ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ9994

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
137140 ESRK 13-306
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.G.M.Th. Weijers-van der Marck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot omgangsregeling met een hond en partneralimentatie

In deze zaak heeft de vrouw verzocht om een bijdrage van de man in haar levensonderhoud van € 800 per maand, en heeft de man verzocht om een omgangsregeling met de hond. Tijdens de zitting heeft de man aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de partneralimentatie, waardoor dit verzoek van de vrouw werd toegewezen. De rechtbank heeft echter de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met de hond. De rechtbank overweegt dat de voorlopige voorzieningen die voor de duur van de echtscheidingsprocedure kunnen worden verzocht limitatief zijn opgesomd in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Omgang met dieren is hierin niet geregeld, en de rechtbank concludeert dat de door de man verzochte ordemaatregel niet onder de opsomming van artikel 822 Rv valt. De rechtbank wijst erop dat de hond niet kan worden beschouwd als een goed voor dagelijks gebruik, zoals bedoeld in artikel 822 lid 1 onder b Rv. De rechtbank heeft de stelling van de man dat zijn verzoek gegrond moet worden beschouwd op basis van dit artikel gepasseerd, omdat de hond voor hem geen andere functie vervult dan die van gezelschapsdier. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de man niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, en heeft de alimentatieverplichting van de man aan de vrouw vastgesteld op € 800 per maand, te betalen bij vooruitbetaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team familierecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 137140 ESRK 13-306
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 9 april 2013
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaats, gemeente],
verzoekster, verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. C.A. Prinsen te Doetinchem,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [plaats, gemeente],
verweerder, verder te noemen de man,
advocaat: mr. R. Mulder te Lichtenvoorde.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 18 maart 2013;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 28 maart 2013;
- het journaalbericht met bijlagen van mr. Prinsen van 29 maart 2013;
- het proces-verbaal van de terechtzitting op 2 april 2013.
Het verzoek
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van haar levensonderhoud met een bedrag van € 800,-- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het verweer
De man verzoekt het verzoek van de vrouw omtrent de bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud af te wijzen, althans een zodanig bedrag te bepalen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren. Daarnaast verzoekt de man te bepalen dat hij de [hond] (hierna te noemen: de hond) elke vrijdag van 18.00 uur tot zondag 22.00 uur ter beschikking heeft, waarbij de man de hond bij de vrouw ophaalt en daar weer terugbrengt.
De beoordeling
Alimentatie
Ter terechtzitting heeft de man aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie. Nu de man niet langer verweer voert tegen dit verzoek van de vrouw, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van partneralimentatie toewijzen.
Omgangsregeling hond
Met betrekking tot het zelfstandig verzoek van de man een omgangsregeling tussen hem en de hond vast te stellen overweegt de rechtbank als volgt. De voorlopige voorzieningen die voor de duur van de echtscheidingsprocedure kunnen worden verzocht zijn limitatief opgesomd in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarin is omgang met dieren niet geregeld. Evenmin voorziet het artikel in het treffen van een gebruiksregeling met betrekking tot een gemeenschappelijk goed, zoals het verzochte door de man juridisch gekwalificeerd is.
De rechtbank passeert de stelling van de man dat zijn verzoek moet worden beschouwd als gegrond op het bepaalde onder b van voormeld artikel (afgifte van een goed voor dagelijks gebruik). Uit de stellingen van de man blijkt niet dat de hond voor hem een andere functie vervult dan die van gezelschapsdier. Een gezelschapsdier kan - anders dan een bijvoorbeeld een hulpdier of een dier ter uitoefening van beroepsbezigheden - naar het oordeel van de rechtbank niet worden beschouwd als een goed voor dagelijks gebruik als bedoeld in artikel 822 lid 1 onder b Rv. Bovendien gaat het in dat artikelonderdeel om een ordemaatregel die een eenmalige overdracht beoogt te bewerkstelligen van goederen van de ene naar de andere partij en niet om een gedeelde gebruiksregeling zoals door de man wordt verzocht. Nu de door de man verzochte ordemaatregel niet valt onder de opsomming van artikel 822 Rv (en niet onder artikel 823 Rv) kan hij, gelet op het bepaalde in artikel 821 Rv in de onderhavige procedure niet in zijn verzoek worden ontvangen.
De beslissing voor de duur van het geding
De rechtbank:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek een omgangs- c.q. gebruiksregeling met betrekking tot de hond vast te stellen;
bepaalt dat de man € 800,-- (achthonderd euro) per maand aan de vrouw zal betalen voor haar levensonderhoud, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.G.M.Th. Weijers-van der Marck, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.