ECLI:NL:RBGEL:2013:BZ9997

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
129426 FA RK 12-642
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing en gevolgen voor co-ouderschapsregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 8 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de moeder en de vader van twee minderjarige kinderen, [kind A] en [kind B]. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats, gemeente]. De vader was het hier niet mee eens en vorderde dat de kinderen bij hem zouden blijven wonen. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de kinderen afgewogen. De moeder stelde dat zij samen met haar nieuwe partner een leven wilde opbouwen in [plaats] en dat dit in het belang van de kinderen zou zijn. De vader voerde aan dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de band tussen hem en de kinderen, en dat de kinderen uit hun vertrouwde omgeving gehaald zouden worden.

De rechtbank oordeelde dat het belang van de moeder om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het voortzetten van het co-ouderschap. De rechtbank concludeerde dat de moeder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de verhuizing niet schadelijk zou zijn voor de kinderen en dat zij in [plaats] een goede toekomst voor hen kon bieden. De rechtbank verleende de moeder vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen en stelde een nieuwe regeling voor de zorg- en opvoedingstaken vast. De kinderen zouden om de week bij de vader verblijven en daarnaast een woensdagmiddag per drie weken. De rechtbank benadrukte dat de ouders in gelijke mate verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van de kinderen en dat de nieuwe regeling in het belang van de kinderen is.

De rechtbank compenseerde de proceskosten, aangezien het een procedure betreft over gezamenlijke kinderen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 129426 FA RK 12-642
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 8 april 2013
in de zaak tussen:
[moeder],
verder te noemen de moeder,
wonende te [plaats, gemeente],
advocaat: mr. J.P. Wolters te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
en
[vader],
verder te noemen de vader,
wonende te [plaats, gemeente],
advocaat: mr. G.M.J. Winters te Winterswijk.
Het verdere procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 13 juni 2012;
- het journaalbericht van mr. Wolters van 4 december 2012;
- het aanvullend verzoekschrift met bijlage, ingekomen ter griffie op 5 december 2012;
- het journaalbericht met bijlage van mr. Wolters van 7 maart 2013;
- het verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, ingekomen op 11 maart 2013;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 18 maart 2013.
De verdere beoordeling
Bij tussenbeschikking van 13 juni 2012 is als volgt beslist:
“alvorens verder te beslissen:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken over [kind A], geboren op [2008 te plaats] en [kind B], geboren op [2010 te plaats], voor de duur van het geding zolang de rechtbank nog geen beslissing heeft gegeven, aldus:
- dat [kind A] en [kind B] om het weekeinde van vrijdag 15.00 uur tot maandag 08.15 uur bij de vader verblijven;
- dat de vader iedere dinsdag [kind A] van school ophaalt en [kind B] ophaalt bij de moeder;
- dat de vader iedere donderdagochtend om 08.15 uur [kind B] en [kind A] ophaalt bij de moeder en dat hij [kind A] naar school brengt en de moeder [kind A] weer van school ophaalt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt mr. Wolters de rechtbank één week voor de hierna te melden zittingsdatum schriftelijk te informeren over de uitkomst van voormeld onderzoek van [kind A] met overlegging van de onderzoeksbevindingen (verslaggeving), met afschrift aan mr. Winters en de raad,
verzoekt mrs. Wolters en Winters de rechtbank één week voor de hierna te melden zittingsdatum een ouderschapsplan over te leggen, met afschrift aan de raad;”
Blijkens nadien overgelegde berichtgeving van mr. Wolters blijkt dat partijen gesprekken voeren bij Lindenhout over het opstellen van het ouderschapsplan, dat de gesprekken nog niet tot het vaststellen van een ouderschapsplan hebben geleid en dat een probleem vormt de verblijfplaats van de kinderen bij de moeder, omdat zij voornemens is te verhuizen.
De moeder heeft (vervolgens) een aanvullend verzoekschrift ingediend. Zij verzoekt dat de rechtbank bij beschikking aan haar (vervangende) toestemming zal verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats, gemeente], met bepaling van een zodanige regeling van de zorg- en opvoedingstaken die de rechtbank juist acht.
Zij voert daartoe aan dat zij samen met haar nieuwe partner en de kinderen een leven wil opbouwen.
De vader heeft een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek ingediend.
Hij verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dit toelaat,
- zal bepalen dat het aanvullend verzoek van de moeder tot vervangende toestemming verhuizing met een aanpassing verdeling zorg- en opvoedingstaken zal worden afgewezen, en
- zal bepalen dat de kinderen beiden hun hoofdverblijf bij de vader zullen hebben, met bepaling van een zodanige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken die de rechtbank juist acht, kosten rechtens.
Hij voert daartoe aan dat de zorg tussen partijen thans ongeveer bij helfte is verdeeld, dat de huidige regeling naar tevredenheid verloopt en goed is voor het welbevinden van de kinderen. Indien de moeder wenst te verhuizen, is het in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de vader krijgen.
De moeder heeft de rechtbank verzocht het zelfstandig verzoek van de vader af te wijzen.
Tussen partijen is onverkort in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [kind A] en [kind B]. Thans is tevens de hoofdverblijfplaats van de kinderen in geschil en het voornemen van de moeder om met [kind A] en [kind B] te verhuizen.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen ouders ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
Op grond lid 2 van voormelde bepaling kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan – onder meer – omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
verhuizing
De moeder heeft het voornemen om met [kind A] en [kind B] naar [plaats] te verhuizen en de vader kan zich daarmee niet verenigen. Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, heeft de moeder toestemming van de vader nodig als zij met de kinderen wil verhuizen.
De vader is het niet eens met de verhuizing van [kind A] en [kind B] omdat hij van mening is dat de verhuizing niet in hun belang is. Hij voert daartoe aan dat als gevolg van een verhuizing het contact tussen hem en [kind A] en [kind B] beduidend minder zal zijn en dat in een dergelijk geval van een 50/50 regeling geen sprake meer kan zijn. Ook van bemoeienissen van zijn kant met zaken uit het dagelijkse leven van de kinderen zal in sterk verminderde mate sprake zijn. Ook zullen volgens de vader de belangen van de kinderen worden geschaad door een verhuizing. De kinderen worden door een verhuizing naar [plaats] uit hun vertrouwde omgeving gehaald en zouden van school moeten veranderen. Voor [kind A], bij wie gedacht wordt aan een stoornis in het autistisch spectrum, is rust, orde en regelmaat nog belangrijker dan dat normaal gesproken al voor alle kinderen is, aldus de vader.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Partijen zijn in augustus 2011 feitelijk uiteen gegaan. De relatie is in december 2012 definitief beëindigd. Na uiteengaan in augustus 2011 hebben partijen de zorg- en opvoedingstaken aldus verdeeld dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en bij de vader zullen verblijven iedere dinsdag, iedere vrijdagmiddag tot zaterdagmiddag en iedere zondagmiddag tot maandagochtend. Weliswaar is niet gesproken over de term ‘co-ouderschap’, echter gelet op voormelde feitelijke afspraak tussen partijen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken was naar het oordeel van de rechtbank daarvan de facto wel sprake. Na de mondelinge behandeling van 8 juni 2012 zijn partijen, voor de duur van het geding dat er nog geen is beslissing is genomen, in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek van [kind A] en de verplichting van ouders om een gezamenlijk ouderschapsplan op te stellen, een voorlopige regeling ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen, die een beperking van het aandeel van de vader meebracht. Hetgeen de moeder nu vraagt beëindigt het co-ouderschap en daarmee zou het aandeel van de vader in de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen – nog verder – worden teruggebracht naar een ‘uitgebreide’ omgangsregeling. De moeder heeft een nieuwe partner. Voor een groot gedeelte kan reeds worden gesproken van samenwonen met hem, nu haar partner doordeweeks regelmatig bij haar verblijft en andersom de moeder met de kinderen in de weekenden bij haar partner. Zij en haar partner verwachten in september een kind (en de kinderen een halfbroertje of –zusje).
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna de raad, ziet geen belemmeringen voor een verhuizing voor de kinderen. Volgens de raad ligt daarin geen doorslaggevend probleem. De vrees van de raad is daarin gelegen dat door de verhuizing een regeling ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de kinderen wordt teruggebracht naar een minder contact dan tot op heden. Daarbij wenst de raad op te merken dat een co-ouderschaps¬regeling kinderen wel moet passen en dat sommige kinderen meer gebaat zijn bij één plek om te wortelen. Wat de rechtbank ook zal beslissen, van groot belang is dat beide ouders naar de kinderen toe de status quo van de kinderen zullen legitimeren, aldus de raad.
De rechtbank merkt op dat uit het bepaalde in artikel 1:253a BW volgt dat de rechter een zodanige beslissing neemt als deze in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal bij deze beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen (HR 25 april 2008, NJ 2008, 414).
Vooropgesteld dient te worden dat naar het oordeel van de rechtbank beide ouders in gelijke mate geschikt zijn te achten om zorg te dragen voor de (dagelijkse) opvoeding van de kinderen. De moeder heeft, anders dan zij stelt, niet aannemelijk gemaakt dat zij een beter voorbeeld voor de kinderen is en dat zij hen nu en voor de toekomst opvoedkundig een betere begeleiding kan bieden. Uit het onderzoek van Lindenhout is gebleken dat de moeder pedagogische kwaliteiten heeft, die ze inzet zodat [kind A] zich zo goed mogelijk kan ontwikkelen en dat zij in staat is de kinderen door middel van afspraken en regels structuur te bieden. Daar waar de moeder dat door middel van opvoedingsondersteuning heeft moeten leren, blijkt dat de vader, zonder hulpverlening, de specifieke pedagogische benadering van – met name [kind A] – reeds vaardig is en toepast. Dat maakt dan ook dat hij in mindere mate problemen in het gedrag van [kind A] ervaart en hij vanuit zijn opvoedingsmethodiek goed in staat is dat gedrag van [kind A] te reguleren en te corrigeren. De stelling van de moeder omtrent reinheid en voeding zal de rechtbank passeren, nu dat door haar niet nader is onderbouwd.
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of bij een verhuizing van de moeder het contact tussen de vader en de kinderen onacceptabel gereduceerd wordt; anders gezegd: kan in het geval van een verhuizing de inhoud van het contact, alsook de frequentie op een aanvaardbaar peil blijven. De verzorgende ouder heeft, als ieder ander, het recht zich vrijelijk te verplaatsen binnen het grondgebied en zijn verblijfplaats te kiezen. Het niet toestaan aan de moeder om met [kind A] en [kind B] te verhuizen naar [plaats] maakt niet rechtstreeks inbreuk op dit recht. De moeder kan zich immers zonder de kinderen in [plaats] vestigen. De vrijheid van de moeder om met de kinderen in [plaats] te gaan wonen kan evenwel worden beperkt op een wijze die in de wet is voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, in casu de rechten van de vader. Een verhuizing naar [plaats] van de moeder met de kinderen brengt met zich dat het aandeel van de vader in de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt beperkt. Hoewel, zoals reeds hiervoor is overwogen, de facto sprake is geweest van een co-ouderschapsregeling waarbij tussen de beide ouders niet alleen sprake was van gelijkwaardigheid maar ook van gelijkheid in tijd, is ook voldoende aannemelijk geworden dat het accent in de dagelijkse verzorging en opvoeding bij de moeder heeft gelegen, gelet ook op de wijze waarop na het uiteengaan van partijen het co-ouderschap in de oorspronkelijke regeling tot uitvoering is gekomen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen sinds het uiteengaan van partijen ook bij de moeder is geweest.
Hoewel de mogelijkheden voor invulling van de zorg- en opvoedingstaken voor de vader zullen afnemen, kan met een wijziging in frequentie en inhoud het contact wel aanvaarbaar aanvaardbaar worden geacht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor de instandhouding van de band tussen de vader en de kinderen een verhuizing daaraan niet in de weg staat. Het openbreken van de co-ouderschapsregeling moet naar het oordeel van de rechtbank voor de vader dan wel gecompenseerd worden met een zeer ruime omgangsregeling.
Voorts is het toekomstperspectief van de moeder met de kinderen in [plaats] van belang. De moeder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij reeds weet welke school de kinderen zullen bezoeken en dat dit een school is met extra faciliteiten op het gebied van de problematiek van [kind A], alsook dat de hulpverlening ten behoeve van [kind A] ingeval van verhuizing gecontinueerd kan worden, hetgeen de vader ook niet heeft betwist. Niet aannemelijk acht de rechtbank dat de verhuizing v veel onrust voor de kinderen met zich zal brengen of anderszins impact op de kinderen zal hebben. Zoals de raad ter zitting naar voren heeft gebracht zijn kinderen, ook met problematiek zoals die van [kind A], in staat zich snel aan een nieuwe (leef- en woon)situatie aan te passen. Het verweer van de vader dat het niet in het belang is van de kinderen dat zij uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald volgt de rechtbank niet. Op zich is het waar dat hechting van kinderen aan de vertrouwde naaste omgeving een belangrijk aspect van het belang van het kind is. Daartegenover staat echter dat een verhuizing op langere termijn ook positieve effecten heeft op de persoonlijke ontwikkeling van een kind. Gelet op de leeftijd van de kinderen, vijf en twee jaar oud, hoeft een verhuizing zeker geen belemmering voor hun ontwikkeling te zijn.
Ten slotte is eveneens relevant het belang van de moeder zelf, het belang van het kind waarvan de moeder zwanger is en het belang van haar nieuwe partner bij een verhuizing. De moeder heeft verklaard dat zij in september van haar partner een kind verwacht. Indien de moeder met de kinderen in [plaats] moet blijven wonen, indien de rechtbank geen toestemming geeft voor de verhuizing, zal de moeder haar tijd en aandacht moeten verdelen tussen haar gezin met [kind A], [kind B] en de baby en met haar nieuwe partner, de vader van haar nog ongeboren kind. De rechtbank is van oordeel dat de moeder de gelegenheid dient te krijgen om met [kind A] en [kind B] en haar partner in [plaats] een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, temeer nu zij met haar partner een kind verwacht. Zij heeft aannemelijk gemaakt dat zij daarbij een rechtens te respecteren belang heeft. Ook haar partner en het thans nog ongeboren kind hebben belang bij een gezamenlijk gezinsleven. Indien de moeder het recht wordt onthouden om te verhuizen zal dat betekenen dat zij met de kinderen in [plaats] blijft wonen en haar partner, die een koopwoning in [plaats] bewoont, waarvan reeds is gebleken dat hij die woning tot nu toe niet heeft kunnen verkopen, genoodzaakt is in [plaats] te blijven wonen. Aan de moeder, [kind A], [kind B] en de –thans nog niet geboren – baby worden in dat geval een gezinsleven samen met de partner van de moeder onthouden.
De rechtbank is, alle omstandigheden in aanmerking , van oordeel dat het belang van de moeder (en dat van haar partner en hun ongeboren kind) om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang dat de vader heeft bij voortzetting van het co-ouderschap. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om toestemming tot verhuizing/verplaatsing van haar hoofdverblijf met de kinderen naar [plaats] dan ook toe.
hoofdverblijfplaats
In het verlengde van en in samenhang met voornoemd oordeel ter zake de toestemming tot verhuizing alsook het oordeel dat beide ouders even geschikt zijn om zorg te dragen voor de dagelijkse opvoeding van de kinderen, wijst de rechtbank het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind A] en [kind B] af, nu er onvoldoende aanleiding is om de huidige hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder te wijzigen. Alleen de voorgenomen verhuizing is daarvoor onvoldoende.
verdeling zorg- en opvoedingstaken
Zoals de rechtbank reeds hiervoor heeft overwogen dient de beperking van de zorg- en opvoedingstaken bij vader gecompenseerd te worden met een ruime “omgangsregeling”, echter zonder dat daarbij de belangen van [kind A] en [kind B] worden veronachtzaamd. Een regeling met wekelijks een doordeweekse dag of middag acht de rechtbank, gelet op sociale activiteiten (spelen met vriendjes en vriendinnetjes in de eigen woonomgeving, sport, verjaardagsfeestjes, en anderszins) niet in het belang van [kind A] en [kind B]. Dat sprake dient te zijn van meer dan een reguliere weekendregeling acht de rechtbank opportuun en ook niet strijdig met het belang van de kinderen. De vader dient telkens steeds twee lange weekenden achtereen met de kinderen te kunnen doorbrengen, waarna de kinderen daaropvolgend één weekend bij de moeder kunnen verblijven, Daarnaast zullen de kinderen een keer in de drie weken een woensdagmiddag bij de vader doorbrengen. De vakanties en feestdagen zullen bij helfte tussen de ouders worden verdeeld.
De rechtbank beslist, in het belang van de kinderen, daartoe als volgt.
ouderschapsplan
Hoewel de rechtbank in voormelde tussenbeschikking heeft overwogen dat de ouders ter bevordering van de invulling van een zorgvuldig gezamenlijk ouderschap en ter voorkoming van conflicten, als het onderhavige, gezamenlijk een ouderschapsplan dienen op te stellen, is gebleken dat de gesprekken bij Lindenhout (nog) niet tot een dergelijk plan hebben geleid. Bij gebreke van een ouderschapsplan voorziet de rechtbank met onderhavige beslissing (voor een deel) daarin.
proceskosten
De rechtbank zal de proceskosten compenseren, nu het een procedure betreft over hun gezamenlijke kinderen.
De beslissing
De rechtbank:
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met
[kind A], geboren op [2008 te plaats] en
[kind B], geboren op [2010 te plaats]
te verhuizen naar [plaats, gemeente];
wijzigt de regeling van augustus 2011 als volgt:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen aldus:
- dat zij, met tussenpoos van één weekeinde bij de moeder, steeds tweemaal achtereenvolgend het weekeinde van vrijdag 15.00 uur tot maandag 08.15 uur bij de vader zullen verblijven, waarbij de ouders bij helfte zorg zullen dragen voor het (terug)brengen en halen van de kinderen, in onderling overleg nader te bepalen;
- dat zij eenmaal per drie weken de woensdagmiddag bij de vader zullen verblijven;
- dat zij de helft van alle schoolvakanties en feestdagen bij de vader zullen verblijven, en dat de invulling daarvan tussen partijen in onderling overleg wordt geregeld;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.