefoon niet kon vertellen. Wel zei ze dat het iets is wat rond heeft gelopen en nooit meer rond kan lopen. [naam 4] dacht dat ze nog gevraagd had of het een dier was en dat [verdachte] daarop met nee antwoordde. [naam 4] hoorde tijdens het gesprek op de achtergrond bij [verdachte] iets vallen. Toen ze vroeg wat er gebeurde zei [verdachte] dat er een vaas viel. Ze deed er lacherig over. Verder hoorde [naam 4] op de achtergrond een stem van een man die voor haar niet bekend was.
Op 1 december 2011, omstreeks 01.31 uur en omstreeks 02.18 uur, wordt via [telefoonnummer 3] (de vaste telefoonaansluiting van de woning aan de [adres] in Velp) gebeld naar [telefoonnummer 2] (in gebruik bij [naam 7]), waarbij de laatstgenoemde telefoon zich binnen het bereik van een zendmast in Arnhem bevindt. Omstreeks 02.27 uur wordt door [telefoonnummer 2] gebeld naar [telefoonnummer 3], waarbij de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] zich bevindt binnen het bereik van een zendmast in Velp. [naam 7] verklaarde dat hij in de vroege ochtend van 1 december 2011 is gebeld door een chatvriendin (rechtbank: [mededader 2]) met de vraag of hij kon komen omdat ze hulp nodig had. Hij is vervolgens naar de woning van die chatvriendin in Velp gegaan. In die woning waren behalve zijn chatvriendin ook een jongen en een meisje aanwezig. De chatvriendin vroeg aan hem of hij iemand voor haar kon wegbrengen.
De telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (in gebruik bij [verdachte] ) bevond zich in de vroege ochtend van donderdag 1 december 2011 - met uitzondering van een registratie om 01.06 uur waarbij een mast in Rheden is aangestraald - tot omstreeks 03.17 uur binnen het be-reik van de zendmast aan de Korte Wal 237 in Velp Gelderland. De woning aan de [adres] in Velp bevindt zich eveneens binnen het bereik van voornoemde zendmast.
Verbalisanten hebben de camerabeelden van tankstation Esso Velperbroek in Velp bekeken en gezien dat [verdachte] en [mededader 1] op 1 december 2011 omstreeks 03.03 uur bij het tankstation aan komen lopen en de shop binnen gaan. De reistijd te voet van de [adres] te Velp naar tankstation Esso aan de Pres. Kennedylaan 108 A te Velp bedraagt 11 tot 14 minuten.
Op basis van de voorhanden bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het volgende scenario.
Uit de sms- c.q. chatberichten van [verdachte] van 16.41 uur, 17.47 uur en 18.20 uur leidt de rechtbank af dat zij iets van plan waren die avond. Volgens [verdachte] had zij eerder al aan enkele bekenden laten weten dat zij [slachtoffer] ooit een portie klappen zou geven om een einde te maken aan de voortdurende twisten tussen [slachtoffer] en [mededader 2].
Er is onvoldoende bewijs voorhanden om er van uit te kunnen gaan uit dat verdachten reeds in het begin van de avond het plan hadden opgevat om [slachtoffer] van het leven te beroven. Alleen al het feit dat daarvoor geen voorbereidende maatregelen waren genomen voor het wegmaken van het lijk en het voorkomen van allerlei belastende sporen in de woning, vor-men een contra-indicatie daarvoor. De rechtbank gaat er wel van uit dat het al langer be-staande voornemen van [verdachte] om [slachtoffer] een lesje te leren en hem een portie klappen te geven, die dag/avond werd geconcretiseerd, wellicht getriggerd door de opmerking van [naam 1] eerder die dag dat als [verdachte] het niet deed, hij het zelf wel zou doen. [naam 2] heeft verklaard dat hij op 30 november veel sms-contact heeft gehad met [verdachte], die daarbij zou hebben aangegeven dat zij de ruzie die haar schoonmoeder [rb: waarmee wordt bedoeld: [mededader 2]] had, zou gaan rechtzetten. Ook de omstandigheid dat [slachtoffer] had gezegd dat [mededader 2] de woning op 1 december zou moeten verlaten, kan hebben bijgedragen aan het plan om die avond haar woorden kracht bij te zetten.
Op het moment dat [slachtoffer] op woensdag 30 november 2011 tussen 22.00 uur en 22.30 uur in zijn woning aankwam, ging er bij [verdachte] een knop om, zo heeft zij verklaard. Vrij snel daarna heeft ze hem met een mes in de hals gestoken terwijl hij op de bank zat. Hierbij zijn de eerste letsels toegebracht en dus in ieder geval de steekletsels in de schouder en links in de hals toegebracht.
Dit vindt steun in de bevinding dat er in de woonkamer op de muur aan de achterzijde van de eenzitsbank en de daar tegenover liggende muur bloedsporen aanwezig waren.
[mededader 2] heeft verklaard dat [verdachte] en [mededader 1] in de woning waren toen [slachtoffer] binnenkwam en toen is het heel snel gegaan. [slachtoffer] ging op de bank zitten en [verdachte] liep op hem af, pakte een glazen voorwerp van tafel en sloeg hem daarmee. Toen liep ze de keuken in en kwam terug met een mes. [mededader 1] hield intussen [slachtoffer] vast, terwijl ze daar op de bank bezig waren. Volgens [mededader 2] is zij toen de slaapkamer ingevlucht en heeft zij verder niets gezien, alleen gehoord dat [verdachte] even later zei: "nou zegt hij niks meer". Voorts heeft [mededader 2] verklaard dat [slachtoffer] op de grond was gevallen en dat [verdachte] op hem intrapte, op zijn kruis trapte, terwijl [mededader 1] hem vasthield.
Bij de steekverwonding in de hals is een ader geraakt, hetgeen tot veel bloedverlies moet hebben geleid, maar niet in die mate dat [slachtoffer] is doodgebloed. Klaarblijkelijk hebben verdachten gedacht dat het slachtoffer was overleden, getuige het hiervoor gereleveerde telefoongesprek met [naam 4] om 22.46 uur. Zij zegt immers met een cryptische formulering dat er iemand dood is. Gelet op de hiervoor besproken bevindingen van de deskundigen, was die conclusie voorbarig: volgens [patholoog 2] was het eerste letsel (de verwonding in de hals) toegebracht 3 tot 6 uur vóór het overlijden en [patholoog 1] heeft aanwijzingen gevonden voor onderkoeling die over een periode van enkele uren heeft plaatsgevonden. Zowel [mededader 2] als [verdachte] verklaren dat [verdachte] als eerste [slachtoffer] met glazen voorwerpen achter op het hoofd sloeg en meteen daarna hem met een mes in de hals stak. Die volgorde is echter onjuist, blijkens de bevindingen van de deskundigen over de letseldatering.
[verdachte] heeft verklaard dat ze vervolgens samen met [mededader 1] de woning heeft opgeruimd en [slachtoffer] naar de slaapkamer heeft gebracht. Daar heeft hij wel zo’n drie uur gelegen. Dit wordt ondersteund doordat verbalisanten hebben gezien dat bij het laken op het bed op de slaapkamer rechts een positieve reactie optrad met luminol, hetgeen wijst op de aanwezigheid van bloed. Volgens [mededader 2] vroeg [mededader 1] haar een stoffer en blik of een stofzuiger te pakken. Uiteindelijk heeft hij de stofzuiger gebruikt.
Uit deze gegevens kan niet anders worden afgeleid dan dat verdachten bij het om het leven brengen van [slachtoffer] hebben gehandeld met voorbedachte raad. Op enig moment tijdens het opruimen en/of inpakken van het lichaam en/of het overbrengen van het lichaam naar de kelderbox, moet hen duidelijk zijn geworden dat [slachtoffer] nog leefde. Immers, twee tot vijf uur nadat de eerste letsels zijn toegebracht, is het letsel aan het linkeroor en het steekletsel in de linkerwang toegebracht. De letsels op het behaarde hoofd en onder de ribbenboog zijn een half uur tot een uur daarna, te weten minuten voor het overlijden, ontstaan. Al deze letsels zijn bij leven toegebracht volgens de deskundigen. Het aldus toebrengen van nog meer letsels, de ontstane onderkoeling (versneld door het bloedverlies) en de lichamelijke en psychische stress die daardoor moet zijn ontstaan, heeft uiteindelijk de dood bewerkstelligd. Dit alles heeft zich afge-speeld in een tijdbestek van tenminste drie uren. Dit past ook in het beeld dat de telecom-gegevens opleveren.
In deze periode hadden verdachten iedere minuut opnieuw de gelegenheid zich te bezinnen en terug te keren op hun schreden. Immers, geen van de letsels heeft afzonderlijk de dood veroor-zaakt, maar het samenstel daarvan, in combinatie met de onderkoeling en de stress. Dit hebben zij niet gedaan, integendeel, zij hebben het slachtoffer alleen maar meer letsel toegebracht, als laatste de verwondingen op het hoofd.
De letsels aan de hals en het rechterbeen tengevolge van omsnoering zijn rond of misschien na het overlijden ontstaan. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of de plastic zak om het hoofd en riem en het snoer om de nek, alsmede de veter om de enkels en de tiewraps om de polsen bij leven of na het overlijden zijn aangebracht.
[mededader 2] is in de woning aanwezig geweest die avond. Zij heeft verklaard gezien te hebben dat [verdachte] op het hoofd sloeg en met een mes stak. Zij is toen naar haar slaapkamer gevlucht en toen zij weer buiten kwam, was er niets meer te zien. Zij zou pas tijdens de politie-inval vrijdag, toen zij werd aangehouden, voor het eerst gehoord hebben dat [slachtoffer] overleden was. Met het schoonmaken van de woning zou zij zich niet bemoeid hebben. Zij zou ook niet geweten hebben dat het lijk in de kelderbox lag.
Deze verklaring wordt echter op diverse punten tegengesproken. [naam 1] heeft gezegd dat hij vrijdagmiddag telefonisch van zijn moeder, [mededader 2], heeft gehoord dat er iets gebeurd was. Hij is toen naar haar toegegaan en toen heeft [mededader 2] hem verteld dat het in de nacht van woensdag op donderdag uit de hand was gelopen, dat [verdachte] de eerste klap heeft gegeven, dat er gestoken, gewurgd en geslagen schijnt te zijn en dat hij niet naar de kelder mocht. Ze vertelde hem dat [verdachte] en [mededader 1] aanwezig waren, dat het heel snel ging en uit de hand liep en dat hij naar beneden was gebracht. [verdachte] had hem gestoken en [mededader 1] zou hem hebben gewurgd.
[verdachte] heeft voorts verklaard dat [mededader 2] aanwezig was en heeft staan kijken. Zij heeft geen enkele poging ondernomen haar tegen te houden. Na afloop heeft zij wel het bloed opgeruimd en alles in zakken gedaan. [mededader 2] heeft [verdachte] de sleutel van de kelderbox gegeven en heeft meegeholpen de bebloede bekleding van de bank los te snijden en in zakken te doen. De stelling van [mededader 2] dat zij al die tijd op haar slaapkamer zat en niet bij haar telefoon kon komen, wordt gelogenstraft door het gegeven dat zij gedurende de hele avond heeft ge-smst met haar zoon [naam 6].
Volgens haar eigen verklaring heeft [verdachte] het slachtoffer geslagen en gestoken. Volgens [mededader 2] was [mededader 1] daarbij aanwezig en haar behulpzaam door [slachtoffer] vast te houden. [verdachte] heeft verklaard dat [mededader 2] de hele tijd aanwezig was, niets heeft gedaan en stond toe te kijken en vervolgens heeft mee geholpen de woning schoon te maken en belas-tende sporen te verwijderen en haar de sleutel van de kelderbox heeft gegeven zodat daar voorlopig het lijk kon worden opgeborgen.
In aanmerking genomen dat tussen het eerste letsel en het overlijden tenminste drie uren zijn verstreken, acht de rechtbank zowel [verdachte], [mededader 1] als [mededader 2] aansprakelijk voor het uiteindelijke overlijden. Op z’n minst vanaf het toebrengen van het eerste letsel is er een bewuste en nauwe samenwerking ontstaan en geen van de verdachten heeft de keten van gebeurtenissen gestopt.
Door de psychiater [psychiater] is ten behoeve van de rechtbank gerapporteerd omtrent [verdachte]. In zijn rapport van 17 maart 2012 heeft hij in verband met een mogelijke dissocia-tieve toestand bij [verdachte] onder meer het volgende vermeld:
“Tenslotte dient iets te worden gezegd over het feit dat betrokkene beweert zich sommige sequenties van het ten laste gelegde niet te kunnen herinneren. Dit lijkt op dissociatie (zij is bekend met enige dissociatieve verschijnselen, zoals bijv. dat zij verzonken is in haar gedachten en de omgeving om zich heen vergeet), maar dissociatie komt voort uit angst, terwijl betrokkene in haar beschrijving van haar emoties ten tijde van het ten laste gelegde het vooral over woede heeft. Daarom is het moeilijk om dit feit sluitend te verklaren, maar het zou zo kunnen zijn dat zij de sequenties van de gebeurtenissen niet goed heeft opgeslagen vanwege de heftigheid van de emoties op dat moment.”
De rechtbank gaat ervan uit dat de gebeurtenissen die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer] zich hebben afgespeeld in een tijdsbestek van enkele uren en niet, zoals [verdachte] onder meer tegenover de politie en de psychiater heeft verklaard, in een tijdsbestek van enkele – een tiental - minuten. Zowel tegenover de politie als ter terechtzitting heeft [verdachte] gedetailleerd verklaard over wat er in de periode nadat zij [slachtoffer] had gestoken is gebeurd en wat zij in die periode heeft gedaan, zoals het verplaatsen en inpakken van het lichaam van [slachtoffer] en het schoonmaken van de woonkamer. Daarnaast heeft zij telefonisch contact gehad met onder andere [naam 4], om vervoer te regelen.
Gelet op hetgeen de psychiater heeft geschreven over de geestelijke toestand van [verdachte] ten tijde van het plegen van het feit alsmede gelet op de verklaringen van [verdachte] over wat zich heeft afgespeeld in de woning nadat zij [slachtoffer] had aangevallen, is de rechtbank van oordeel dat zij gedurende de periode waarin het feit is gepleegd heeft kunnen en moeten beseffen waar zij mee bezig was. Niet aannemelijk is dat zij daarbij niet de ongeoorloofdheid van haar handelen heeft kunnen inzien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] opzettelijk heeft gehandeld.
De rechtbank zal het verzoek tot het horen van de deskundigen [forensisch psycholoog] en [psychiater] afwijzen. Zij acht de noodzaak daartoe niet aanwezig, nu uit de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden – waaronder het langdurige tijdsbestek waarin het een en ander zich heeft afgespeeld - blijkt dat van een toestand, waarin het handelen van [verdachte] plaatsvond buiten haar bewustzijn om, geen sprake is geweest.
Ten aanzien van feit 2
De tenlastelegging ziet op het ‘inpakken’ van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] en het verbergen daarvan in de kelderbox, niet op het voornemen van verdachten om het lijk op een later tijdstip ergens anders heen te brengen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld of [slachtoffer] ten tijde van het vastbinden, inwikkelen in een dekbed en een tapijt en het dragen van zijn lichaam naar de berging/kelderbox al daadwerkelijk was overleden, zodat niet kan worden bewezen dat verdachten een lijk hebben verborgen, weggevoerd of weggemaakt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij in de periode van 30 november 2011 tot en met 3 december
2011, te Velp, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin
bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk, na kalm
beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, die [slachtoffer] meerdere malen met een mes, in het hoofd, hals en het lichaam hebben/heeft
gestoken en/of gesneden en die [slachtoffer] met kracht met een glazen voorwerp op het hoofd hebben/heeft geslagen en die [slachtoffer] meerdere
malen met kracht hebben/heeft geslagen en/of gestompt en het lichaam van die [slachtoffer] hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling en aan uren durende lichamelijke en
psychische stress (tengevolge van alle letsels samen), tengevolge waarvan die
[slachtoffer] is overleden,
en welk medeplegen van verdachte en/of verdachtes mededader(s) -naast hetgeen
hiervoor is vermeld, tevens (onder meer)- hierin heeft bestaan dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s) in de periode van 30 november 2011
tot en met 3 december 2011 te Velp, gemeente Rheden, -nadat het geweld tegen die [slachtoffer] was begonnen- zich niet hebben/heeft gedistantiëerd van het
geweld tegen die [slachtoffer] en niet hebben/heeft ingegrepen en de
-verdere- uitvoering van het geweld niet hebben/heeft verhinderd en geen
afstand hiervan hebben/heeft genomen en (vervolgens) het lichaam van die
[slachtoffer] hebben/heeft weggevoerd en/of verborgen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
In het verlengde van hetgeen door de verdediging reeds is aangevoerd ten aanzien van de vraag of kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het tenlastegelegde, heeft de verdediging subsidiair bepleit dat er bij verdachte sprake was van psychische overmacht, dan wel dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht, hetgeen er toe dient te leiden dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht psychische overmacht niet aanwezig, nu verdachte niet heeft gehandeld onder een van buiten haar komende drang, waaraan zij redelijkerwijs geen weerstand kon en behoefde te bieden. Er is bij verdachte sprake van een weloverwogen handelen volgens een plan, waarbij zij zichzelf bewust in een positie heeft gebracht waardoor het delict mede is ontstaan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor onder “Opzet” reeds besproken hetgeen de psychiater [psychiater] heeft geschreven over de psychische gesteldheid van [verdachte] in verband met vraag of er van een dissociatieve toestand gesproken kan worden. Daarbij is niet gebleken dat haar handelen een gevolg was van een buiten komende drang, waaraan zij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden. Voor zover de gelijkenis tussen [slachtoffer] en een persoon die haar in het verleden verkracht heeft haar ertoe heeft aangezet [slachtoffer] te lijf te gaan is dit een uit haar innerlijk voortkomende drang. De stelling dat [verdachte] niet strafbaar zou zijn omdat zij handelde uit psychische overmacht verwerpt de rechtbank dan ook.
Naast psychiater [psychiater] heeft, op 16 maart 2012, ook drs. [forenschisch psycholoog], forensisch psycholoog, gerapporteerd over verdachte. Beiden komen in hun rapportages tot de conclusie dat verdachte het ten laste gelegde kan worden toegerekend, zij het in verminderde tot sterk verminderde mate. Dit betekent dat, ook al zou het handelen van [verdachte] zijn beïnvloed door de herinnering aan haar eigen verkrachting, mogelijk getriggerd door enige gelijkenis tussen [slachtoffer] en haar vroegere verkrachter, dit niet wegneemt dat haar dit handelen kan worden aangerekend.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen gronden zijn die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Voor het overige is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van ver-dachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten-astegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en voorts dat verdachte de maatregel van ter beschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
In het licht van het advies van de deskundigen, de complexe psychische problematiek, de wilsonvrijheid ten tijde van het tenlastegelegde, verdachte een bekennende verdachte is met een beperkte strafblad en haar functioneren in de penitentiaire inrichting op dit moment, heeft de verdediging verzocht om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, alsmede een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 15 januari 2013; en
• een multidisciplinair rapport van drs. [forenschisch psycholoog], forensisch psycholoog, gedateerd 16 maart 2012 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 17 maart 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met [mededader 1] en [mededader 2] het slachtoffer, [slachtoffer], op een gru-welijke wijze om het leven gebracht. Er zijn diverse letsels toegebracht aan [slachtoffer] variërend van steekletsels, toegebracht 3 tot 6 uur voor zijn dood, tot hoofdletsel, ontstaan na heftig botsend geweld op het hoofd, enkele minuten voor zijn dood. De doodsoorzaak is uiteindelijk een combinatie geweest van dit hoofdletsel, bloedverlies ten gevolge van het steekletsel, onderkoeling en (waarschijnlijk uren durende) lichamelijke en psychische stress opgetreden ten gevolge van alle letsels samen. Met name dit tijdsverloop maakt de daad des te gruwelijker, het slachtoffer heeft langere tijd geleden alvorens hij is komen te overlijden. Na de eerste heftige geweldshandeling - een moment waarop alles nog gekeerd kon worden - zijn verdachte en zijn mededaders doorgegaan met het uitoefenen van geweld op [slachtoffer] en hebben ze hem vervolgens aan zijn lot overgelaten in een kelderbox, de handen en enkels vastgebonden en verpakt in tapijt en dekbed en een zak over zijn hoofd.
Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer] zijn leven ontnomen en hem vermoord in zijn eigen woning, een plek waar hij zich veilig had moeten kunnen voelen. De nabestaanden van [slachtoffer] zullen hun dierbare moeten missen en moeten leren omgaan met dit volstrekt zinloze verlies.
Moord is het ernstigste delict dat het Wetboek van Strafrecht kent. Deze moord heeft de dochter van [slachtoffer], zoals is gebleken uit de door de rechtbank ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, diep geschokt en veel verdriet gedaan. Daarnaast heeft deze moord bij anderen in de directe omgeving van het slachtoffer en in de samenleving als geheel gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid teweeggebracht.
Dit alles in overweging genomen is de rechtbank van oordeel dat het feit zo ernstig is, dat in beginsel alleen een forse gevangenisstraf in aanmerking komt. De rechtbank rekent hierbij voor-al de gruwelijkheid van de moord verdachten zeer zwaar aan. In de zaken van [mededader 1] en [mededader 2] heeft de rechtbank derhalve ook, in afwijking van de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf ter hoogte van 18 jaar opgelegd. Het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft naar het oordeel van de rechtbank geen matigende invloed op de strafmaat.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rapportage van drs. [forenschisch psycholoog] leert:
“Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens door de aanwezigheid van een posttraumatische stress-stoornis met symptomen als herbelevingen, hyperarousal en vermijding. Er is tevens sprake van afhankelijkheid van verschillende middelen (cannabis, cocaïne, speed, xtc), in gedwongen remissie door de detentie. Er is daarnaast sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door de aanwezigheid van een borderline persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. (…) Het tenlastegelegde, indien bewezen, komt voor een groot gedeelte voort uit de aan-wezige problematiek. Er is bij betrokkene vanuit een PTSS sprake van heftige onverwerkte emoties gerelateerd aan eerdere traumatische ervaringen. Daarnaast is er vanwege haar borderline persoonlijk-heidsstoornis sprake van een instabiele relatievorming, affectlabiliteit, slecht geïntegreerde agressie en impulsiviteit. Betrokkene was ten tijde van het tenlastegelegde ook aanzienlijk onder invloed van drugs. Al deze bovenstaande ingrediënten hebben een grote rol gespeeld in de situatie van het ten-lastegelegde, en hebben geleid tot een agressieve impulsdoorbraak met als gevolg het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen. De controle over emoties en gedrag was ten tijde van het tenlastege-legde, indien bewezen, weg. Achteraf keurt zij hetgeen zij heeft gedaan af. (…) Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, dan wordt geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het plegen hiervan, als verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. (…) Met de HCL-20 is gekeken naar de kans op een geweldsrecidive. Op basis van deze risicotaxatie (…) en het tenlastegelegde overwegende wordt de kans op een geweldsrecidive onder gelijkluidende omstandigheden hoog geacht. (…) De invloed vanuit de omgeving op de psychische gemoedstoestand is groot geweest en heeft aanzienlijk doorgespeeld in het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen. Inherent aan de problematiek, die bij betrokkene speelt heeft ze moeite om zich niet te verliezen in andermans problemen, waarbij ze haar eigen verantwoordelijkheden en verplichtingen uit het oog verliest. De overvraging en het niet kunnen voldoen aan de eisen van het systeem en van haar ex-vriend (…), de angst voor escalatie en de confrontatie met eigen trauma’s heeft ondermeer [ertoe] geleid dat betrokkene (onder invloed van veel drugs) tot de agressieve impulsdoorbraak [is gekomen]. (…) De risicofactoren versterken elkaar onderling op negatieve wijze. Achteraf doorvoelt betrokkene de ernst van wat er is gebeurd en is er ook sprake van een aanzienlijke lijdensdruk. Ze voelt zich misbruikt door het systeem maar loopt niet weg voor haar eigen verantwoordelijkheid namelijk dat ze hulp nodig heeft om een geweldsrecidive in de toekomst te voorkomen. (…) Om de kans op recidive te verkleinen wordt een langdurig en intensief behandelen begeleidingscontact met een FPK nodig geacht, met daarnaast een Reclasseringstoezicht ter controle van de voortzetting van begeleidings- en behandelafspraken. Be-trokkene wordt vanwege de aard en ernst van de stoornissen niet in staat geacht om de risicofactoren voor recidive en een behandeling zelf te organiseren en te verwezenlijken. Zij is daarvoor afhankelijk van een zorgnetwerk dat om haar heen moet worden opgebouwd. Behandeling en begeleiding zal intensief zijn en moet in eerste instantie vanuit een klinische behandelsetting worden opgestart. Een behandeling en begeleiding in het kader van een TBS wordt nodig geacht. Indien de strafmaat dit toelaat, gaat de voorkeur uit naar een TBS met voorwaarden.”
Dit advies en de bevindingen komen overeen met die van de mederapporteur dr. [psychiater].
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van voornoemde rapportages, die de rechtbank overneemt en tot de hare maakt, vast dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen geachte feit, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Voorts is er sprake van een aanzienlijk recidivegevaar.
De rechtbank acht het, gelet op de aard en de ernst van het bewezen geachte feit en hetgeen is gebleken omtrent de persoon van verdachte, niet verantwoord verdachte, zonder dat dit gevaar is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd – waartoe behandeling een bijdrage zou kunnen leveren –, in de maatschappij te laten terugkeren. Nu de ernst van het feit een forse gevangenisstraf rechtvaardigt ziet de rechtbank geen ruimte voor de oplegging van een TBS met voorwaarden en acht de rechtbank een TBS met dwangverpleging aangewezen.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit, de veilig-heid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De maatregel wordt voorts gegrond op het door verdachte begane misdrijf, dat behoort tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1? van het Wetboek van Strafrecht. Het betreft een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in artikel 38e Sr.
Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschikkingstelling gelasten en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden ver-pleegd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. Deze straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen vraagt de ernst van het feit in beginsel een hogere gevangenisstraf, maar gelet op de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank hiertoe niet overgaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 47 en 289 van het Wetboek van Straf-recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. C. van Linschoten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2013.
mr. Hovens is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.